Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET WOLFKIND.

In de oude Romeinsche geschiedenis wordt verhaald, dat Romulus, de stichter van Rome, met zijn broeder Remus door een wolvin werd gezoogd. Wel waren er ook onder de Romeinsche geschiedschrijvers, die dit uitlegden door te zeggen, dat de naam van de voedster der knapen Lu^a was, dat wolvin beteekent, maar de meeste Romeinen geloofden het oude verhaal. Ter gedachtenis aan deze gebeurtenis, werden dan ook van de vroegste tijden op het Kapitool te Rome een paar wolven gehouden.

De geschiedenis van Romulus en Remus en van hun opvoeding door wolven, wordt nu echter over het algemeen als een fabel beschouwd. Toch zijn er verschillende voorbeelden opgeteekend, zelfs uit de laatste tijden, dat kinderen bij wolven leefden, alsook bij beren en andere dieren.

andere dieren. Het nieuwste voorbeeld van een wolfkind is gevonden in Indië, en wordt verhaald door zekeren heer W. Sleeman. De inboorlingen van Hindostan zijn zeer bijgeloovig omtrent •wolven, zoodat zelfs het dorp waarin een van deze dieren gedood wordt, tot verwoesting veroordeeld wordt. De lieden onthouden zich daarom ook altijd van wolven te dooden, ofschoon de Britsche regeering een belooning uitlooft voor eiken wolfskop, dien men toont. Bijgevolg zijn de wolven in eenige plaatsen zeer talrijk, en rooven dikwijls de kinderen der , dorpbewoners.

Op zekeren avond zagen eenige inboorlingen een wolf met drie jongen naar de rivier Gumti komen om te drinken, toen zij bij de jonge wolven een kleinen jongen zagen, die snel op handen en voeten liep. Hij werd gevangen en naar het dorp gebracht. Hij deed geen poging om te ontvluchten, doch bleef voortdurend op handen en voeten loopen en wilde niets eten dan rauw vleesch. Later werd hij gebracht in het huis van den kapitein van een regiment infanterie Van Oude, zekeren heer Nicholetts te Sultanpore.

Hier werd de knaap met groote vriendelijkheid behandeld en gewend aan het eten van gekookt voedsel. Toch verkoos hij liever zijn eten rauw te nuttigen en wanneer er iemand was die het hem zoo aanbood, liep hij snel naar hem toe op handen en voeten en verslond het als een wolf. Hij had een geduchten eetlust en verslond een half schaap voor zijn maaltijd, dronk dan een groote hoeveelheid karnemelk, terwijl hij zijn maaltijd besloot met een weinig klei en eenige kleine steentjes »om de spijs verteering te bevorderen! !" In het eerst had hij de onaan-»gename gewoonte om menschen te bijten, doch dit werd hem gaandeweg afgeleerd. Zijn tanden waren zeer sterk en scherp en hij was verzot op beentjes, die hij als een hond afkloof. Gewoonlijk ging hij op handen en voeten en niets kon hem bewegen kleederen te dragen. Zelfs in het koudste weder wilde hij, als hem iets werd aangetrokken, het weer uittrekken. Hij scheen niet veel van kinderen te houden, en als ze hem naderden, snelde, hij op hen toe, blafte hun vinnig aan en trachte hen te bijten, terwijl hij een straathond en eenige jakhalzen tot zijn speelmakkers verkoos en toeliet dat zij zijn maaltijd met hem deelden. Toen zij echter bijna al zijn voedsel opaten, werden zij doodgeschoten. Hun dood was hem tamelijk onverschillig.

Hij leefde nog eenige jaren tot hij door een ziekte werd aangetast, die weldra een einde aan zijn leven maakte. Hij had nooit een enkel •woord gesproken, en slechts geblaft of gehuild wanneer hij opgewekt of angstig was. Doch even vóór zijn dood schenen eenige vroegere herinneringen bij hem op te komen. Hij bracht zijn hand aan zijn hoofd zeidc in de Hindosche taal: »Het doet mij zeer", en na nog om water gevraagd te hebben stierf het arme wolf-kind.

Men verondersteld! dat hij, toen hij 'stierf, ongeveer twaalf jaar oud was, doch hoe hij onder de wolven gekomen was, werd nooit ontdekt. De heer Sleeman, welke hem in Sultanpore zag, en dit alles meedeelt, zegt dat het kind in zijn voorkomen en manieren een volkomen gelijkenis met een wolf had.

AAN VRAGERS.

Wat wordt bedoeld met ^tw. jeneverloom en de jeneverkolen, waarvan gesproken wordt in i Kon. ig : 4 en Ps. 120 : 4?

De jeneverboom is een plant, die in het Hebreeuwsch rothem wordt genoemd, 't Is een groote heester, die behoort tot het geslacht der kroondragende kegelvormige boomen, zooals de ceder en pijnboom. Hg heeft kleine, altijd groene bladeren, gele bloemen en blauwe bezien en bloeit in een drogen, zandigen grond. Op de rotsen in Palestina vindt men vel^ van de grootste soort. Op den berg Hor, waar Aaron stierf, groeit hij op de zijden en zelfs op den top; ook wordt hij in verscheiden valleien in dien omtrek gevonden. De jonge boomen zijn omstveeks drie voet hoog; de volwassene bereiken een hoogte van vijftien voet.

Er wordt in den Biibel driemaal van deze plant gewag gemaakt. Elia sliep onder een jeneverboom, i Kon. 19 : 4. Job zegt dat de wortel der jeneveren den hongerige in de dorre plaatsen voedde, j[ob 30 : 3, 4. In Ps. 120 : 4 lezen wij van gloeiende jeneverkolen. De boom bevat een olie, welke zijn hout helder doet branden, en waarvan de bijeengerakelde asch en kolen lang gloeiende blijven. Het kan zijn dat met het Hebreeuwsche woord »rothmen, " de genista (het priemkruid) bedoeld wordt, een in Arabië veel voorkomende plant, met gele bloemen en bittere wortels, waarvan de Arabieren houtskool maken, terwijl de reizigers, in de koude oostersche nachten, welke wegens de overdag heèrschende hitte gevoelig aandoet, haar gebruiken tot brandstof voor hun vuren.

Op onze vraag ontvingen we 't volgende goede antwoord van M. B.

Dat koning Karel van Frankrijk moest leeren van een kolenbrander, die de natuuisgesteldheid van zijn ezel kende, moet wel beschamend zijn geweest voor dien koning.

Maar dat Gods volk (fes. i : 3) moet leeren: Een os kent zijn bezitter, en een ezel de kribbe zijns Heeren; maar Israël heeft geen kennis, mijn volk verstaat niet, " zal bij geesteslicht nog veel beschamender zijn. Mocht dat volk dan maar veel om wijsheid vragen, welke de Heere mildelijk schenkt dengenen die er Hem om smeken. En hiermee zal uw vraag wel beantwoord wezen.

HOOGENBIRK.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 augustus 1890

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 augustus 1890

De Heraut | 2 Pagina's