Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

"Een weg die nog uitnemender is!"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"Een weg die nog uitnemender is!"

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch ijvert naar de beste gaven; en ik wijs u eenen weg, die nog uitnemender is.

I Cor. 12 : 31.

Het is wel bang, om het uit te spreken, maar de strijd van ons zichzelf zoekend ik mengt zich tot in de rijkste openbaringen van den Heiligen Geest.

De Heilige Geest is de Bezieler van onzen geest. Van zijn inwoning verstoken en van zijn inwerking beroofd, kwijnt onze geest ontzield in ons en is tot geen ding nut.

Maar nadert de Heilige Geest ons, en kiest Hij ons hart tot zijn tempel, dan wordt er in

die donkere woning opeens een schitterend licht ontstoken, en de doffe doodsche stilte, die er heerschte, wordt afgebroken door het suizen van een heilige gebedstaai. Het is altoos nog de vuurvlam op een iegelijk van ons, en, ook waar onze lippen zich nog niet bewegen, het bidden van den Heiligen Geest in ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.

Doch daarbij blijft het niet. De Heilige Geest deelt ook gaven uit. En die gaven deelt Hij uit, niet om den uitverkorene, die ze ontvangt, zalig te maken. Met uw persoonlijke zaligheid toch hebben die ^aw^» als zoodanig niets uitstaande. Die gaven hebben een heel ander doel. Ze strekken om God Drieëenig in de kerk van Christus te verheerlijken.

Die gaven zijn altoos voor dienst. Dié ze ontving, moet ze bedienen. Er de broederen meê dienen, en er zijn God in dienen. Wie een gave ontving en er niet meê dient, is de man die zijn talent, dat hem wierd toebetrouwd, in de aarde begroef en insliep.

Nu zijn die gaven velerlei. De één ontvangt »het woord der wijsheid"; een tweede »het woord der kennis"; een derde »een geloof om bergen te verzetten"; een vierde »de gave der gezondmaking"; een vijfde »de werking der krachten''; een zesde »de gave der profetie''; een zevende de gave om »de geesten te onderscheiden''; een achtste »om in taal der verrukking te spreken"; een negende »de gave om deze taal der verrukking uit te leggen". En zoo voort.

Toch, hoe groot ook de verscheidenheid zij, al deze gaven werkt één en dezelfde Geest-Elk van deze gaven eischt een eigen wijs van dienst of bediening, maar al deze diensten staan onder de heerschappij van den éénen Christus. En ook, elk van deze gaven heeft, zoo ze bediend wordt, haar . eigen werking in de gemeente, maar al deze werkingen worden door éénen Vader geleid. Kortom, al deze gaven, al deze bedieningen en de werkingen die er uit voortkomen, werkt de ééne Heilige Geest, en Hij verdeelt die onder de uitverkorenen, niet naar zij dit verlangen, maar gelijk Hij wil. Geen doode gemeente is de gemeente des Heeren; noch ook een gemeente die enkel door het'ambt werkt. Verre vandaar is de Heilige Geest haar Bezieler, en waar rijk en heerlijk de inwoning en inwerking van dien Heiligen Geest gekend wordt, daar wordt ook de kerk bezield met een heilige bezieling, die haar tintelen doet van leven, en een schijnsel van hooger licht doet uitstralen.

En toch, het mag niet verheeld, er ligt in die gaven een gevaar, waarvoor Gods kind het oog helder open moet doen.

Immers in zulk een gave ligt iets, dat u onderscheidt; waardoor ge over een meerderen invloed beschikt; waarom anderen met zekere bewondering naar u opzien; en waardoor ge in de gemeente op den voorgrond treedt. En dit nu verleidt zoo licht, om in die gave eigen eere, in stee van de eere uws Gods te zoeken.

Dan zijn we met die gave hooglijk . ingenomen; loopen er meê te koop; maken dat ieder er van hoort; en misbruiken dit kunstig borduursel van den Heiligen Geest, om onszelven in de gemeente op een voetstuk te plaatsen.

Een diepe zonde natuurlijk. Want het is roof; het is roof in het heilige; het is een ontrooven aan den Heere wat Hem alleen toekomt. En het gevolg is dan ook, dat zulk een gave, o, zoo dikwijls de persoonlijke genade onderdrukt, den wasdom onzer eigen ziel tegenhoudt, en ons innerlijk hol, leeg en arm maakt.

En daar helpen dan de ongeestelijke lieden in de gemeente aan meê. Want die koopen dan wierook, en ontsteken dien voor u, en zwaaien u dien toe; en gaan aan uw voeten zitten; en wanen u een dienst te doen, op het eigen obgenblik dat ze de zonde der ijdelheid en der zelfverheerlijking in u voeden. Zelfs als iemand »de gave des gebeds" ontving, en zielroerend bidden mocht, ontzien deze Korach's kinderen zich niet, om u te zeggen: »hoe mooi ge gebeden hebt." Afschuwlijk ! '

Dat bederft dan uw bidden; het rooft de vrucht des gebeds aan hun eigen ziel; en maakt dat een teeder kind Gods haast bang is, om te erkennen, dat ook hij een gave heeft, uit vreeze dat ook zi/n gave hem een oorzaak tot zonde mocht worden!

En waar is nu het schild, waarop ge ook deze vurige pijl van den Satan zult opvangen?

Dat zegt de heilige apostel u in de prachtige hymne der uit God gewelde liefde, die hij in I Cor. 13 zong.

Overgezet zijn uit den dood in het leven is een vefsche weg. Gaven van den Heiligen Geest te ontvangen is een nog rijker weg. Maar dan is er nog een derde weg, die nog uitnemender is, en dat is de weg die u in de liefde Gods inleidt.

Niet als wilde Paulus zeggen: »Laat die gaven maar loopen, en zoek gij liever die hoogere zaligheid, die in de liefde Gods te genieten valt!"

Dat volstrekt niet. Hoe zou dat kunnen? Juist de liefde Gods, zoo ge ze indrinkt, zal u naar die gaven te begeeriger maken. En als de hymne der liefde in i Cor. 13 is uitgezongen, volgt er in i Cor. 14 : i dan ook onmiddellijk op: »Jaagt die liefde na en ijvert om de geestelijke gaven!"

Neen, dit wil de apostel: Ge zult geen vrede hebben met uw eigen zaligheid, maar ook dorsten naar gaven om uw God te verheerlijken. Doch om in heilige harmonie te leven, moet bij deze twee nog een derde iets bijkomen. Uw persoonlijke zaligheid; dat het eerst. Dan gaven om de glorie van den Heiligen Geest te doen schijnen; dat het tweede. Maar dan komt bij die persoonlijke verzekerdheid en die verrijking met gaven nog dit derde en nog uitnemendere bij, dat ge ook indringt in het mysterie van Gods heilige liefde, opdat deze goddelijke liefde een weerschijn doe glinsteren uit uw eigen hart.

Niet de gewone, menschelijke liefde is dus bedoeld.

Hoor maar! »A1 ware het, dat ik al mijn goed tot onderhoud der armen uitdeelde, en de liefde niet had, zoo zou het mij geen nuttigheid geven!"

Die liefde dus niet. Neen, een veel rijkere, een heel andere, een gansch hemelsche liefde. Liefde zooals God liefheeft. Liefde niet uit u lot Hem opklimmend, maar uit Hem in u neergedaald. Een liefde, die niet alleen sterker dan de dood is, maar wat veel meer zegt, sterker dan uw eigen ik en uw eigen behaagzucht en uw eigen zelfverheffing. Een liefde, waarin uw ik geheel wegsmelt, en ge innerlijk verteerd wordt door een heimwee naar het

Voorwerp uwer liefde; dat ge er onder lijdt; er de pijn van in uw binnenste vezelen gevoelt; en als God ze niet in u temperde, er van liefde onder sterven zoudt.

Langs dat vurig spoor glinstert die nog uitnemender weg.

Een weg der ziele, daarom zóó boven alles uitnemend, omdat het ja iets heerlijks is, als God u leven voor den dood geeft; iets heerlijks, als Hij u zijn gaven toevertrouwt; maar toch iets nog veel heerlijkers. als Hij uw ziel invlecht in de liefdesgemeenschap van zijn eigen Wezen, Als Hij niet maar uw Vader heet, maar zich als uw Vader aan u mededeelt, en gij als zijn wezenlijk kind die goddelijke vaderliefde verwarmend en koesterend in uw ziel voelt instroomen.

Want dan blijkt die liefde niet iets in u, dat bij het andere bijkomt, maar die liefde wordt in u het één en al. Ze vloeit in al uw overdenking. Ze dringt in al uw werk. Ze doortintelt al uw woord. Uw ik valt als het Dagonsbeeld van zijn voetstuk, en alleen die liefde oefent in u heerschappij.

En dan ja, steekt er ook in de gaven, die de Heilige Geest u toevertrouwt, voor u geen

gevaar meer. Laat dan de menschen u wierook toezwaaien, dan heeft die wierook voor u geen geurige reuke, nofch bedwelmende kracht meer. Eer walgt hij u en sluit ge u voor dien wierook af.

Dan zou het u geen rust brengen, al begroeft ge uw gaven in de aarde, want rusteloos zou uit die plek een stemme der liefde u toefluisteren, en de liefde in u zou op die plek zoeken gaan, tot ge uw talent weer vondt.

En als Satan dan nog komt, om u in uw ziel te fluisteren, dat gij met-uw rijke gaven er zoo juist de man naar zijt, om een eere en een koninkrijkje voor u zelven te zoeken, dan zou die liefde als een vuur in uwe beenderen branden gaan, en Satan zou terugdeinzen voor dien gloed.

En daarom welgelukzalig de gemeente des Heeren, die op dezen nog uitnemender weg wandelt en alzoo Gods gaven doet schitteren. - Welgelukzalig Gods kinderen, die door deze liefde verteerd, glans na glans tot Gods eere doen stralen. En driewerf • gelukzalig bovenal de bedienaren des Woords, die in deze liefdesgemeenschap met het Eeuwige Wezen zich zelven verloren, en nu lichten als starren aan het uitspansel van zijn heilige kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1889

De Heraut | 4 Pagina's