Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze opmerking, dat het zaak

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze opmerking, dat het zaak

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze opmerking, dat het zaak was het woord „heilig" vóór engelen, profeten, apostelen, evangelie, sacrament enz. te herstellen, wierd door de Tijd (een Roomsch orgaan) begroet als een terugkeer tot Roomsche usantie, en een politiek blad, het Hand., greep deze vreugdebetuiging gretig aan, om den volke te verkondigen, dat blijkbaar het bondgenootschap reeds verder ging dan de politiek.

Naar aanleiding hiervan zij ons een drietal opmerkingen vergund.

De eerste is deze, dat „heilig" vóór engel, profeet, apostel enz. te gebruiken, geen „Roomsche" usantie is, maar usantie der Heilige Schrift, en op dien grond usantie van alle Christelijke kerken, ook van de Gereformeerde. De Heilige Schrift spreekt van heilige engelen in Matth. 25 : 31, Mark. 8:38, Luk. 9:26, Hand. 10:22, Openb. 14:10. Van heilige profeten in Luk. i:70, Hand. 3:21, Ef. 3:5, 2 Petr. 1:21, 2 Petr. 3 : 2, Openb. i8 : 20 en Openb. 22 : 6. Van heilige apostelen in Ef. 3 : 5 en Openb. 18:20. Van Heilige Schrift in 2 Tim. 3:15, Rom. I : 2 enz. En evenzoo wordt in onze Formulieren van eenigheid en in de Liturgie gedurig gewag gemaakt van „heilige profeten en apostelen, " van „heilige Schrift" en > heilig Evangelie, " van „heilig Sacrament" en „heilige Kerk."

Van terugkeer tot „Roomsche" usantie kan dus geen sprake zijn. Er is alleen sprake van herstel eener usantie, die op grond der Heilige Schrift aan alle Christelijke kerken gemeen is.

Onze tweede opmerking zij, dat we volstrekt niet ten onrechte waarschuwden tegen de opvatting, om toch uit dit heilig voor evangelist, apostel of profeet nimmer af te leiden, dat hiermee op hun zondeloosheid wierd gedoeld. Om het theologisch uit te drukken, het „heilig" heeft in dit gebruik volstrekt geen ethische beteekenis, maar doelt op den oorsprong van hun getuigenis.

Hiertegen nu kwam de Tijd in verzet met de opmerking, dat ook de Canonisatie der Roomsche heiligen volstrekt niet uitspreekt, dat ze zondeloos waren. Dit nu is slechts ten deele waar. De Roomsche kerk bedoelt met haar Canonisatie wel terdege een getuigenis af te leggen omtrent het heilig karakter van de personen die ze canoniseert. Wel ontkent ze niet, dat er nog iets zondigs in hen kan zijn overgebleven, maar een „heilige" die evenals de heilige Paulus zou uitroepen : „Mij, de allergrootste der zondaren", is voor haar ondenkbaar. Reeds Ambrosius Het dit punt zelfs twijfelachtig, en liet het vraagstuk, of zij nog zonden hadden, onbeslist. Hij zegt toch letterlijk: „Zij (de martelaren) kunnen bidden voor onze zonden, omdat indien ze al eenige zonden gehad hebben, ze deze door hun eigen bloed hebben uitgewischt" (si quae habuerunt peccata). De Roomsche opvatting is dan ook wel terdege, dat zulke personen een bijzonder heilig leven hebben geleid; dat God reeds op aarde dit heilig leven gekroond heeft door hen wonderen te laten verrichten; en dat op dien grond hunner gedachtenis moet geschieden in den eeredienst; dat altaren te hunner eere moeten worden opgericht; en dat de geloovigen hun tusschenkomst moeten inroepen, om te krachtiger vergeving van zonde te erlangen en in nood te worden gered. — Het uitgangspunt is en blijft dus, dat de titel van heilig zijn grond vindt in heiligen levenswandel. En dit nu, zoo herhalen we, is niet de grond, waarop we van heilige profeten en apostelen spreken, omtrent wier leven we meestal zeer weinig weten. Het „heilig" vóór apostelen en profeten beduidt uitsluitend, dat hun dienst en woord niet uit hen zelven noch uit eenige aardsche instelling was, maar rechtstreeks goddelijken oorsprong had.

Onze laatste opmerking eindelijk geldt de opmerking van de Tijd, dat wij op onze beurt broeder Bechthold canoniseerden.

Zien we wat hiervan aan is.

Onder Canonisatie verstaat de Roomsch-Katholieke kerk, dat iemand, die eerst venerabilis, en daarna beatus is verklaard, nu ten slotte door den Paus op den Canon der heiligen wordt geplaatst. En zulks op grond van zijn bijna onzondigen levenswandel en door hem verrichte wonderen. En dat wel met het gevolg, dat hij thans ook de vereering der heiligen moet ontvangen, door vermelding bij de Mis, door eigen altaar, en door invocatio ot aanroeping in den gebede.

Door ons daarentegen is van onzen diep betreurden broeder Bechthold alleen gezegd, dat, al had de Synode hem uitgebannen, Gods engelen hem bij zijn sterven in Gods Vaderhuis hebben ingedragen en dat hem daar de kroon wacht na den strijd.

Beide onze verklaring en Romes Canonisatie hebben dus niets met elkaar gemeen.

Al wat wij van onzen broeder Bechthold zeiden, is wat de Heere Jezus van den armen man in de gelijkenis zegt.

Na te lezen in Lukas 16.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 maart 1890

De Heraut | 6 Pagina's

Onze opmerking, dat het zaak

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 maart 1890

De Heraut | 6 Pagina's