Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXI.

JACQUES LE FEVRE.

Onder de kerken der Nederlanden, waaruit in de i6e eeuw vele martelaren voortgekomen zijn, mag wel in de eerste plaats genoemd worden de kerk van Valenciennes. Reeds vroeg was daar het zuivere Evangelie des Heeren bekend geworden en velen hadden het aangenomen. Maar dat beviel den Papisten niet. Zij vervolgden de Christenen. Omstreeks het jaar 1550 is er zelfs eene zeer groote vervolging in Waalsland en inzonderheid te Valenciennes geweest. De slachtoffers van deze vervolging waren eenvoudige menschen. Tot hen behoorde ook Jacques Ie Fevrc en zijn gezin. De vader was reeds zestig jaren oud. Hij had een zoon van 19 jaren en eene dochter, die gehuwd was met Gillot Vivier, evenals de anderen een handwerksman, namelijk een wolwever.

Op zekeren dag werden Jacques Ie Fevre, zijn zoon Michiel en zijn schoonzoon Vivier gegrepen en in de gevangenis geworpen. Anna Ie Fevre, de vrouw van Vivier, ontkwam nog eenigen tijd aan hare vervolgers; zij werd eerst later gevangen genomen. Van al deze belijders der waarheid wordt ons medegedeeld, dat zij door 's Heeren genade volhardden bij de goede Iselijdenis. Dit was vooral opmerkelijk van den ouden man, want hij was niet zoo diep ingeleid in de waarheid, dat hij zijne bestrijders altijd kon antwoorden of voldoen. Desniettemin bleef hij steeds zeer standvastig in zijne belijdenis, ofschoon zijne vervolgers hem trachtten te verstrikken. Allen werden in 1551 te Valenciennes om de waarheid verbrand, doch niet te gelijk, Anna Vivier, werd in de gevangenis opgesloten, totdat zij moeder was geworden. Daarna besteeg ook zij de houtmijt.

Volgens sommigen werd tegelijkertijd verbrand eene Michaella de Caignonele, weduwe van Jakob de Klerck; (anderen vermoeden, dat zij reeds in April 1549 aan den vuurdood is prijs gegeven.) Aan deze vrouw kon niet verweten worden, dat zij de godsdienstoefeningen had bijgewoond. Zij voelde den drang des Heiligen Geestes niet, om zich te wagen aan de vervolging door het bezoeken van de bijeenkomsten der geloovigen, aldus verschoonde zij zich. Toch hoopte zij, zoo verklaarde zij aan den man, die haar ten huwelijk vroeg en dien zij afwees, in de ure der vervolging door de genade des Heeren te blijven staan bij de waarheid Gods, die zij in haar hart gevoelde en niet te vervallen tot de Roomsche afgoderij en gruwelen. Toen zij met de bovengenoemden ten vuurdood was veroordeeld, toonde zij, welke kracht de Heere dengenen geeft, die om zijns naams wil lijden. De anderen, die voor haar uitgingen, om den dood te ondergaan, vermaande en troostte zij. »Wij, die nu lijden moeten", zeide zij, »zijn in onze harten gerust en verkrijgen de eeuwige zaligheid, maar de rechters zullen, zoo zij met bekeerd worden, de verdoem.enis krijgen." Toen hief zij Psalmen aan, al zingende besteeg zij den brandstapel en stierf.

JAN VAN OSTEIKDE (van den Oesteynde). Bijgenaamd Tromlien.

In het jaar 1551 was er eene groote vervolging in Vlaanderen. Bij wagens vol werden de geloovigen gevangen binnen Gent gebracht, om hun straffe te ontvangen, voor het lezen van Gods Woord en het gaan ter preeke. Een dier geloovigen, Jan van Ostende, een tapijtwever, had langen tijd kunnen ontkomen aan de handen zijner vervolgers. Doch eindelijk werd hij te Antwerpen ontdekt en gevangen genomen. In de gevangenis schreef hij brieven aan de predikanten van de Hollandsche gemeente te Londen, vooral aan Martinus Micronius, waarin hij hen vermaande den vrede, dien de Heere aan zijne kerk in Engeland gaf niet te verzondigen, omdat dan de toorn des Heeren over hen zou ontbranden, wat werkelijk geschied is, toen Maria de bloedige den Engelschen troon beklom en honderden beÜjders der waarheid ter slachtbank bracht.

In zijnen kerker kreeg hij vele bezoeken van menschen, die hem ondervraagden. In 7 jaren, zoo deelde hij dezen personen mee, had hij niet gebiecht »omdat de biecht niet uit God maar uit de menschen was." Sinds twee jaren was hij niet aan het Avondmaal geweest, »omdat men het niet gebruikte naar de instelling van Christus." Natuurlijk verwierp hij ook de leer der wezensverandering in het Heilig Avondmaal. Van de vastendagen der Room - sche kerk wilde hij evenmin weten. Ook over den kinderdoop, de rechtvaardiging door het geloof en andere dmgen voerde hij gesprekken.

De laatste maal, dat hem de schout monniken had gezonden, om met hem te redetwisten, liep het gesprek over den paus.

»Gelooft gij, dat de paus hoofd der kerk is, " vroeg men hem.

»Christus is het, " zeide hij.

»Maar gelooft gij niet, dat ook de paus het hoofd is, " werd hem wéér gevraagd.

»Neen, " antwoordde hij, »want anders moest de kerk twee hoofden hebben en zou een monster zijn. Christus is alleen het hoofd en al de anderen zijn zijne leden."

»Dat zeggen al de ketters, " hernamen de monniken, »maar is Petrus dan niet het hoofd der Apostelen geweest, waar hij zijn kerk op grondvest."

De martelaar antwoordde: »De Apostelen zijn aan elkaar gelijk geweest, zij zijn allen tot herders der kudde gesteld."

«Waarom gelooft gij het Evangelie", vroeg men hem.

»Omdat de kerk het heeft aangenomen", zeide hij.

»Waarom gelooft gij dan niet al wat de kerk gebiedt en leert, " vroeg men hem weer.

Zijn antwoord luidde: «Omdat zij houdt, gebiedt en leert, wat tegen het Evangelie strijdt.''

Over zijne ouders wilde hij niet oordeelen. Het oordeel daarover kwam den Heere toe. »God zal den tijd der onwetendheid aanzien en hun genadig zijn; maar het licht des Evangelies schijnt, dat geruimen tijd verborgen was, zie ieder voor zich toe, dat hij het waarneme."

Eindelijk het onvruchtbaar redetwisten moe, verlieten de monniken hem.

De raad van Antwerpen veroordeelde hem ter dood en den i6en Oct. 1551 werd hij verbrand.

DE GAAY FORTMAN.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 augustus 1890

De Heraut | 2 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 augustus 1890

De Heraut | 2 Pagina's