Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Van harte gehoorzaam”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Van harte gehoorzaam”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar Gode zij dank, dat gij wel dienstknechten der zonde waart, maar dat gij nu van harte gehoorzaam geworden zijt aan het voorbeeld der leer, tot hetwelk gij overgegeven zijt Rom. 6:17.

Te gehoorzamen is de zaligste godsvrucht.

Velen verstaan dat niet en vinden meer lust in het heerschen en bevelen, of althans in de vrijheid, om hun eigen wil te doen en de lusten van hun eigen harl te volgen.

Voor onze zondige natuur schijnt gehoorzamen iets zeer pijnlijks te zijn. Iets, waardoor we ons vernederd en gekrenkt en gekwetst gevoelen. En juist omdat onze natuur zoo zondig, en daardoor zoo verduisterd is, weten we niet, hoe onze ziel juist alleen door te gehoorzamen tot haar hoogsten en zuiversten adel komen kan.

Het voorbeeld van Jezus is hier wel het allersterkst.

Hij, die machtige Heere en Heiland, die in de gestaltenisse Gods was, en voor wien alle engelen en serafs zich nederbuigen, heeft, hoewel hij de Zone Gods was, nochtans gehoorzaamheid geleerd.

Dit is een aanbiddelgk voorbeeld om ook ons het zoete en het heerlijke der gehoorzaamheid aan te prijzen.

Want datjezus gehoorzaamheid^^/«^^< ^heeft, beduidt volstrekt niet, wat men er van maakt, als had het onzen Heiland zulk een pijnlijke worsteling gekost, om zich in die gehoorzaamheid te voegen. Luister maar hoe hij zelf betuigt: „Mijne spijze is het, dat ik doe den wil desgenen, die mij gezofiden heeft, en zijn werk volbrenge."

Uw Heiland heeft het dus niet beneden zich geaqht, niet als vrij man, gelijk men het noemt, en als »zijn eigen meester", maar als een «gezondene" de wereld in te gaan, werk te doen dat hem opgedragen was, en uit te voeren den wil van zijn Zender. Én dit heeft uw Jezus gedaan, niet met wrok, niet uit dwang, maar met vreugde, naar den lust zijns harten, zoodat het zijn spijze was. En daarom komt uw Middelaar er dan ook telkens op terug, niet alleen bij zijn discipelen, maar ook als hij tot de schare spreekt, om het hun te betuigen, dat hij gekomen is niet om zijn wil te doen, maar den wil desgenen die hem gezonden heeft.

Hij roemt er in, als hij zeggen kan': y> Dit gebod heb ik van mijnen Vader ontvangen".

Ziehier dan het verheven voorbeeld voor al Gods kinderen. Dit is het waarvan geschreven staat: »opdat gij in zijne voetstappen wandelen zoudt."

Denk het toch eens in, gelijk het tusschen u en uw God ligt.

Hij, die hooge, heerlijke Majesteit, dat Eeuwige en volzalige Wezen, en gij een stofje aan de weegschaal, een druppel aan den emmen Wat zoudt gij u dan vermeten een eigen wil tegenover den Heere uwen God te hebben! Hoe zou het in uw vermetel brein opkomen, om ook maar één oogenblik te zeggen: »Wat God wil zal niet gebeuren, en wat ik wil zal bestaan!"

En toch, hoe onzinnig dit ook klinke, toch is dit juist hetgeen gij eiken dag opnieuw doet; \yant dat juist is het ware karakter der zondet Niet zijn wil, maar mijn wil. Dat bracht Eva ten val en Adam met haar. En ddt is het woelen van het opstandig menschenras gebleven tot op dezen dag.

Daarom heeft Jezus uw Heiland u in het Onze Vader, nog eer ge om een bete dagelijksch brood bidt, deze diep geestelijke bede op de lippen gelegd: Dat toch door mij en al Gods kinderen op aarde even volvaardig uw wil moge volvoerd worden, als de engelen dit in den hemel doen.

Dunkt u dat een engel, dat 'een cherub, dat een serafijn er zoo laag om staat, omdat hij nooit anders doet dan gehoorzamen, en geen anderen lust kent, dan Gods wil te doen?

Zie, al de onredelijke schepselen gaan zooals God wil dat ze gaan, en de leliën bloeien, en de sterren loopen op heur baan, en de vogelen des hemels trekken, en de bij puurt haar honing, alles naar het hoog bevel van hun God.

Maar deze onredelijke creaturen doen dit uit instinct, vanzelf, zonder zedelijke deugdsoefening.

Maar zoo zijn Gods engelen niet. Zij weten wat ze doen. Ze doen het niet gedwongen, maar uit eigen aandrift. Ze konden zondigen z«oals gij zondigt. Maar ze willen niet zondigen, en al hun lust is om gehoorzaam te zijn, en in die gehoorzaamheid de glorie hunner existentie te zoeken.

En juist dit maakt ze zalig.

Niet dat ze gehoorzamen tegen hun hart in, maar dat ze gehoorzaam zijn van harte, en dat zij op hun manier jubelen kunnen wat Jezu.'' jubelde: »Te gehoorzamen is onze spijze."

En omdat dit zoo zalig, omdat dit zoo heerlijk is, daarom leert Jezus ons, als om een der hoogste heilgoederen, ook om die hartelijke gehoorzaamheid bidden. Uw wil geschiede gelijk in den hemel door uw engelen, zoo ook op aarde door uw kinderen!

Nu worstelt gij met uw wil tegen Gods wil op tweeërlei manier.

Vooreerst bij lijden en bij rouw.

Gij hebt een lief kind, uw oogappel, de lust van uw hart. En God maakt dat kind ziek, en zijn wil is het dat uw lieveling sterve. Maar gij wilt dat niet, en stelt uw wil, dat uw kind blijve leven, tegen Gods wil over.

Dat helpt u dan natuurlijk niets. Uw kind sterft toch. En dan komt voor u de taak om in Gods wil te berusten.

Nu, dat doen de meesten dan ook; eenvoudig omdat ze onmachtig zijn, om er iets aan *e doen; en er ligt dus volstrekt geen godvruchtige waardij in zn\\i berusten. Komt het niet verder met u, dan is zulk een berusten eenvoudig het bukken voor overmacht.

Daarop slaat"die bede van het Onze Vader dan ook volstrekt niet.

Neen, die bede ziet op een geheel andere worsteling van uw wil met den wil van uwen God.

Die bede ziet op het al of niet doorzetten van uw zonde.

Stel, er is iemand dien ge niet best zetten kunt, zooveel verdriet als hij u in uw leven aandeed. Nu hoort ge iets kwaads van dien man, en dus biedt zich u de gelegenheid aan, om u op hem te wreken, door dat kwaad ruchtbaar te maken.

In die omstandigheid nu wil God, dat ge zwijgen zult, en gij wilt spreken.

iizX nu Gods wil doorgaan, of uw wil ?

En zie, straks, als ge een vriend of gebuur ontmoet, vertelt ge dat kwaad gerucht van uw plager toch.

Zoo is dus Gods wil weerstaan, en U7V wil is doorgezet.

Gij hebt uw God niet willen gehoorzamen.

En in dat niet gehoorzamen school uw zonde!

Nu gevoelt ge toch wat gehoorzamen is.

Maar het gaat nog dieper.

Er zijn toch kinderen Gods, die zoover kwamen, dat ze in zulk een zielsstrijd overwonnen, en zwegen, waar zij spreken wilden, en die zwegen, omdat God het zoo wilde.

Dus uit gehoorzaamheid.

Maar wat bewoog hen daartoe?

Soms, ge weet het aan uzelven wel, vreeze voor Gods ontzaglijken toorn. Een ander maal, de behoefte die ze aan een bijzonderen zegen of de afwending van een gevaar hadden. Ook wel de zucht, om als geestelijke personen te kunnen zeggen, dat ze overwonnen hadden.

En in geen dier drie gevallen was het natuurlijk de 7vare, de geestelijke gehoorzaamheid van Gods kind.

Neen, God wil dat ge gehoorzaam zult zijn van harte.

Omdat ge er lust aan hebt.

Uit stil besef en heilig geloof, dat Gods wil beter is dan de uwe.

Niet uit een verstompende eenswillenheid, die op een knakken en dooden van het wilsvermogen in uzelven uitloopt, maar met zulk een vreugde en lust, dat uw wil, krachtig opwakende, den wille Gods met liefde aangrijpt.

De stemming van Psalm 119.

Bewondering voor het heilig gebod. Aanbiddende verzuchting bij het staren in het schoone van Gods wet. Stille, dwepende verzuchting, om door die geboden tot Gods liefde te worden getrokken.

Zoo komt het dus ten slotte ook bij het gehoorzamen op den zin, op de gesteldheid, op de innerlijke beweging van uw godvruchtig gemoed aan.

Gehoorzamen, maar met een morrend hart, is geen kinderlijk willen, maar het buigen en bukken van een slaafschen geest.

En dan eerst komt het geestelijk, het kinderlijk, het godvruchtig gehoorzamen in u tot stand, als' ge innerlijk zóó omgezet en tot uw God bekeerd zijt, dat ge lust aan zijn gebod hebt, omdat het zijn gebod is, en omdat ge alles wat in uw God is en van uw God komt, zoo eenig heerlijk en schoon vindt.

En zoo voelt ge dus wel, dat ge naar uw God toe moet, om van Hem nederig te begeeren, dat Hij u alzoo leere gehoorzamen; dat Hij door zijnen Heiligen Geest daartoe uw hart innerlijk bewege; en dat Hij door zijn verkiezende liefde u den heerlijken smaak voor zulk een gehoorzaamheid in het harte schenke.

Alleen blijft het dan maar de vraag, of ge het meent, als ge zoo bidt.

Eii daar kunt ge de proef van nemen.

Immers, op aarde heeft God ook allerlei menschen over u gesteld, om u aan dat gehoorzamen te wennen

En het is dus maar de vraag, of ge in die leerschool van het leven, u in dat lagere gehoorzamen oefenen zult, of wel, dat ge het gehoorzamen van uw aardschen vader een hinder blijft vinden,

In het laatste geval toch, kan uw bede om gehoorzaamheid door uw God nog niet worden verhoord.

KUYPBR.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 mei 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Van harte gehoorzaam”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 mei 1890

De Heraut | 4 Pagina's