Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE DORPSKERK.

Ons kerkje ligt aan 't einde Van 't dorp, zoo lief, alleen; En 't landvolk stroomt van heinde En ver met spoed er heen-Zijn klokje klepelt lustig Met helder maatgeluid; En noodigt ieder rustig Tot binnentreden uit. Hoe ademt alles vrede, Hoe rust thans heel natuur; Hoe stemt tot dank en bede Het Zondagmorgenuur. Hoe dringt tot bidden, danken Het heilig psilmgeruisch. Bij zoete orgelklanken, In 't need'rig bedehuis. Hier heerschen niet de grooten Met armen, sterk van macht; Wie zwak was en verstoeten Vindt door genft hier kracht. »Blijf lang hier 't volk nog troosten »En fterken in den Heer. »Trek, Leeraar! zelfs den boosten »Door voorbeeld, liefd' en leer. »En wil ze zachtkens leiden »Aan waalren, lieflijk stil; »En heel uw kudde weiden »Naar 's Heeren Woord en Wil." Z. V. D. L. We geven gaarne dit versje een plaats; het is eenvoudig en juist dat is een deugd.

DE VLOEKER.

Een klein meisje had van haar onderwijzer op school gehoord, dat geen vloeker in den hemel komt. Op zekeren dag nu hoorde zij haar vader vloeken, en ging achter de deur zitten schreien. Haar vader ontmoette haar daar en vroeg, waarom zij schreide. Het kind vertelde hem, hoe de onderwgzer haar gezegd had, dat geen vloeker in den hemel komt. Nu schreide zij, omdat zij haar vader had hooren vloeken, en zij was bevreesd, dat haar vader niet in den hemel zou komen.

De vader aarzelde eenige oogenblikken en zeide toen : «Wel, mijn lieve kind, met de hulp des Heeren zeg ik u, gij zult nimmer weer hooren, dat uw vader den naam des Heeren ijdel gebruikt of vloekt, "

»Uitden mond der jonge kinderen hebt Gij lof toebereid", zegt des Heeren Woord.

Een wijze vraa? .

Een drinker van sterken drank zeide eens tot een vroom man, die matig leefde :

»Gij behoeft mij niet te vertellen, dat het drinken van sterken drank verzwakt. Ik zeg u , het versterkt, en dit kan ik door ervaring bewijzen."

»Als ik een glas drink dan gevoel ik mij zoo sterk, dat ik wel een huis zoude kunnen neerslaan, doch wanneer ik twee. glazen neem dan zou ik er wel twee kunnen neervellen.

»Nu", zeide de ander, „ik weet niet hoe het met u is, als gij een of twee glazen hebt geledigd, maar van het geld, dal ik waarschijnlijk zoude hebben verdronken, indien ik geen Christen geweest ware, heb ik twee huizen gebouwd. In het eene huis woon ik zelf en het ander verhuur ik. Wie is er nu beter aan toe ?

AAN VRAGERS.

Hoe moet men 2 Sam. 18:18 overeenbrengen met 2 Sam. 14:27 en hoe is hoofdstuk 18:22 te verstaan?

Het een als het ander is niet onduidelijk.

In het eerstgenoemde vers wordt gezegd, dat Absalom geen zoon had, en hij dus een gedenkteeken oprichtte om zijn naam te doen voortduren. In 2 Sam. 14 : 27, wordt echter gezegd, dat Absalom drie zonen geboren werden en een dochter. Hieruit volgt dat Absaloms zonen te dezer tijd reeds gestorven waren.

Wat nu het tweede betreft (vs. 22): himdaz, Zadoks zoon, en Jonathan, Abjathars zoon, waren te Jeruzalem tijdens Absalom daar vertoefde. Zij waren daar als verspieders van Absaloms toestand en handelingen. (Zie 2 Sam. 15 : 27, 36.) Later werd dit doel aan Absalom bekend en Ahimaaz en Jonathan, die David bericht zouden brengen, kwamen te Bahurim en weken voor hun vervolgers, die Absalom hun nagezonden had, aldaar in een huis. Aldaar v/erden zij in een droge put verborgen. (Zie 2 Sam. 17:17—20.)

Deze Ahimdaz was thans in het veld bij Joab. Hij wilde nu gaarne de boodschap van de overwinning tot David brengen. Joab echter keurde dit niet goed. Hij vreesde misschien, - datjhet bericht van wat geschied was, te oinslachtig door Ahimdaz zoude worden medegedeeld en daardoor de toorn des konings tegen Ahimiaz of.ook tegen Joab zelf zoude opgewekt worden.

Joab zond Cushi dus tot David, om hel bericht aan den koning over te brengen. Wie deze Cushi geweest is, is moeielijk uit te maken.

Ahimaaz wilde toch gaarne boodschapper zijn (vs. 22). Waarom hij daar zoo op aandrong is niet juist te zeggen. Mogelijk dacht hij aan loon, misschien aan eer; want hel was een groote eer, het bericht van zulk een overwinning aan den koning te brengen.

Ahimaaz zeide tot Joab: »Wat het ook zij", alsof hij zeggen wil: daar kome van wat er wil. Joab echter staat dit verzoek tegen, want er was nu voor Ahimdaz geen voldoende reden om te gaan. (Bekwame boodschap beieekenl: voldoende, wel passende).

Toch houdt Ahimaaz aan. Eindelijk zegt Joab: »Loopheen", dat is: Ik zal uw verzoek inwilligen. Ahimiaz liep den weg van het effen veld. Hij ging langs den gebaanden weg. De geschiedschrijver Jozefus meent, dat Ahimaaz langs een pad geloopen is, dat hem alleen bekend was, en hij langs dien weg Cushi voorbij gekomen is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1889

De Heraut | 4 Pagina's