Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„En hij sloeg de steenrots”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„En hij sloeg de steenrots”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen hief Mozes zijn hand op, en hij sloeg de steenrots tweemaal met zijn staf; en er kwam veel water uit, zoodat de vergadering dronk en hare beesten. Numeri 20 : 11.

De jaloerschheid van onzen God op de stiptheid van zijn dienst doet een toorn op bruisen, die niet gestild wordt dan in de bangste kastijding van zijn trouwste dienaren.

Naast Mozes is geen tweede dienstknecht Gods te noemen, die in alles getrouw was in zijn heilig huis. Mozes staat boven alle profeten en apostelen, en is in heel het Oud en Nieuw Verbond de naaste aan den Christus, in zooverre God alleen met Mozes vanaangezichte tot aangezichte sprak.

Dit wondere kind van Amram en Jochebcd, nog eer het geboren wierd door den dood bedreigd; straks als kindeke spelend en krijtend, terwijl zijn wieg van biezen op de wateren van den Nijl, als op een gapend graf dreef; door een koninklijke prinses opgevoed; onderwezen in al wat die eeuwen aan kennisse en wijsheid bezaten; en in het brandende braambosch toegelaten in de tegenwoordigheid des Heeren HEEREN, die hem zijn heiligen yerbondsnaam, den naam JEHOVAH, bekend maakt; - is Gode een uitverkoren vat geweest, gel^k geen Godsgetuige vóór of na hem.

HIJ IS op den Sinaï opgeklommen onder de volle uitstraling van de majesteit van den grooten God Hij heeft in de klove der steenrots de heerlijkheid des Heeren voor zich zien voorbijgaan Hij hetft uit Gods eigen hand de tafelen der Wet ontvangen. Op |n gekat blonk een afschijnsel van den glans der eeuwige Majesteit. Met hem sprak de Heere in den Tabernakel van aangezicht tot aangezicht. En toen Aaron en Mirjam zich in vermetelheid tegen zijn gezag verzett'en, is de wrake Gods aan Mirjam ontzettend geweest, en heeft de Heere op geduchte wijze de gehoonde autoriteit van Mozes, zijn dienstknecht, gewroken.

En toch, hoe onverbiddelijk streng is diezelfde God tegen dezen zijn dienstknecht opgetreden, toen hij zich vermeten had, om maar een tittel of iota af te wijken van zijn heilige ordinantie.

Al het volk sloeg weer aan het murmureeren. Ze leden dorst; en toen wierd het weer het oude liedeke, van terugkeer naar Egypte, en waarom Mozes ze in zijn overmoed uit dat prachtig, rijke, weelderige Egypte had uitgeleid.

Voor Mozes om zijn zinnen te verliezen. Die verregaande geestelijke stompheid van dat volk, niets beseffende van de heiligheid, waartoe God het riep. Die hemeltergende ondankbaarheid, die al den zweepslag van den drijver, en de hitte van den ticheloven, en den moord hunner pasgeboren kinderkens, en het jubellied aan de Schelfzee, vergeten was, en aan niets dacht dan aan de pompoenen en vleeschpotten.

Toch bad hij nog voor die goddelooze schare met haar steenen hart. En ja, de Heere hoorde. Er zou water komen. Water uit de steenrots. En beken zouden vlieten in de dorre woestijn.

Maar toch was Mozef driftig geworden. Er woelde iets uit zijn vleesch op, dat niet naar de weegschaal van het heiligdom was.

De Heere had hem gezegd: Spreek tot de steenrots. Meer hoeft niet. Reeds op de wondere macht van uw woord zal Ik water uit de steenrots doen uitbersten.

En daar lette Mozes niet nauwkeurig op. Daar hechtte hij niet aan. Hij nam het globaal en niet stipt. Water zou - uit die steenrots komen. Dat geloofde hij, en dat was hem genoeg. M aar hoe, dat deed er immers niet toe. Enz ie, in stede van voor de steenrots te gaan staan, en met zijn stem alleen te ge bieden, dat het water er uit zou bersten, zoekt Mozes een steun voor zijn geloof m den staf dien hij in zijn hand hield.

Hij slaat op die steenrots eenmaal. Nog komt het water niet. En in stede van zich te bedenken, slaat hij ten tweeden male. En nu komt het water, en al Israël kan zijn dorst lesschen. Ook al zijn vee. Maar Mozes is schuldig voor den Heere geworden.

Hij sloeg met den staf, waar God hem beval alleenlijk te spreken.

En nu komt het schriklijk vonnis. Omdat gij, Mozes, uwen God niet stiptelijk gehoorzaam zijt geweest, daarom zult ook gij sterven, eer Israël in Kanaan ingaat.

Welk een contrast!

Aan Israël, het booze en weerspannige en geestelijk stompe Israël, wordt ten slotte al zijn opstand en murmureering vergeven; — en aan Mozes, die getrouw was geweest in al Gods huis, wordt om deze kleine, men zou zoo zeggen nauwlijks noemenswaarde ongehoorzaamheid, de kroon zijns levens afgesneden!

Is dit geen ongelijkheid in Gods oordeel? Neen, dat is het niet. En dat wel, om den eenvoudigen regel, dat te meer van u zal geëischt worden, naarmate u meerder geschonken was. De mannen van Nineve, ja, die van Sodom en Gomorrha, zullen het draaglijker hebben in den dag des oordeels, dan de lieden van KapernaUm en Bethsaïda, die de wonderen des Heeren hadden gezien.

Petrus moet tot drie malen toe het: »Hebt gij mij lief? " door de ziel snijden, eer hij weer in Jezus' kring wordt opgenomen.

Die vijf talenten ontving, moet vijf andere talenten gewinnen.

En naar dien regel ging het ook hier.

Mozes, boven allen uitverkoren; maar juist deswege ook boven allen tot de allerstiptste gehoorzaamheid aan zijn God en de eerbiedenisse van zijn ordinantiën geroepen!

In wiens hart ook aarzeling en weifelmoedigheid mocht opkomen, een man als Mozes mocht niet wankelen. Nimmer. Ook niet één oogenblik. Ook niet in het kleinste.

Gods weegschaal is een heilige weegschaal, waarmee aan een iegelijk wordt toegemeten, naar de mate der genade die hem verleend was

En daarom moest in Mozes zoo voorbeeldig, zoo zonder sparen, zoo bijna zonder mededoogen gestraft, wat in menig ander te overzien ware geweest.

Het goddelijk mededoogen bleef daarom wel; want van de hoogte van Pisga heeft de Heere hem zelf al het land van Kanaan laten aanschouwen.

Maar de heiligheid des Heeren moest ook, moest bovenal tegenover Mozes heilig gehouden.

En daarom treft juist dien zeldzamen, dien boven allen begenadigden Mozes zoo ontzettende straf.

Van dit stipte in de religie wil een groot deel, ook van de belijders des Heeren Jezus, thans niets meer weten.

De Heilige Schrift, zeggen ze, mag zoo stipt niet genomen. Er is geen letterlijke ingeving. Dat alles zijn wel gedachten met goddelijke intentiën doorademd, maar*toch tot ons gekomen in vormen en woorden en uitdrukkingen, die door de schrijvers zelven gekozen zijn.

Gij hebt dus met uwen geest meer in den geest dan in de letter van dat Woord in te dringen; en dan voorts zult ge leven naardat de Geest in u getuigt.

Nu weerspreekt Mozes' harde straf dit booze stelsel geheel.

Als er geen letterlijke ingeving was, hoe kon Mozes dan weten, dat hij had moeten spreken tot de steenrots en niet er op slaan? En indien hij dat niet stipt en precies wist, hoe ter wereld kon hij dan om ongehoorzaamheid aan een door hem zelven geformuleerd gebod, zoo voorbeeldig gestraft zijn ?

Er is dan ook wel oorzaak voor de verleide schare, om zich van deze menschelijke vonden, weer tot de stipte gehoorzaamheid aan het Woord te bekeeren; en al ware het door dit enkele voorbeeld van Mozes, van al deze dwaze theorieën te laten afhelpen. In den dag des oordeels baat het u toch niet.

Niet naar zoo door en door valsche theorie, maar naar den stipten inhoud van het Woord zal dan het oordeel, ook over u, gaan, en wee u, en wee uwer ziele, zoo ge dan voor dat Woord van uw God bezwijken zult.

Het Woord onzes Heeren duldt geen tegenspraak. Het eischt ook van u stipte, algeheele, volkomene onderwerping. En geen geloof kan voor uwen God bestaan, zoo dat geloof niet in al zijn deelen naar den regel van dat heilig Woord is.

God zelf spreekt in dat Woord u toe.

Zijn majesteit dringt in dat Woord op u aan. Hij regelt in dat Woord uw gedragingen, uw gangen, uw dienst in zijn heiligdom, en j zelfs in uw overleggingen en in de overdenkingen van uw geest wil Hij als Koning heerschen.

En Hij wil dat, niet in dien zin, dat gij onderwijl een Pelagiaan zult blijven, om naar eigen goeddunken, zijn Woord uit te leggen, en de gedachten uws harten voor zijn wil in de plaats te schuiven.

Neen, Hij eischt onderwerping, hij eischt een gevangen geven van uw denken, een knielen met heel uw persoon voor zijn Majesteit.

En dat eischt Hij van een iegelijk, maar bovenal van zijn bijzonder begenadigden; van alle man en vrouw, wien Hij zijn gunste en zijn sieraad leent; of ook van wien Hij macht en gezag en voorgang boven anderen schonk.

Een dienaar des Woords moet nog stipter gehoorzamen dan een uit de kudde, die hem is toebetrouwd.

Een vader of moeder moeten nog nauwkeuriger en precieser op den wil des Heeren merken dan hun kinderen.

Kortom, al wie onder u weet en bekent, dat hij een hoogere gunste, en meerdere genade e rijkeren zegen van zijn God heeft ontvangen, mag zelfs niet slaan op de steenrots, als spreken geboden is, of ook u ontglipt een keurgesteente uit het diadeem, dat u wacht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 mei 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„En hij sloeg de steenrots”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 mei 1890

De Heraut | 4 Pagina's