Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

(2) Gelijk ons bleek, schuilt dus de fout van

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

(2) Gelijk ons bleek, schuilt dus de fout van

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. Van Ronkel hierin, dat hij niet behoorlijk onderscheidt.

Dat de kerk van Christus één lichaam is, hetwelk organisch bestaat, loochent geen onzer. Allen zijn het daarover eens. Niemand die aan de Heilige Schrift vasthoudt, ontkent het. Het organisch bestaan van het Lichaam van Christus is daarvoor al te duidelijk in de Heilige Schrift geopenbaard.

Ook stemt een iegelijk toe, dat alle plaatselijke kerken ól geen kerken zijn en dus slechts door aanmatiging dien naam voeren, óf wel dat ze, naar heur oorsprong en wezen, organisch met dit ééne Lichaam van Christus saamhangen.

Maar als we nu komen tot de geïnstitueerde kerken, moet behoorlijk onderscheid worden gemaakt.

Alle leden van het Lichaam van Christus behooren organisch tot zijn Lichaam.

Zijn er dus in eenige plaats leden van dit Lichaam, zoo bestaat voor Gods aangezicht in die stad of in dat dorp een deel van de kerk des Heeren, die organisch behoort tot het ééne Lichaam van Christus. En overmits er saamhang ook der geslachten is, zoo ziet God de Heere voor zijn heilig aangezicht ook het organisch verband, waarmee deze kerk van nu met de kerk van voorheen en van straks saamhangt.

Maar geschiedt er niets meer, dan treedt deze kerk als kerk nog niet in het zichtbare op. Dan weet God het wel dat ze er is, en kunnen de geloovigen wel een vermoeden of wetenschap van haar bestaan hebben, maar ze is als kerk nog niet geopenbaard.

Zal dit geschieden, dan moet de ééne geloovige met den anderen in aanraking treden; hetzij door toedoen van een voorganger die van elders wierd gezonden, en ze saamroept, hetzij doordien ze uit eigen beweging, na van elkander gehoord te hebben, zich aan elkaar aansluiten.

ben, zich aan elkaar aansluiten. Zoo eerst vormen ze ook voor het uitwendige een verband; een verband daarin uitkomend, dat ze saam uitspraken wat ze saam belijden, maatregelen nemen om den dienst des Woords en der Sacramenten in te stellen, en zekeren regel vaststellen voor het beleid der zaken.

Alzoo eerst ontstaat de zichtbare kerk, of wat men noemt een kerkelijk instituut, in onderscheiding van de kerk als organisme.

Wie juist onderscheidt, vestigt dus het oog op tweeërlei. Ten eerste op de innerlijke uitgroeiing van een plaatselijke kerk uit het Lichaam van Christus; iets wat geheel organisch toegaat en van den wil van menschen onafhankelijk is. Maar ook ten tweede de uitwendige openbaring van deze plaatselijke kerk en haar optreden als instituut; , iets waarbij de mensch zelf haxv-, delend optreedt.

Krachtens ditzelfde beginsel nu ontstaat ook het kerkverband tusschen verschillende kerken, hetzij over heel de wereld, in een rijk, of in een provincie.

Dat in de wereld, in een land, of in een gewest de geestelijke kerk van Christus ontstond en voortbestaat, is het werk van den Middelaar en gaat organisch toe. Overal waar dus van deze kerk iets in de wereld wordt ingebracht, hangen al deze deelen inwendig, als deelen van één organisme, organisch saam. De kerk van Leiden hangt organisch saam met de kerk in Parijs, in New-York, in Praetoria. Nooit kan deze organische band ontbreken. Waar die ontbreekt is een schijnkerk, geen kerk van Christus, Alle kerken dus die in de wereld, in een land of in een provincie later in openlijk verband treden, staan reeds onderling in organisch verband, eer ze dit organisch verband ook institutair tot openbaring brengen.

Maar laat men het daarbij, en doen de kerken zelve niets, dan blijft het hier ook bij. D. w. z, dan hangen ze organisch saam, maar dit organisch verband blijft voor het uitwendig verband werkeloos.

Gaat daarentegen de drang van dit organisch verband, door gehoorzaamheid aan Gods Woord, werken, dan treedt wederom de mensch, en in casu de geïnstitueerde plaatselijke kerk, handelend op. Men treedt in overleg, men onderhandelt, en bepaalt op welke belijdenis men kerkelijk saam zal leven en naar welke regelen.

Spreekt ge nu van kerkverband, dan bedoelt niemand daarmee den organischen saamhang van het ééne Lichaam van Christus, om de eenvoudige reden, dat de deelen van één lichaam niet saam zijn gebonden^ maar saamhangen. Met kerkverband heeft men het oog öp

de openbaring van dezen organischen saam* hang en van deze saamhoorigheid in het uitwendig instituut.

En dit kerkverband nu komternietvanzelf, is er niet zonder meer, maar komt eerst op en ontstaat, zoo de geloovige en de plaatselijke kerken handelend optreden en het leggen.

Dit komt o. a. sterk daarin uit, dat de Gereformeerde kerken in het Lichaam van Christus organisch saamhangen met deLutersche kerken, en 6.2X^o< ^ëikkerkverband tusschen beide ontbreekt. Eenvoudig omdat het eerste beding, om tot kerkelijk verband te komen, is eenheid in belijdenis, en deze eenheid van belijdenis tusschen Gereformeerden en Lutherschen ef niet is»

Op dit punt echter treedt nu Dr. Van Ronkel met zijn 13, 14 en isde stelling op, die aldus luiden: XIII. Het kerkelijk verband, als cenfederató/(bondgenootschappelijk) gedacht, strijdt met het ware begrip en wezen der Kerk, met haar oudste oorsprongen, met de Belijdenis en met hare Geschiedenis.

XIV. Het kerkelijk verband confederatief te nemen is zuiver Arminiaansch, van leerstellig standpunt beschouwd.

XV. Dergelijk verband huldigt den vrijen Wil en de uitspraken der vrije Rede als grondslag van het Kerkverband. Het is dus in beginsel èn Arminiaansch èn Sociniaansch.

Men ziet, de aanklacht is zwaar: Zuiver Arminiaansch, en nog Sociniaansch op den koop toe! Zullen we zeggen, welken indruk deze aanklacht op ons maakt?

Dezen, dat Dr. Van Ronkel zeer goed weet, hoe ons volk niets zoozeer haat als den naam van Arminiaansch, en dat hij nu acht, het publiek onzer kerken op zijn hand, en de Doleantie er onder te krijgen, zoo hij maar luidkeels roept, dat wij in het Arminiaansche spoor treden.

Of vergissen we ons hierin, en is Dr.

Van Ronkel hier geheel te goeder trouw, zij dan uitgesproken, dat de lichtvaardigheid heur wederga zoekt, waarmee Dr. Van Ronkel hier over het stelsel van zijn tegenstander vonnis strijkt, zonder er blijkbaar iets van te begrijpen.

Want, ja, dit geven we Dr. Van Ronkel toe, zoo we ooit gedacht, gedroomd of gezegd hadden, dat de geloovigen of de kerken •vrij waren, om a.\s sou vereine machten, naar eigen wilkeur, afgaande op de rechten van hun rede, eigenmachtig en geheel naar believen, hét kerkelijk verband al of niet, zus of zoo te leggen, dan ware hij met deze aanklacht volkomen in zijn recht, en was de beschuldiging van Arminianisme onafwijsbaar.

Maar ieder die ooit de Heraut las, en 'las wat de Heraut over kerkverband schreef, weet dat de Heraut dit onzinnig stelsel niet slechts nimmer verdedii; d, maar steeds principieel bestreden heeft.

Dit stelsel toch is niets dan het huidige Collegiaal stelsel, waar geheel de organisatie der Nederlandsche Hervormde kerk op rust, en dat bloeit zeer zeker op den Pelagiaanschen wortel.

En gaat het nu aan, om in publieken geschrifte het door óns verdedigde Con-/ederatief kerkverband tot tentoonstelling te veroordeelen, en dan iop de schabel niet het beeld van het door ons beleden, maar van het door ons bestreden kerkverband te plaatsen?

Ons stelsel hield en houdt in: i". dat noch de geloovigen noch de kerken bij het aangaan van kerkverband optreden als vrije machten, die naar eigen goeddunken kunnen handelen, maar dat én geloovigen én kerken optreden als staande onder de souvereiniteit van Christus als onzen Koning, 2". Dat noch de geloovigen noch de kerken vrij zijn, om al dan niet in kerkverband te treden, maar dat ze dat doen moeten voorzoover het naar zijn bevel kan. 3". Dat ze bij het leggen van dit kerkverband niet zelf stipulatiën hebben uit te denken, maar te handelen hebben in gehoorzaamheid aan Gods Woord, En eindelijk, 4". dat ze wV^ vrij zijn zulk kerkverband aan te houden, zoodra het in strijd komt met den geopenbaarden wil des Heeren.

In ons stelsel heerscht dus van den aanvang tot den einde de overhoogheid van Christus als onzen Bouverein, de gehoorzaamheid van geloovigen en kerken aan zijn Woord, en het stellig verbod om ooit op eenig punt óf de rede óf den vrijen wil tegen het Woord Gods of den wil des Heeren te laten doorgaan.

Juist dus het tegendeel van Arminianisme. Juist het tegendeel van Socinianisme.

Eer uitsluiting, volstrekte uitsluiting van al wat eigenwillig, eigenmachtig en eigendunkelijk zou zijn.

Pelagianisme noch aan den aanvang, noch ïn het^ midden, noch aan het eind; maar in uitgangspunt, voortgang en eindpunt eeniglijk de Souvereiniteit des Heeren HEEREN.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's

(2) Gelijk ons bleek, schuilt dus de fout van

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's