Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Uw kandelaar.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Uw kandelaar.”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gedenk dan, waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeer u en doe de eerste werken; en zoo niet, ik zal u haastelijk bijkomen, en zal uwen kandelaar van zijne plaats weren, , indien gij u niet bekeert. (Openb. 2:5.)

Toen Johannes op het eiland Pathmos den Christus in zijne heerlijkheid zag, was het voor zijn zisnersblik, alsof Jezus zich op en neer bewoog in een sterrenbeeld yan zeven prachtige sterren. En wat nog wonderbaarder was, elk dier zeven sterren vormde het zacht flonkerend licht van een machtigen gouden kandelaar, zóó echter, dat die sterren toch niet op den kandelaar rustten, maar Jezus zelf die zeven sterren in zijn rechter hand hield.

Hij zag Jezus, hij zag zeven gouden kandelaren, en hij zag zeven sterren, maar zonder dat het hem klaar wierd, hoe deze drie deelen der majestieuse verschijning onderling saamhingen.

Vandaar dat Jezus zeil het den heiligen apostel uitlegde.

„Schrijf", zoo sprak de Christus, „wat gij gezien hebt; de verborgenheid der zeven sterren, die gij gezien hebt in mijne rechterhand, en de zeven gouden kandelaren; zie, de zeven sterren zijn de goddelijke zendboden oi engelen, die tot de zeven kerken gezonden worden, en de zeven kandelaren, die gij gezien hebt, zijn die zeven kerken zelve."

Een rijke, schoone beeldspraak.

Gelijk een ster, door goddelijke mogendheid in het firmament geplaatst, de roeping heeft, om van uit den hemel haar schijnsel bij het nachtelijk duister op aarde uit te stralen, zoo ook is de dienst des Evangelies in elke kerk een uit den hemel haar tocstralend licht. Een star, door God voor haar ontstoken, opdat er een glans van boven in haar duisternis instrale.

En toch ook weer moet dat licht niet als een star van boven, maar als een brandende kaars in het midden der gemeente zelve stralen.

En het mysterie ligt hierin, dat waar God zijn kerk heeft, deze kerke Gods als een oase van licht te midden der duis ternis van deze wereld vormt; en dat dit zachte licht tegelijk én van boven van Gods hemel in de kerk schijnt te stralen, én toch ook weer van die kerk zelve uitstraalt.

De ster, ' dat is het gezonden licht van boven.

De kandelaar, dat Js het licht dat in de kerk zelve brandt.

En al de verborgenheid des Qeestes bestaat hierin, dat dit licht van boven met dit licht op den kandelaar sa^mvalt.

Toch is er in Gods kerk nooit licht, dat van beneden komt.

Al haar glans Is van boven.

En ook waar het licht brandende op den kandelaar wordt gezien, is het toch licht dat van boven ontstoken wierd.

Ontstoken van binnen in de harten of in goede werken, die Gods genade aan zijn kerk verleent; maar altoos innerlijk gewrocht door den Heiligen Geest, die van boven is, en in de kerk inwoont, en Gods heerlijkheid in haar schitteren doet.

Overal dus waar in ons land of daarbuiten een wezenlijke kerke Gods is, daar is de duisternis verbroken, daar ziet God van uit zijnen hemel een lichtende plek op aarde. Daar geeft een star haar schijnsel. Daar staat een brandende kandelaar. Daar is de duisternis geweken. Daar is het licht.

Dat licht moge groot, of het moge klein zijn, dat doet er voor het wezen niet toe.

Zoolang er ook nog maar één vonkje gloort, zendt dat ééne vonkje zijn schijnsel uit.

En dan eerst als ook dat laatste vonkje heeft uitgegloord en uitgaat, houdt het schijnsel op, en wordt het op zulk een plaats weer nacht.

Toch gaat het zóó met Gods kerk niet toe; want omdat haar licht hemelsch, Goddelijk licht is, kan dat Goddelijk licht nooit uitgaan.

Dat licht dat een eeuwig licht. in Gods kerke brandt is

Maar wat wel kan gebeuren, is, dal dit eeuwige licht wordt weggenomen, en dat dezelfde goddelijke hand, die in oneindige ontferming in een stad of in een dorp dien gouden kandelaar plaatste, alsnu in zijnen toorn dien gouden kandelaar weer uit een stad of dorp wegneemt

Daarom sprak Jezus reeds tot de kerk van Efeze: „Ik heb tegen u, dat gij uwe eerste liefde verlaten hebt. Gedenk dan waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeer u en doe de eerste werken; en zoo niet, ik zal u haastiglijk bijkomen, en uw kandelaar wegnemen van haar plaatse.

De kerk van Efeze heefc niet volhard, en haar kandelaar is weggenomen, en toen is het op geestelijk gebied in die eens zoo roemruchtige stad weer stikdonkere nacht geworden.

Wat was Efeze's kerk eenmaal geestelijk lijk en schitterend als met Goddelijke glansen; zie, thans gaat er geen enkel schijnsel meer van haar uit.

Het is nacht binnen haar muren geworden en nacht om haar heen.

De gouden kandelaar van Efeze is weggenomen, en geen ster meer, die er haar lieflijk licht uitstraalt.

Men heefc in Efeze getwist, in stede dat men er elkaar liefhad. Allerlei vreemde leer is ingehaald, in plaats dat men er zich hield aan het zuivere Woord van God. De heilige geestdrift week en maakt plaats voor koele overlegging en uiterlijken vormendienst.

En zoo stierf deze kerk. En thans is er geen genadeverbond meer, en werkt er geen uitverkiezing meer, en geen lied der verlosten gaat er voor het Lam, dat geslacht wierd, meer op.

Zoo ziet ge dus, dat God een tijdlang zijn kerk in een stad of dorp kan hebben; dat die kerk een reeks van jaren kan bloeien; en dat toch daarna zulk een kerk sterven kan.

Het kerkverband houdt een kerk, die dood is, niet in het leven.

In schooner verband, dan dit later ooit kon, stond deze kerk van Efeze in heilig verband met de kerken van Thyatire, van Pergamus en Laödicea, van Sardis en Smyrna, en met die van Philadelfia. En nu in enkele dier steden, met name in Smyrna, is nog een zwak overblijfsel behouden. Maar overal elders is de gouden kandelaar weggenomen, en wierd het weer nacht.

Zóó heefc Jezus het op Pathmos aan Johannes gedreigd, en zoo is, blijkens de historie, feitelijk geschied.

Ge weet dus dat dit kan, en dat het gebeurt.

En ge weet ook, dat de kerk in de plaatse uwer woning, geen enkel privilegie boven andere kerken bezit, en dat niets u waarborgt, dat gelijk lot niet ook u zou kunnen trefien.

Want of uw kerk bloeien zal en Gode lof bieden, of verkwijnen en straks wegsterven, dat hangt niet aan de veelheid der leden, noch aan een prachtig kerkgebouw; maar wordt uitsluitend beslist door de vraag, of God de Heere u den gouden kandelaar laat, of wel dien gouden kandelaar van u wegneemt.

Laat Hij dien kandelaar, al slonk dan ook uw aantal, al nam ook de verdrukking toe, en al vermeerderde zich de tegenstand uwer vijanden, dan zou toch uw licht blijven schijnen en God zou zijn eere aan u hebben.

Maar ook al teldet ge uw slagorden bij duizenden en tienduizenden, en al verrees stichting na stichting, en al prees heel uw omgeving u; als God uw kandelaar wegneemt, zijt ge weg, en is er voor u geen toekomst.

De kandelaar moet haar zalig schijnsel geven en de ster van boveij moet haar glans u toestralen.

Levende prediking en een predikend leven, en in die beide het heilige ritselen van de werking van den Heiligen Geest.

Niet dus een door u gemaakt schijnsel. Dat gaat toch weer uit. Maar de zalige bevinding, dat de Heilige Geest werkende is in den kring, dien uw kerk vormt. Dat God werkt. Dat er uit den hemel iets naar uw kerk uitgaat, en dat er in lof en aanbidding iets uit uw kerk naar den hemel terugkeert.

Niet een door u geformeerden, maar door God in uw midden gezetten kandelaar.

Zijn daad, zijn werk.

Eén goddelijk doen in majesteit.

En om dien kandelaar neergeknield een gemeente van arme zondaren en zondaressen, die dankt dat ze dien gouden kandelaar heeft, en niet aflaat van smeeking en innerlijke verzuchting, of God in zijn ontferming haar dien kandelaar laten mocht.

KUYPER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 augustus 1890

De Heraut | 2 Pagina's

„Uw kandelaar.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 augustus 1890

De Heraut | 2 Pagina's