Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de Vrije Universiteit

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de Vrije Universiteit

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 24 Oct. 1890

Voor de Vrije Universiteit was het in de atgelocpen v/eek feest. Feest in dien hoogeren zin, waarin stichtingen van edeler soort en hoogere bedoeling, heur vaste dagen kennen, waarop allen die haar steunen, eeren en liefhebben, zich door den ommeloop der dagen gedrongen gevoelen, om de beteekeris van zulk een stichting weer in hun kring te waardeeren, en God te danken voor wat Hij er ons in schonk.

Op zo October 1880 wierd de Vrije Univertiteit gesticht, althans geopend, al was het ook dat de Vereeniging voor Hooger O.iderwijs op Gereformeerden grondslag reeds eenigen tijd vroeger in het leven trad. En thans op 20 October 1890 kwam de Senaat der Universiteit voor de tiende maal cp dezen dag in openbare zitting bijeen, om de overdracht van het Rectoraat te doen plaatshebben.

Prof. Fabius, die als rector afrad, liet aan die overdracht een rede voorafgaan, die niet nalaten zal ook in breeder kring belangstelling te wekken, en ons stellig weer een schrede nader brengt aan het afbakenen van onze positie.

Want wel is er aanvankelijk gelachen om ons beweren, dat de tegenstelling tusschen Rede en Openbaring ook op het terrein der overige faculteiten gold, en met name ook aan de juridische faculteit allengs een geheel andere plooi zou geven; maar, zoo men ons begaan laat, en het getal onzer juristen toeneemt en de tijd gevonden wordt, om dieper op het stuk der beginselen in te gaan, zal men toch steeds meer ontwaren, dat deze pretentie wel degelijk op goeden grond steunde.

Voor wat het Staatsrecht aangaat gevoelde een ieder dit reeds door de scherpe tegenstelling tusschen het revolutionaire en antirevolutionaire Staatsrecht; en nog kan men zich niet genoeg verbazen over de onaandoenlijkheld der Antirevolutionaire partij, die nog maar steeds weigert het hoog belang in te zi; n, dat voor haar toekomstige ontwikkeling in een wetenschappelijke opleiding uit eigen beginsel gelegen is.

Maar natuurlijk met het Staatsrecht alleen was men er nog niet. Het Staatsrecht staat niet op zich zelf, maar hangt organisch sadm met alle overige takken van de rechtsgeleerdheid. Het streven van de Juridische faculteit moet dus wel zijn, om ook bij deze overii^e takken het principieel verschil op te sporen, en zoo allengs door te dringen tot de principieele tegenstelling in den wortel van het recht.

Die tegenstelling mag uiteraard niet eenzijdig als tegenstelling tegen het Deisme der Fransche revolutie opgevat, maar zal, althans in onzen tijd, veel meer nog welbewuste tegenstelling tegen het P««/^m»«^ der heden, daagsche rechtsschool-moeten worden; en de dusgenaamde historische school zal, hoe ook in haar verzet tegen de Fransche revoutie gewaardeerd, daarom toch nooit als verleidster mogen geduld, om ons naar het ' Pantheïstisch pad heen te lokken.

In verband hiermee nu was het ongetwij-' feld een gelukkige greep, dat Prof. Fabius ditmaal sprak over JietMozaïsche en Romeinsche [ Recht. Door dit onderwerp toch wierd de principieele quaestie ten deze in haar hartader geraakt. Nog wel niet in haar diepsten wortel. Dan toch moet op de anthropologic en het wezen der Openbaring teruggegaan. Maar dan toch in haar concreten vorm.

Dusver toch gold als norma voor het recht meest de rechtsontwikkeling, gelijk die onder de leiding Gods, aan de Romeinen was toevertrouwd. Daarnaast liet men dan tot op zekere hoogte het Germaansche, en zoo ook t? n onzent het oud-HoUandsch, recht gelden. En in den laatsten tijd kwam dan daarbij als derde factor het Pantheïstische recht. Maar wat ook meetelde, het Mozaïsch recht telde voor niets.

Wel had de kerk van oudsher gevoeld, dat de Heilige Schrift ook in zake het recht had mee te spreken, maar dit medezeggenschap had de kerk zich zoeken te verwerven, door naast het Romeinsche recht het du.sgenaamde Canonieke recht te plaatsen. Hieronder verstond men destijds volstrekt niet alleen het kerkrecht in engeren zin, maar een rechtsbedeeling die, uit de Heilige Schrift genomen, tegen het Romeinsche recht indrong, op allerlei staatsrechtelijk, burgerrechtelijk en maatschappelijk terrein meesprak, en welbezien onverzoend naast het Romeinsche recht stond.

Teen had men dus twee Rechten, Het Canonieke recht en het wereldsche recht. En aanvankelijk gold het eerste zoozeer als hoofdzaak, dat de faculteit der rechtsgeleerdheid eerst den naam droeg van de Faculteit der Decreten. Decreten nu beteekenden de bepalingen van het Canonieke recht; en men had dus destijds een Juridische faculteit, die zich in hoofdzaak bezig hield met een rechtsorde, die, op de Schrifc steunende, eigenlijk door de kerk was vastgesteld.

Later kwam daar toen het andere wereldsche recht bij, en toen kregen de Meesters in de rechten den naam van Doctores utriusque juris., d. w. z. doctor in de beide rechten. Een titel ó.\t firmeel nog tot in 1876 stand hield.

Thans echter is hiervan in de Staatsuniversiteiten niets meer te bespeuren. Men onderwijst daar wereldsch recht, zonder meer.

De Vrije Universiteit daarentegen kon daarmede geen vrede hebben. Ze kon niet het model der Staatsfaculteit nabootsen noch ook naar het Dualisme van de Middeleeuwen lerug. En haar streven moet erdus^velop gericht zijn, om zulk een ontwikkeling van het recht te bevorderen, waarbij het wereldsche recht gefundeerd zal worden op de eeuwige beginselen van het recht, gelijk die in de Openbaring der Heilige Schrift gegeven zijn. Een openbaring die twee zijden heeft. Vooreerst de algemeene gegevens der Heilige Schrifc, die alle recht beheerschen, en ten tweede de concrete rechtsbedeeling die aan Israël gegeven was.

Op dit tweede punt nu vestigde Prof. Fabius de aandacht, om aan te toonen, d.ït de Mozaïsche rechtsbedeeling, niet enkel de roeping had, om Israëis burgerstaat te regelen, maar ook om voor alle volken buiten Israël de groote lijnen te trekken, waar langs de ontv/ikkeling van het recht zich te bewegen had.

Reeds in de dagen der Reformatie had Junius deze quaöstie ter hand genomen. Sinds rustte ze mee.st. En we zijn Prof. Fabius warmen dank verschuldigd dat hij in zijn eigenaardig keurige mozaiek dit principieele vraagstuk thans weer aan de orde heeft gesteld.

Zoo is er arbeid op het stuk van beginsel niet alleen voor de theologische, maar ook voor de juridische, en waarlijk niet minder voor de letterkundige faculteit.

minder voor de letterkundige faculteit. Gelukkig dat de heer De Savornin Lohman reeds aan de deur klopt om binnenkort zijn hoogleeraarsambt in de juridische faculteit te aanvaarden.

Vooral jonge, dege krachten zijn noodig.

Vrage, wanneer krijgt Prof. Woltjer, de nieuwe rector, hulpe.'' En ook, wie zal de man zijn, die niet slechts als medicus én Christen, maar als Christelijk medicus, de medische faculteit onder ons kan openen.

Practisch roept reeds de vivisectie er om.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Voor de Vrije Universiteit

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1890

De Heraut | 4 Pagina's