Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Abàna en Phàrpar.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Abàna en Phàrpar.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zijn niet Abdna en Pharpar, de rivieren van Damascus, beter dan aile wateren van Israël; zou ik mij in die niet kunnen wasschen en rein worden ? Zoo wendde liij zich, en toog weg met grimmigheid. 2 Kon. 5:12.

Aan den voel van den Anti-Libanon, in een kleine maar prachtige vallei ligt, als in een aardsch paradijsje, nu nog het schoone Damascus. Een stad meer dan een uur gaans in omtrek, met een bevolking zoo groot als on/x konitiklijke residentie, meest door Turken bewoond, en bezet door een sterk Turksch leger.

Dit Damascus nu is altoos nog dezelfde oude stad, waarin die wondere wapensmeden tooverden, die de Damascener klingen veegden, wier vinnige - scherpte in de dagen • der kruistochten zooveel Christenbloed gekost heeft.

Nog altoos dezelfde oude stad, waarheen Saulus op weg ging, om er de kleine vergadering van Christenen te verraden, toen Christus uit den hemel hem aangreep en hem riep tot zijn apostel.

Ja, ook altoos nog dat oude Damascus, waaruit Naaraan, grootvizier van Syrië's koning, naar Elisa den profeet was getogen, om gereinigd te worden van zijn melaatschheid.

Nu schuilt de wondere bekoring van de kleine vallei, waarin Damascus ligt, vooral in haar waterpracht. Want niet slechts dat twee niet zoo kleine rivieren, de Abana en de Pharpar, heur stroomen door deze vallei naar omlaag doen vloeien; maar heur kronkelingen zijn zoo sierlijk, heur waterspiegel is zoo breed, en bovenal de wateren dezer stroomen zijn zoo spiegelhelder, dat al de natuurpracht aan haar zoomen zich in haar bedding weerkaatst. »Goudstroom" is daarom de naam, dien de Grieken aan de Abina gaven, want metterdaad het scheen wel van verre, of al het natuurgoud harer oevers zich in haar diepe, heldere, doorzichtige bedding verdubbelde.

Wie nu uit Damascus, van de boorden dier schoone Abana, naar Elisa in Israël reisde, voer straks in het pontveer over de Jordaan. En dan trof de tegenstelling. Die Abdna zoo , spiegelhelder en die Jordaan, vooral o{) die hoogte zoo troebel en drabbig. Niet onnatuurlijk düs, dat Naaman reeds bij zijn optrekken naar Elisa bij zich zelven onwillekeurig een vergelijking maakte tusschen de pracht van de Abana, die Damascus besproeide, en die onooglijke, niets uitlokkende Jordaan.

Én zie, nu komt Naaman, met een aanbevelmgsbrief van Israels koning, uit Samaria bij Elisa aan; en Elisa nam bijna geen notitie van hem; kwam niet eens aan de voordeur; maar liet hem door zijn dienstbode weten, dat hij, Naaman op staanden voet naar Damascus kon terugreizen, en zich, bij de Jordaan gekomen, slechts zevenmaal in de Jordaan te baden had, om frisch en gezond en van zijn melaatschheid gereinigd naar het paleis te Damascus terug te kunnen gaan.

En dat nu vond Naaman verschrikkelijk.

Hij, de trotsche grootvizier van het prachtige Damascus, die met koninklijke equipage voor de deur van dien eenzamen kluizenaar had stilgehouden, had gedacht, dat Elisa, verbaasd over zooveel staatsie, zou zijn uitgekomen, en zich voor hem hebben nedergebogen, en allerlei magische kunsten zou hebben aangewend. En zie, in stee daarvan behandelt Elisa hem schier minachtend; komt niet eens te voorschijn; en geeft hem als eenigen raad, om zich in die troebele, drabbige wateren van de Jordaan te gaan wasschen.

Neen, hij past er voor.

Was hij daarvoor dan uit Damascus naar Samaria gekomen, om tot zevenmaal toe een bad in die\vuile Jordaan te nemen ? Het mocht wat! Of wat was die onooglijke Jordaanstroom vergeleken bij de zilveren en doorzichtige wateren van zijn Abana en zijn Pharpar!

In deze geprikkelde hoovaardij van den Syrischen potentaat is niets dat behoeft te bevreemden.

Hadt ge zelf ooit de pracht van de Abana kunnen zien en die vergelijken met de sombere tinten van de Jordaan, dan zou ook bij u vanzelf de vraag rijzen, of, zoo de melaatschheid voor water moet wijken, •; dé Abana niet als aangewezen was, en de Jordaan niet vanzelf uitviel.

Althans zoo het water het doen moest, en zoo niet dat water slechts als zinlijk teeken diende voor de werking van het geloof.

Want natuurlijk, gaat daar het oog voor open, dat het niet op de klaarheid van het water, maar op de kracht van het geloof aankomt, dan keert de zaak juist om, en wordt die stroom het best, die het minst van het water zelf doet wachten.

Naamans fout was dus niets dan zijn onge' loof. Rimmon was zijn god en Damascus zijn heerlijkheid en de Abana zijn trots, en dat Elisa hem genezen kon, nu ja, dat zou door een verborgen, magisch kunstmiddel moeten zijn, en daarvoor zou hij, de rijke man, betalen. Had hij niet tien talenten zilvers en zes duizend sikkelen gouds en tien prachtige wisselkleederen met zich genomen ?

En zoolang Naaman er nu zoo aan tOeblijft, moet hij melaatsch blijven, en is er voor hem geen redding. Om gered te worden, moet die trots over Damascus' heerlijkheid in hem gebroken en het pochen op dat geld hem uit de hand geslagen. Naaman moet leeren dat hij niets is en Damascus niets, maar dat alleen groot is die Heere HEERE, dien het beliefd had de Jordaan tot zijn heilige rivier uit te verkiezen.

En daarom mag Elisa geen drukte voor hem maken. Als er een arme man om genezing had aangeklopt, had Elisa zelf voor den dag kunnen komen, maar juist dat groote heerschap uit Syrië moest door een dienstbode geholpen, en de stoffer op zijn prachtige Abana moest verwezen naar de vergeten, geminachte Jordaan.

En door diezelfde tegenstelling ging de wereld alle eeuwen door en gaat ze nog heen. Juist omdat God de Heere alleen door het geloof kan verheerlijkt worden, waren en zijn nog altoos de middelen, die Hij aanwendt, voor der menscherf oog en naar der menschen schatting gering, terwijl omgekeerd de mensch, als hij voor het eerst naar God gaat vragen, het altoos wacht van iets groots en iets indrukwekkends.

Jezus komt uit Nazareth, en Nahanaël vraagt; »Kan uit Nazareth iets goeds komen? " Het teeken dat de Koning der wereld geboren wierd, is een kribbe met wat doeken en windselen. Een rijsken uit den afgehouwen tronk van Isaï. Een wortel uit een dorre aarde. Als men hem aanzag, zoo was er geen heerlijkheid, dat ze hem zouden begeerd hebben.

En die regel gaat door; vast, altoos door. Bijna nooit gebruikt God een koning of een prinses, om iemand den weg ter zaligheid te wijzen, maar wel schonk Hij die eere aan een nederige hulpbehoevende slavin.

Goud en diamant veracht Hij voor zijn Koninkrijk, en meest onder degenen die het kopergeld met zorge natellen heeft Hij zijn trouwste belijders. De millioenen schats gaan aan de genietingen der wereld en de grootschheid des levens heen, maar met de penninkskens der weduwen doet Hij zijn wonderen voor eeuwig en steunt Hij zijn kerk op aarde.

Ook de vrucht der wetenschap moet Hem eere brengen, maar Jezus wordt in het gezin van een kleinen dorpstimm.erman geboren, en zijn apostelen zijn meest kleiae visschers.

o. Als iemand die groot in de wereld is, zich gedrongen gaat gevoelen, om toch denhoogen God eere te geven en zich van de wereld tot Hem te bekeeren, dan denkt hij vaak het eerst aan de Roomsche'kerk, want die is zoo schitterend; dan herinnert hij zich het eerst den naam van enkele grooten der aarde, die Jezus belijden; en steekt hij het eerst de hand uit naar hoog wetenschappelijke boeken over de Christelijke religie.

Het groote, het hooge, het aanzienlijke zal het moeten doen, en welk een eere voor die Christelijke religie, dat hij, groote man, er zich bij aan gaat sluiten!

En wat is dan de les, de harde les, die God nog steeds in den geloofsweg leert ?

Deze, dat al die grootschheid der kerken, en al die hoogheid van enkele belijders, en al die geleerdheid van enkele getuigen voor den Heere, hem wel aantrekken, maar dat ze hem niet wasschen van zijn melaatschheid, en hem niet toebrengen die hemelsche blijdschap van de kinderen Gods.

Tot hem dat alles afgoden worden, waar hij van af moet, en tot hij aan geen Abanaj meer denkt en niet meer roemt in zijn Pharpar, maar lust krijgt aan het eenvoudige, aan het kleine, aan het onaanzienlijke, dat God als middel ten leven verkoren heeft.

Want naarmate het middel dan geringer en kleiner wordt, naar diezelfde mate wint dan zijn geloof in kracht. Het wordt dan al minder voor het oog, maar ook steeds meer voor den Onzienlijke. Én juist door dat laten varen van alle creatuur en dat afzien van wat voor oogen is, wordt dan God in zijn verbrijzeld hart verheerlijkt.

Let er toch op.

Het onzuiver geworden geloof wil groote, machtige kerken, en pracht bij den eeredienst, en het goud en zilver van den Staat, en geëerd te zijn door de machtigen der wereld; maar de zeven duizend, die hun knie voor Baal niet gebogen hebben, schuilen in de schaduw, en zijn een verachte hoop, een secte die wedersproken wordt, meest vervolgd en gedrukt, gehekeld, bespot en gelasterd.

Het dwaze dt-r-wereld en hetgeen niets is heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou.

»Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de verstandigen en wijzen verborgen hebt en hebt ze den kinderkens geopenbaard!"

En dan trekken de wijzen, hoogen en machtigen naar Jeruzalem op en gaan in het Sanhedrin zitten, maar als Jezus in den tempel komt, om straks naar Golgotha te gaan, zingen de arme kinderkens in den voorhof*hun Hosanna, en Gods engelen daarboven antwoordan in beurtrei met een Hallelujah voor den Troon.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 april 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Abàna en Phàrpar.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 april 1890

De Heraut | 4 Pagina's