Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vraag, of het toch niet goed zou

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vraag, of het toch niet goed zou

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 8 Nov. 1889.

zijn, uw lidmaatschap van de „Nederlandsche Hervormde kerk" officieel op te zeggen, komt vooral naar aanleiding van de processen over den hoofdelijken omslag telkens weer op het tapijt.

Het kan daarom zijn nut hebben, dat ook onzerzijds deze quaestie nogmaals met een kort woord worde toegelicht.

Het „Nederlandsch Hervormd kerkgenootschap, " gelijk dit in 1816 in het leven trad, en nu, met sinds 1852 gewijzigde firma, op grond [van zijn statuut bij de Overheid bekend staat, is geen ware kerk, noch ook een valsche kerk in den zin onzer belijdenis, maar eenvoudig ^een kerk.

Geen kerk, maar een Genootschap; twee dingen die elkaar uitsluiten; en dat om de eenvoudige reden, dat in de kerk alle gezag uit den Christus spruit, en in een genootschap zijn oorsprong vindt bij de leden.

Dit Genootschap nu telt anderhalf millioen leden, en is als zoodanig het grootste genootschap, dat hier te lande bestaat.

Een echt „reuzengenootschap."

Dit Genootschap bestaat dus volstrekt niet uit 1200 kerken, alsof deze 1200 kerken zich tot een genootschap vereenigd hadden.

Kerken kunnen geen genootschap vormen. Een genootschap kan alleen gevormd door personen; en dan kan daarna dit ééne groote genootschap ondergedeeld in plaatselijke afdeelingen.

De Hooge Raad heeft er dan ook telkens nadruk op gelegd, dat (niet de kerken, maar) de leden of de personen, het statuut van 1816/52 aanvaard hadden.

_Met dit „Genootschap" nu hebben allen die in doleantie gingen, finaal, onherroepelijk en eens voorgoed en voor altijd gebroken.

Ze zagen in, dit dit Genootschap als zoodanig principieel den Christus als Koning over zijn kerk loochent; een vrucht van de beginselen der Fransche Revolutie is; en krachtens dit valsch beginsel nooit een stichting van Christus kan zijn, 'maar een stichting van Satan is, die lijnrecht tegen Christus' kerk ingaat en haar verwoesten wil.

Met heel hun hart en ziel, uit volle overtuiging hebben ze dus eiken band met dit Genootschap of College verbroken, en elke daad, waardoor ze hun volledige breuke met dit Genootschap voor God en menschen kunnen doen uitkomen en belijden, zal hun litf en een eere wezen.

Bezaten ze dus tweeërlei:1". een bewijs van hun vroegere aanhoorigheid tot de kerk van Christus met zijn diensten en sacramenten; en 2". een diploma van dit Genootschap, — dan zou niets hun liever zijn, dan morgen den dag dit diploma ten vure te doemen, en aan dit Genootschap te verzoeken, hen te schrappen als leden.

Maar nu is dit ongelukkigerwijs niet alzoo.

Hoe ook dit Genootschap met zijn onheiligen aankleve de kerk, die Christus in deze landen gesticht had, heeft weten te omstrengelen en te wurgen, toch leeft die kerk nog. Christus hield ze in stand.

Vandaar dat er nog werkelijk Sacramenten bediend wierden. Er wierd ja waarlijk gedoopt. Gedoopt natuurlijk niet door het Genootschap. Want eilieve, hoe ter wereld zou een genootschap ooit een Sacrament kunnen bedienen?

Dat kan Christus alleen in zijn kerk door zijn Dienaren.

De zaak stond dus zoo, dat het Genootschap zich om de kerk geslingerd heeft, en het lidmaatschap van de kerk met het lidmaatschap van het Genootschap ineen heeft doen smelten.

Hier nu is het gevolg van, dat ge uw attestatie niet kunt opvragen, of ge snijdt tegelijk twee banden door. Vooreerst uw band aan het Genootschap en ten tweede uw band aan uw Doop.

En om die oorzake nu oordeelen zij, dat er niets, anders op zit, dan om de attestatie niet op te vragen, maar op andere wijs aan het Genootschap duidelijk te maken, dat we onze qualiteit van leden van het Genootschap met heldere bewustheid finaal vernietigd hebben.

Dat nu vele (lang niet alle) Christelijke Gereformeerden in 1834, en daarna, over deze zaak anders dachten, lag uitsluitend hierin, dat de strijd over het Collegiale stelsel toen nog verre was, en geen hunner nog kon inzien, wat schriklijk kwaad door het Collegiale stelsel over de kerk was gekomen.

Dientengevolge konden ze nog niet onderscheiden tusschen het lidmaatschap van het Genootschap en dat der historische kerk van Christus in deze landen, waarmee ook zij niet wenschten te breken.

En zoo vroegen velen (lang niet allen) hun attestatie op, als in hun oog het eenige middel, om te verklaren, wat ook wij evenzoo verklaarden, dat ze in geen enkel opzicht meer iets met het Genootschap wilden uitstaande hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 november 1889

De Heraut | 4 Pagina's

De vraag, of het toch niet goed zou

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 november 1889

De Heraut | 4 Pagina's