Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Collegiaal stelsel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Collegiaal stelsel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

X.

De eigenlijke karaktertrek van het Collegiaal stelsel is ons dus geen geheim meer. Heimelijke toeleg van dit stelsel is het streven, om het gezag van den mensch als

burger of zijdelings als Overheid op het erf der kerk in de plaats te stellen van het gezag van God en zijnen Christus.

God met zijn Christus en zijn Woord moeten weg, en'de mensch ïast zijn vrijen wil, zijn Overheid en ziya'Wet moet het hecht in handen krijgen.

Dit is de opstand, die in dit stelsel spookt. De principieele revolutie.

Edoch —zoo valt men op dit punt van ons betoog in —• wat recht hebt gij, Calvinisten, om ons Coilegialen en Synodalen daarover hard te vallen.' Of wat is uw Presbytcriaal stelsel in den grond anders dan geheel hetzelfde systema.'' Wat gij onder den schoonen historischen titel van Gereformeerde Kerkenordening aan den man brengt, wat is het anders dan in gewijzigden vorm precies datzelfde stelsel dat ge ia ons „Coilegialen" ot „Synodalen" verfoeit.'' Dit verwijt moet ernstig onder de oogen worden gezien.

Immers deze bedenking is zoo oud als de Reformatie. j Van meet af heeft het Gereformeerde kerkrecht onder de verdenking gelegen, van, evenals het Collegiale stelsel, de kerk aan menscheiijk goedvinden over te leveren.

Dat heeft de Roomsche hiërarchie ons tegengeworpen. Da.t heeft de Luthersche kerk tegen ons gehad. En toen in Boehmer c. s. de eerste wetenschappelijke pleitbezorgers van het Collegiale stelselopstonden waren ook deze aanstonds gereed, niet slechts om zich ten behoeve van het Collegiale stelsel op den Calvinist te beroepen, maar zelfs om het kerkrecht der Gereformeerden als nog beneden het Collegiale staande, te veroordeelen.

Gelijk de Haagsche Synode in 1889 op het adres van Dr. Van Ronkel c. s. antwoordde met de verklaring, dat in haar Collegiaal sielsel de beginselen van de Kerkenordening van 1619 waren vastgehouden en nog beter ontivikkeld, zoo oordeelde in hoofdzaak ook Boehmer, Juist deze onderstelling gaf aan Prof.

Fred, van der Marck den moed, om de ondermijning van onze Gereformeerde keiken op bedekte wijze^ met heimelijke loopgraaf, te ondernemen, gelijk Prof. Rutgers dit nog onlangs in zijne rectorale oratie herinnerde. In niet geringe mate was de schijnbare overeenkomst tusschen het Collegiale en Presbyteriale stelsel oorzaak, dat onze predikanten en gemeenteleden in 1816 voor den sprong, dien men deed, geen oog hadden. En uit geen andere omstandigheid moet het anders geheel onbegrijpelijk verschijnsel verklaard, dat de lijnrechte tegenstelling tusschen beide stelsels aan de reformatoren van 1834 niet helderder voorden geest stond; in 1868 geheel in nevelen hing; en zelfs nu sommigen minder wetenschappelijk gevormden zulk een volkomen raadsel bleef, dat zij verklaren er niets van te zien. Een gemis aan helderheid van blik, die zelfs mannen als Dr. Hoedemaker en Dr. Van Ronkel, hoezeer in het afgetrokkene en op het papier principieel tegen de Organisatie van 1816 gekant, nog steeds doet voorbijzien, dat ze ten deze met den boozen vijand van het Collegiaal stelsel te doen hadden; waaronder ze dan ook rustig blijven voortleven. Van de Confessioneele richting spreken we nu niet, daar deze nooit met de historie of met de beginselen van het kerkrecht rekende, en nooit aan andere scheepsbouwkunst deed dan aan de edele kunst van het kalefateren. Alleen Prof. Kleyn, hoewel evenmin op de hoogte van de historie van het kerkrecht, toonde in zooverre goede voelhorens te hebben, dat hij, om de Synodale organisatie te redden, Voetius van de plank wierp.

Ziehier nu hoe de zaak gelegen is.

Naar luid van Voetius en de pleitbezorgers van het Gereformeerde kerkrecht ontstaat een kerkelijk instituut of een geïnstitueerde kerk dddrdoor, dat eenige burgers zich aan elkander ontdekken, als belijders van den Christus; op grond van die belijdenis saamtreden en een soort vereeniging (societasj oprichten; voor die vereeniging eenige regelen van orde vaststellen; in conformiteit aan die regelen eenige ambtsdragers aanstellen; en nu voorts naar deze regelen leven.

Zegt men nu niets meer, dan lijkt dit metterdaad zeer veel op het Collegiaal systeem. In beide stelsels gaat: i". de actie uit van eenige burgers; 2". deze burgers vormen een vereeniging; 3". voor deze vereeniging stellen zij levensregelen of een soort van huisorde vast; 4°. op de wijze in deze regelen voorgeschreven benoemen ze eenige personen uit hun midden, om ambtsdragers te zijn; s». in sommige gevallen zetten ze deze af en stellen andere in hun plaats; en & . naar deze vastgestelde regelen en onder de leiding van deze aangestelde ambtsdragers leven ze.

Schijnbaar dus algeheele overeenkomst in de grondtrekken. Eenzelfde uitgangspunt; eenzelfde wijze van optreden; een gelijke rechtsbeschouwing over de bron van het kerkelijk gezag.

Gelijk men aan Groen van Prinsterer wel verweet: Wat gij wilt, willen de Liberalen in hoofdzaak ook, alleen zegt gij het met „^/« bischenandere Worte", zoo verweet opgrond van deze, zoo het heette, sprekende gelijkheid, ook menig canonicus aan de Presbyteriale Kerkenordening een heulen met de valsche beginselen van het Collegiale stelsel.

Wat is hier nu van aan.' Dit, dat ge, waar ook menschelijke personen handelend optreden, om een gemeenschappelijke zaak te regelen en uit te voeren, altijd deze drie vindt: i. dat zekere personen saamkomen; 2. dat ze een en ander onderling bepalen; 3. en dat ze voor de uitvoering enkelen uit hun midden aanwijzen.

Geen oogenblik denkt men er dan ook aan, te beweren, dat dit in het Gereformeerde kerkrecht anders zou zijn. Maar cum duo faciunt idem, non est idem is een spreekwoord dat Rome reeds kende, eer het Christendom zijn triomftocht onder de volken aanving, en wat beduidt: »Twee kunnen schijnbaar hetzelfde doen, zonder dat het daarom nog hetzelfde is."

En zoo nu is het ook hier.

Ook bij die schijnbare overeenkomst zal de principieele tegenstelling u dan ook terstond in het oog springen, zoo ge slechts even let op deze reeks contrasten: i". In het Collegiale stelsel komen burgers bijéén, zonder eenige andere qualiteit dan die van burgers te bezitten; — in het Gereformeerde kerkrecht daarentegen zijn de saamtredenden: belijders van den Christus.

2". In het Collegiale stelsel treden burgers saam tot het verrichten van een puur burgerrechtelijke handeling; — in het Gereformeerde kerkrecht daarentegen treden belijders van den Christus saam om, geheel afgezien van den burgerstaat, een heilige handeling te verrichten.

3". In het CollegiJe stelsel verrichten de burgers een burgerrechtelijke handeling naar eigen goedvindt: n; — in het Gereformeerde kerkrecht komen belijders van den Christus saam, om een heilige handeling te verrichten in gehoorzaamheid aan den Christus.

4". In het Collegiale stelsel stellen deze vrije burgers voor hun burgerrechtelijke vereeniging een stel regelen vast, dat voor deze vereeniging de grondwet uitmaakt; — in het Gereformeerde kerkrecht vinden de belijders van dea Christus de wet voor hun kerkelijk leven gegeven in Gods Woord.

5®. In het Collegiale stelsel ontstaat door deze eigenmachtige daad van eenige burgers eene vereeniging die zij „kerk" noemen; — in het Gereformeerde kerkrecht bestaat de kerk van Christus vooraf, en wordt voor deze bestaande kerk slechts een institttut ingericht, overeenkomstig den eisch, dien het leven dezer kerk stelt. ö". Ia het Collegiale stelsel zijn de burgers, die de vereeniging stichten, in die vereeniging souverein; — in het Gereformeerde kerkrecht is Christus de van God aangestelde souverein, en handelen zijn belijders slechts als door hem gemachtigd en in gehoorzaamheid aan zijn wil.

7". In het Collegiale stelsel verkiezen deze burgers, als souvéreine macht een bestuur, dat aan hen verantwoording schuldig is en bij hun graf'e regeert; — in het Gereformeerde kerkrecht stek Christus ambten in en ambtenaren aan, en hebben de belijders geen ander dan een verleend recht om, naar de regelen van Gods Woord, personen voor deze ambten aan te ucijzen.

8". In het Collegiale stelsel zijn de handelende burgers vrij om wat ze doen, ook te laten; zus of anders te doen; — in het Gereformeerde kerkrecht moeten ze kerkelijk optreden, ook al kostte het hun hals, en mogen ze nooit anders handelen, dan Gods Woord hun voorschrijft.

9". In het Collegiale stelsel regelen de handelende burgers zich naar den genootschapsvorm, dien de burgerlijke Overheid zus of anders instelt; — in het Gereformeerde kerkrecht daarentegen is de vorm van het instituut aan den grondvorm van het organisme der kerk gebonden.

En 10". in het Collegiale stelsel zoekt elke optredende vereeniging slechts zooveel verband met gelijksoortige vereenigingen, als haar zelve dit behaagt en doet alsdan eerst door haar handeling verband ontstaan; — in het Gereformeerde kerkrecht daarentegen moet dit verband gezocht, niet om het daardoor eerst te maken, maar om het daardoor tot openbaring te brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Collegiaal stelsel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1889

De Heraut | 4 Pagina's