Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De bekende Berlijnsche hofprediker

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De bekende Berlijnsche hofprediker

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De bekende Berlijnsche hofprediker Stöcker heeft onlangs een pleidooi gevoerd voor de vrijmaking der Pruisische Luthersche (Unirte) Staatskerk, .

Veel gemengd in de besprekingen over de sociale quaestie, stelde zijn werkkring hem in de gelegenheid, om meer van nabij den schadelijken invloed te leeren kennen, dien de Staatskerk als zoodanig op de bevolking in hoogere en lagere standen uitoefent.

Zulk een aan den Staat gebonden kerk versteent, kan z!ch niet bewegen, bezit veerkracht noch geestdrift, en ziet zich de mogelijkheid van dege reformatie afgesneden.

Vooral door de vergelijking van het vele dat de Roomsche kerk in Pruisen vermag, en de uiterst geringe werkzaamheid waartoe de veel grootere „Evangelische" kerk in staat blijkt, wierd Stöcker dan ook tot de overtuiging gebracht, dat er in dezen smadelijken toestand hoe eer hoe beter verandering moet komen, of de invloed van deze kerk op het volksleven ging ganschelijk te loor.

Men wete namelijk, dat in Pruisen een geheel andere toestand bestaat dan in Gereformeerde landen.

Bij ons waren zelfs onder de Staatskerk Kerk en Staat altoos principieel gescheiden. De keik leidde haar eigen leven. Op haar geestelijke ontwikkeling kon noch mocht de Overheid rechtstreeks invloed uitoefenen. En feitelijk had de Overheid dan ook geen andere relatie tot haar dan die van patroon.

Maar zoo was het in de meeste Lulhersche landen niet.

Daar oordeelde men, dat, nu de pauselijke hiërarchie wegviel, er toch een andere hiërarchie voor in de plaats diende te komen, en dat ook deze hiërarchie, wel niet een paus, maar dan toch een hoojd moest hebben, en dat hoofd wierd toen de Vorst van het land.

De meeste Luthersche vorsten waren dus niet slechts patroon van hun landskerk als drager der souvereiniteit, maar tevens opperbisschop (summus episcopus), en bekleedden als zoodanig een geestelijk ambt. Als Saul wilden ze niet naast Samuel staan, maar in Samuels rechten treden. Een stelsel dat men Caesaro papie noemt, omdat de Caesar of vorst van het land er tevens papa, d. i. paus wordt. Een stelsel dat ten onzent, naar de juiste opvatting van Groen van Prinsterer, door koning Willem I in 1816 ten deele geïmporteerd is, en waaraan wij heel de Synodale organisatie, het te loor gaan in honderden gemeenten van ons Gereformeerd kerkbeginsel, en een zoo groot deel van onze namelooze kerkelijke ellende danken.

Ook in de kerkregeering, en men vergete dit nimmer, stonden onze Gereformeerde kerken zoo hoog boven de kerkinrichting in Luthersche landen. In die Luthersche landen hield men de hiërarchie bij, en alleen in Gereformeerde landen wierd de hiërarchie uitgebannen.

Gevolg hiervan "nu was dat in Luthersche landen elke kerk een nationale of landskerk werd, en dat, zonderling genoeg, de Luthersche kerken in Denemarken, Zweden, Noorwegen, Duitschland, Rusland enz, , nooit in concilie saamkwamen; terwijl de Gereformeerden, die het denkbeeld van een* landskerk of nationale kerk verwierpen, er steeds op bedacht waren, om hun kerkelijke aangelegenheden in overleg met mannen uit andere kerken te regelen, en alzoo het denkbeeld van de Gereformeerde „wereldkerk" hoog te houden. Zoo deed men te Dordrecht en zoo deed men te Westminster.

Maar niet alzoo in Luthersche landen. Daar maakte men terstond en principieel van zijn kerk een Z««iigenootschap, een nationale of vaderlandsche kerk, gelijk dit denkbeeld thans ook ten onzent met de Synodale organisatie insloop; en dank zij het Collegiaal systeem bij alle kerkgenootschappen is doorgezet.

Toch begint men thans ook in Duitschland het averechfsche en onhoudbare van zulk een toestand in te zien.

Stöcker die zijn volk kent, komt er openlijk voor uit, dat de Luthersche kerk steeds meer aan invloed verliest, en dat er op geen beterschap in dezen toestand is te hopen, tenzij de keizer kloek en moedig op eenmaal van dat opperpiiesterschap afstand doe.

Hij bezweert dan ook den keizer om niet te aarzelen, zelfs niet te talmen, en betuigt hem, met de Schrift in de hand, dat hij hiermede een Gode welgevallig werk zal doen, eii den Zone Gods, als gezalfden Koning van zijn kerk, zal eeren.

Dit nu is uitnemend.

En toch ziet ook Stöcker den wortel van het kwaad nog niet. Ook hij toch wil de kerkelijke hiërarchie in stand houden; zelfs verscherpen; en vraagt om de invoering van Protestantse he bisschoppen.

Dusver had men wel een Vorst-bisschop van Breslau in Silezië, maar geen bisschoppen aan het hoofd der onderscheidene diocesen. De mannen, die aan het hoofd van deze diocesen stonden, hadden dusver geen bisschoppelijken litel, maar droegen den naam van Stiperintendent.

Doch nu wil Stöcker dien leelijken titel van Superintendent laten wegvallen, en weer bisschoppen aanstellen; waarbij hij echter vergeet, dat bisschoppen vanzelf om aartsbisschoppen, en aartsbisschoppen om een patriarch roepen, en dat men op die wijs weer vanzelf den Roomschen weg opgaat.

Zoo ziet men hoe taai de dwaling is.

Men erkent dat er een fout begaan is, en wil die fout herstellen, ja, ontziet om die fout weg te nemen zelfs de gevoeligheid van het koninklijk gezag niet. Iets wat in Pruisen vooral van zeldzamen moed getuigt.

Maar' omdat ook Stcbker verz-iimde het kerkrecht als zoodanig te bestudceren, en door die leemte niet in staat is den wortel van het kwaad bloot te leggen, wil hij nu dien wortel zelts gaan besproeien, niet vermoedende hoe hierdoor het kwaad straks te grooter afmetingen kan aannemen.

Is men Roomsch, en als zoodanig de Roomsche denkbeelden over de verhouding van leeken en geestelijken toegedaan, dan natuurlijk moet men een hiërarchie bezitten. Maar stelt men een hiërarchie in voor een kerk die de Protestantsche opvatting van de verhouding tusschen voorganger en leden huldigt, dan sticht men niets dan eindelooze verwarring en breekt zijn levenskracht.

KUYPER,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's

De bekende Berlijnsche hofprediker

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's