Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van het heilig Avondmaal.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van het heilig Avondmaal.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZO.VöA«SAFI*iEEIiL\C IxVIlI.

Voorwaar, ik zeg u, dat ik niet meer zal drinken van de vrucht des wijnstoks, tot op dien dag, wanneer ik dezelve nieuw zal drinken in het koninkrijk Gods. Mark 14:25.

VII.

Zoo is dan de instelling van het heilig Avondmaal en de symboliek der Teekenen in dit Sacrament genoegzaam toegelicht, zoodat ons, eer v/e met de sgste Zondagsafdeeling tot de Goddelijke actie in dit Sacrament overgaan, nog slechts één punt ter bespreking rest, om alsdan met dit artikel de bespreking van de 28ste Zondagsafdeeling ten einde te brengen. Van de drie Zondagsafdeelingen toch, die onze Heidelberger aan de bespreking van het heilig Avondmaal wijdt, behandelt de eerste (XXVIII) de instelling en symboliek van het Avondmaal, de tweede (XXIX) de actie die van God en Christuswege in dit Sacrament uitgaat, en de derde (XXX) de Mis en het gebruik van het Avondmaal. Al zijn deze Zondagsafdeelingen dus breed opgesteld en al schijnen ze soms ineen te vloeien, toch doen ze dit in der waarheid niet, mits men den onderscheiden inhoud van elk dezer drie Zondagen maar uit elkander wil houden en niet verwart.

De splitsing van deze drie Zondagen is door onze opstellers bedoeld als splitsing ter afzonderlijke bespreking van de instelling, van de werking en van het gebruik , j, yan dit Sacrament; maar., zoo, dat «? ? & om volledig te zijn, bij de instelling ook de symboliek, en bij het gebruik ook het misbruik ter sprake brengen; doch voor het overige loopt de indeeling zuiver. Bij Zondag XXVIII moest dus besproken, maar ook alleen besproken, al hetgeen op de instelling ziet. Bij Zondag XXIX moet gehandeld van 'de kracht die in dit Sacrament als Sacrament werkt. En bij Zondag XXX is i^ebruik en misbrtnk aan de orde.

Indien men nu op deze wijze den inhoud van deze drie Zondagsafdee'ingen uit elkaar houdt, zal men den gedachtengang van de opstellers, zonder veel moeite kunnen nagaan; terwijl ook in den XXVIIIen Zondag zelven de/Sste^/öiteen 77ste Vraag even geleidelijk op elkaar volgen. Immers in Vraag "jj wordt de instelling als Goddelijke ordinantie aangediend; terwijl in Vraag 75 was aangeduid, om wat reden het heilfg Avondmaal onder de Sacramenten zij te rekenen; en in Vraag 76 het speciale karakter van dit Sacrament in het lieht wordt gesteld. Eerst dus wordt er op geweien, dat ge met een Sacrament te doen hebt, overmits ook het heilig Avondmaal u „een teeken en zegel'' is, waardoor ge verzekerd wordt van uw gemeenschap aan „Christus en dien gekruist." Dan wordt in Vraag "jG aangetoond, hoe deze verzekering in dit Sacrament toegaat. En ten slotte wordt u in Vraag TJ bewezen, dat het Avondmaal als Sacrament, van goddelijken oorsprong is. Daarop volgt dan in Zondag XXIX eene bespreking van de Goddelijke actie in dit Sacrament; en dat wel in twee Vragen (78 en 79), waarvan de eerste u zegt, waarin deze Goddelijke actie niet en de tweede u toont, waarin deze Goddelijke actie wel bestaat. En eindelijk komt dan Zondag XXX, die uw aandacht eerst bepaalt bij het misbruik van dit Sacrament in de Mis; daarna in Vraag 81 het gebruik van dit Sacrament bespreekt; en eindelijk in Vraag 82, opkomt tegen de verwaarloozing, en het verschil aanwijst tusschen het goed gebruik en het booze misbruik, dat maar al te zeer insloop.

Zooveel ter toelichting van den loop der drie Zondags-afdeelingen over het heilig Avondmaal, waaruit blijkt, dat bij dezen eersten Zondag alleen nog datgene te bespreken is, wat met opzicht tot de instelling en beteekenis van het heilig Avondmaal dusver onbesproken bleef. En dit nu betreft in hoofdzaak den samenhang die tusschen het heilig Avondmaal en de Toekomst des Heeren bestaat.

Gelijk duidelijk werd aangetoond, is de grondvorm voor het heilig Avondmaal ontleend aan den gewonen menschelijken maaltijd, die door Gods ordinantie, in de schepping zelve van 'smenschen natuur, geboden lag. Juist daarom echter, omdat de maaltijd geen vinding van menschelijk practisch vernuft, maar een rechtstreeksch uitvloeisel van Gods schepping is, ligt er in dien maaltijd iets wesenlijks en onvergankelijks, ook al is het dat wij met in staat zijn dit onvergankelijke in het denkbeeld van den maaltijd los te - maken van den vonn, vvairln Vv-ij dien kennen en gebruiken. Met dit blijvende en onvergankelijke in den maaltijd hangt het dan ook saam, dat de Heilige Schrift ons de' gelukzaligheid des hemels meer dan eens in het beeld van een maaltijd teekent. We herinneren slechts aan wat ge in Jesaia 25:6 leest: En de Heere der heirscharen zal op dezen berg allen volken eenen vetten maaltijd bereiden, een maaltijd van reinen wijn, van vet vol mergs, van reine wijnen, " die gezuiverd zijn". Waarbij voorts verwezen zij naar Matth. 8:11: Velen zullen komen van Oosten en Westen, en zullen met Abraham, Isaiik en Jacob aanzittenia het koninkrijk Gods." En om niet meer te noemen naar het beeld van de bruiloft, waarin de heerlijkheid, die ons beidt, herhaaldelijk geteekend wordt. Toch mag dit niet verstaan van een mealtijd in aardschen zin. We weten toch, dat de gezaligden niet eten noch drinken in eigenlijken ziti, maar als engelen Gods in den hemel zijn; dat de „buik*" in het lichaam der heerlijkheid niet meer zijn tegenwoordige functie zal hebben, want dat God „beide den buik en de spijze zal te niet doen" (i Cor. 6:13); en ten overvloede ïdat vleesch en bloed", die door de spijzen onderhouden worden, het koninkrijk van God niet zullen beërven. Zoo nu echter desniettemin in den staat der heerlijkheid gedurig gewezen wordt, op het aanzitten aan een avondmaal, aan een maaltijd, aan een bruiloft, en op een drinken uit den stroom des levens en een eten van de boomen, die in het Paradijs van God zijn, dan blijkt hieruit, dat er in den maaltijd nog een diepere gedachte ligt, die het ons niet gelukt van den tegenwoordigen .vpnn der maaltijden los te. maken, maar die toch met ons in de eeuwigheid overgaat.

Ge moogt toch niet zeggen: „Dit alles is slechts beeldspraak". Zoo zoudt ge wél kunnen spreken, zoo gij zelf de wereld en in die wereld de menschelijke natuur en met die menschelijke natuur de idéé van den maaltijd geschapen hadt. Dan zoudt ge kunnen zeggen: „God heeft in zijn Woord de beelden voor de heerlijkheid des hemels aan ons taalgebruik ontleend. Maar nu dit niet zoo is, maar God zelf den maaltijd schiep, en dus in dien maaltijd zijn eigen goddelijke gedachte belichaamde, nu schikt Hij zich niet naar uw taalgebruik, maar spreekt zijn eigen taal en gebruikt beelden, die Hij zelf uitgedacht en verwezenlijkt heeft. En waar nu de Heilige Schrift ons beide, én het Sacrament van het heilig Avondmaal, én de eeuwige heerlijkheid in het beeld van den maaltijd voor oogen stelt, daar ligt het vermoeden voor de hand dat in het heilig Avondmaal ook een heenwijzing ligt op de Toekomst van onzen Heere Jezus Christus,

Hierin nu worden we bevestigd, door wat de Heere Jezus zelf bij de instelling van het heilig Avondmaal zoo nadrukkelijk verklaarde^ t. w., »dat hij niet weer drinken zou van deze vrucht des wijnstoks, totdat hij dezelve nieuw zou drinken in het koninkrijk zijns Vaders." Al ontkennen we toch niet, dat deze profetie aanvankelijk reeds kan vervuld zijn na Jezus' opstanding (hoewel het onzeker is, of Jezus toen nog wijn gedronken heeft), zoo toonen toch deze plechtige woorden reeds door hun majestueusen klank, dat er een dieper zin in lag; en nooit zal de kerke Gods met de verklaring dezer woorden vrede nemen, tenzij men er een profetie in leze, die doorgaat tot in het rijk der heerlijkheid; en dit „nieuw drinken van den wijn in het koninkrijk Gods" doet slaan op de bruiloft des Lams. Welke in dat koninkrijk der hemelen de beteekenis van »de vrucht des wijnstoks" zal zijn, en wat te verstaan zij onder het „nieuw" drinken van den wijn, is ons niet geopenbaard, en zonder openbaring voor niemand uit te maken. We mis sen in deze bedeeling eenvoudig het orgaan, om ons van dat rijk der heerlijkheid een juiste voorstelling te vormen. Om dat te kunnen doen, zal men zelf eerst in het lichaam der heerlijkheid moeten zijn opgestaan. Alle nadere poging tot verklaring lijdt hier dus schipbreuk, en het verst komt nog hij, die zich zonder meer met de eenvoudige en toch zoo rijke beelden der Heilige Schrift vergenoegen laat. Dan toch verliest hij zich niet in gepeins over dingen, die hier beneden toch aan zijn kennis en inzicht ontsnappen, en houdt slechts deze waarheid vast, dat het heilig Avondmaal met de bruiloft des Lams in tweeledig verband staat; ten eerste in zooverre het die afschaduwt, en ten andere in zooverre het die voorbereidt.

Het schaduwt die af; want het heilig Avondmaal bedoelt op ajirde een maaltijd aan te richten, vvaafj. ij-Jezu; ' ^ie gastheer is, en slechts zijn uitverkorenen met hem aanzitten; en wel zulk een maaltijd, waaraan spijs en drank slechts dragers zijn van een geestelijk iets, zoodat dit geestelijke en niet het uitwendige de hoofdzaak én het eigenlijke is. Deze afschaduwing valt natuurlijk geheel weg, zoo men de tegenwoordigheid van Christus bij het Avondmaal vallen laat. Dan toch zitten er alleen de verlosten des Heeren aan, en het spreekt vanzelf, dat enkel de vrienden des Bruidegoms zonder den Bruidegom geen bruiloft kunnen afschaduwen. Maar houdt men daarentegen, gelijk we zoo sterk maanden, onverbiddelijk vast aan de voorstelling, dat Christus, ongezien en onzienlijk, bij elk Avondmaal tegenwoordig is, en dat eerst door die ongeziene tegenv/oordigheld de schaduw van zijn beeld op brood en wijn valt, dan geeft metterdaad het heilig Avondmaal ons een beeld in het klein van wat de bruilofc des Lams eens zijn zal, én door het opgaan van alle zielsverlangen in de gemeenschap met Christus; én door den vrede en de rust waarin allen saam om den Heere als het middelpunt van aller hart vereenigd zijn; én door het geestelijke, en toch weer ook uitwendig karakter van dezen disch. Ook in i Corinthe worden we op dien saamhang tusschen het Avondmaal en de Toekomst des Heeren nogmaals gewezen, als het heet: „Gedenkt den dood des Heeren totdat hij komt." Dan eerst als hij komt, en door die komst ook deze schaduwachtige profetie in haar vervulling overgaat, zal er voor het Sacrament van het Avondmaal geen plaatse meer zijn, en het Avondmaal overgaan in de bruiloft zelf, die het had afgeschaduwd. En evenzoo bereidt het heilig Avondmaal dis iruiloft van. hei-^yfïiit voor, wtant het is een voorsmaak van dié bruiloft, die ons reeds nu gegund wordt, waardoor we bewerkt en in ons geloof gesterkt worden, ja waardoor we nu reeds gewend worden aan die geestelijke gemeenschap met onzen Heiland en aan het broederlijk verkeer met broederen, ook met dezulken die we in de menschelijke maatschappij nauwlijks hadden gekend. En 200 strekt zich dan het heilig Avondmaal uit van de Schepping waarin het zijn eerste vezelen dreef tot aan de Toekomst des Heeren jfeztis, waarmee de nieuwe Schepping zal ingaan, en juist daardoor is het Sacrament van het heilig Avondmaal, zoo ge wilt, een geheel geconcentreerde vertooning van heel uw Christelijke belijdenis. Al wat in de XII Geloofsartikelen uiteenvalt, ligt in het Sacrament van het heilig Avondmaal als voor uw oogen in heilig perspectief geteekend. Het is er niet in uitgesproken, maar zoo ge de gouden draden van uw heilige belijdenis tot één prachtig kunstgeheel ineen wilt zien gestrengeld, ga dan waar het heilig Avondmaal bediend wordt; en, zoo ge daarbij in stilte uw geloofsartikelen bij u zelven herhaalt, zult gij zelf bevinden, dat geen dier heilige draden in dit schoone kunstweefsel wordt gemist. Er is uw schepping; er is uw zonde; er is uw Verlosser; er is zijn kruis; er is uw geloof om hem aan te nemen; er is het beeld der kerk in het klein; er is de profetie van zijn toekomst, van" uw opstanding en van uw eeuwige heerlijkheid. En zoo zal dit heilig Avondmaal, dat nu voor achttien eeuwen wierd ingesteld, dan ook blijven voortduren tot dat het Teeken van den Zoon des menschen in de wolken. gezien wordt. Nu reeds achttien eeuwen hield het stand, en hoe ook in de toekomst vervolging en verdrukking voor de kerk van Christus moge aanstaande zijn, de uitverkorenen zullen niet verleid, Christus' kerk zal niet overweldigd worden; en al was het dan ook in slechts kleinen kring, het Sacrament des heiligen Avondmaals zal ter gedachtenisse van Jezus' dood gevierd blijven, zoolang er menschen op deze aarde wonen; tot eens het Maranatha omslaat in het gejubel van Gods kinderen: „Zie, de Heere is gekomen, en zijne heiligen met hem!"

Nog enkele vraagstukken van ondergeschikt belang vorderen ten slotte een korte bespreking.)

Allereerst de vraag, of een Sacrament noodzakelijk uit slechts één teeken moet bestaan. Dit is zoo in den Doop, en op dien grond hebben vele godgeleerden in de middeleeuwen staande gehouden, dat ook in het heilig Avondmaal het teeken eenvoudig moest zijn, en niet uit twee elementen kon bestaan; een voorstelliug die natuurlijk samenhing met de toen allengs ingeslopen practijk, om het Sacrament des Avondmaals zonder den v/ijn te bedienen. Bij het opdragen van de Mis wierd dan nog wel ook de wijn gebezigd, maar bij het com. municeeren der leeken bediende inen het Avondmaal .M.een onder i het - teekea van het brood. Hierop nu dient geantwoord, dat ons nergens een regel gegeven is, waaruit zou zijn af te leiden, dat het Sacrament aan de eenheid van het teeken gebonden zou zijn, en dat bij ontstentenis van dezen regel, alle recht ontbreekt om er het Sacrament naar te veranderen. Geantwoord, dat wij het Sacrament hebben te bedienen gelijk het ingesteld is, en dat het ingesteld is niet met één teeken, maar onder de beide teekenen van brood en wijn. En voorts geantwoord, dat de bewering, dat het lichaam het bloed in zich besluit, en dat derhalve zoo hét brood het lichaam des Heeren is, hier ook het tweede teeken in besloten ligt, volkomen juist is, zoo men een verandering van het brood in het wezenlijk lichaam des Heeren aanneemt; maar dat dan ook juist reeds deze gevolgtrekking op zich zelf de onhoudbaarheid van heel dit voorgeven aantoont. Ware het toch zoo, dat Christus bij de instelling van het heilig Avondmaal bedoeld had te zeggen, dat in dit brood als zoodanig zijn eigen lichaam reeds aanwezig was, dan ware verbreking van dit lichaam niet mogelijk geweest, zonder dat te gelijker tijd de uitgieting van zijn bloed daarin lag opgesloten. Immers het lichaam van Christus is niet in eigenlijken zin verbroken. De ledematen zijn hem niet van het lijf gerukt, en zelfs na zijn sterven is hem geen been gebroken geworden. De verbreking van het lichaam had dus slechts in zooverre plaats, als er bloedstorting bij «voorkwam. Zoo zijn dus beide he^fi^'^en^& everbrekingvz.n het lichaam en de vergietingv^nziynhXoeA. onafscheidelijk één. En ware het derhalve Jezus' bedoeling geweest, om van het brood zijn wezenlijk lichaam te maken; en alzoo in de verbreking van het brood zijn vollen dood af te beslden; zoo zou daarna voor een opnemen van den drinkbeker en een afzonderlijk handelen met zijn bloed geen plaats zijn geweest. Nu Jezus daarentegen naast de breking van het brood nog afzonderlijk de vergieting van den wijn als de uitgieting van zijn bloed plaatst, zoo volgt hieruit dat de vergieting van zijn bloed niet reeds vooraf in de breking van het brood kon begrepen zijn. En is dit zoo, was in de breking van het brood niet ook tegelijk de uitgieting van het bloed begrepen, zoo volgt hieruit, dat ook het bloed zelf niet in het brood kan gesymboliseerd zijn. Zoo ziet dus het brood alleen op het vleesch van het lichaam, en de wijn alleen op het bloed, en is eerst in de saamvoeging van beide teekenen de symbolische afschaduwing van geheel het lichaam des Heeren gegeven. Daarom kan noch mag men met één teeken volstaan, maar moet het Sacrament des Avondmaals altoos onder beide teekenen bediend woHen.

Toch ga men hierin ook weer niet te ver, als ware met de onderscheiding tusschen brood en wijn een anatomische ontleding van het lichaam des Heeren in zijn bestanddeelen gesymboliseerd. Alle anatomische voorstelling blijve hier verre. Wat het Avondmaal bedoelt is, de voorstelling te hulp te komen, hetzij bij de herinnering, hetzij bij de verbeelding van wat op Gol%otha plaats greep. Als aan een uitgetogen mensch het leven gewelddadig benomen wordt, geeft het lijk ons vleesch en bloed te aanschouwen; het witte blanke v!eesch, en het roode bloed in hun schreiende tegenstelling. Niet meer het bloed, dat in het lichaam bruist, om het blank der huid met vurig purper te doorgloeien; maar vleesch en bloed gescheiden, uiteengerukt, en nu dat roode bloed het blank van het vleesch bezoedelend. Eerst in die tegenstelling van het blank en rood, en in hun "lonnatuurlijke bijeenvoeging ligt het beeld van den gewelddadigen dood. En v/ijl nu Jezus' bedoeling was, de heugenis van dat ontzettend oogenblik, toen hij op Golgotha stierf, te bestendigen, heeft hij in brood en wijn dat vleesch en dat bloed voor ons afgeschaduwd, om, juist door de tegenstelling en bijeenvoeging van die beide altoos weer den indruk van zijn sterven in ons te vernieu wen en te verlevendigen. Omdat brood de kleur heeft van het vleesch des menschen, en het bloed een gelijke kleur als de wijn, daarom wierden brood en wijn hier onderscheiden en samengevoegd. En te meer koos de Heere Jezus de teekenen van brood en wijn, omdat brood evenals het vleesch een vaste stof is, die hierin'onderscheiden is van het vloeibare dat aan bloed en wijn gemeen is. Terwijl ten slotte nog zij opgemerkt, dat brood het algemeen door God verordende voedingsmiddel is, waaruit het vleesch gevoed wordt; terwijl omgekeerd de zvijn in nauwer rapport met het bloed treedt, en daardoor sneller zijn werking door heel het lichaam doet gevoelen. Natuurlijk niet alsof het brood niet ook ons bloed zou voeden, en alsof ooit anders dan uit ons bloed de voeding aan het vleesch zou toekomen, maar genomen naar de nauwere verwantschap, die tusschen deze beide deelen van ons lichaam en deze beide elementen in het Avondmaal onloochenbaar is.

Hiermee hangt de quaestie \'an het gezuurde of ongezuurde brood bij het heilig Avondmaal dan ook rechtstreeks samen. Dat het brood bij het Pascha ^«gezuurd moest zijn, staat vast, en ook dat Christus zelf zulk ongezuurd brood bij de instelling van het heilig Avondmaal aan zijn jongeren heeft uitgedeeld. Hieruit volgt echter nog in het minst niet, dat deswege zulk brood steeds moet gebezigd worden. Dit zou wel zoo zijn, indien hij opzettelijk dit ongezuurde brood genomen, of. op dit ongezuurde gewezen had; maar is niet zoo, nu hij eenvoudig het brood nam, dat gereed lag, en over het eigenaardig of bijzonder karakter van dat brood geen woord sprak. Nu toch behoort dat ongezuurde tot den ceremonieelen dienst van het Oude Testament, die met Golgotha vanzelf wegviel; en is de eenige eisch, die ons gestel 1 wordt, dat we gewoon brood, zooals het voorhanden is, bezigen zullen. Men mag dus zoowel gezuurd als ongezuurd brood bezigen, mits ge maar noch aan dat gezuurde noch aan dat ongezuurde eenige beteekenis of waardij hecht. Hetzelfde geldt van den wijn. Jezus heeft ongetwijfeld „wijn met water gemengd, " gebezigd, maar hieruit volgt nog volstrekt niet, dat ook wij bij het heilig Avondmaal (gelijk de Roomschen zeggen) water in den wijn mengen moeten. Er zijn landen, en Palestina hoort er toe, waar de wijn zóó zwaar en gevuld is, dat hij altoos met water wordt gedronken; en er zijn andere landen, gelijk ten onzent, waar men dunner en minder zwaren wijn gebruikt, en er niet dan bij uitzondering water in mengt. Ook hierin moet dus elk land zijn eigen gebruik volgen. In landen waar men buiten het Avondmaal den wijn gemens^d pleegt te drinken, gebruike men gemengden wijn ook bij het Avondmaal; maar in landen waar men den wijn zoogoed als nooit mengt, zij ongemengde wijn regel; en wel niet witte, maar zeer bepaaldelijk roode wijn, omdat God het bloed niet wit, maar rood geschapen heeft.

En wat nu eindelijk de vraag betreft, of men, in gevallen van nood, ook zonder brood en zonder wijn Avondmaal zou kunnen vieren, zoo heeft de Christelijke kerk steeds geoordeeld, dat de genadewerking van den Christus niet verijdeld wordt door toevallige en van onzen wil onafhankelijke ontstentenis van de elementen; en dat, waar in tijden van nood of belegering of schipbreuk, zulk een geval zich mocht voordoen, elk ander voedsel het brood en elke andere drank den wijn vervangen kan. Waar echter geen onmogelijkheid bestaat om de elementen van brood en wijn te erlangen; en slechts traagheid of spaarzaamheid in het spel komt, is uiteraard het gebruik van andere elementen niet geoorloofd. Evenmin als geoorloofd [is, wat thans enkele teetotalers van Engelsche herkomst drijven, die, omdat ze beloofd hebben, zich van wijn te onthouden, water in plaats van wijn bij het heilig Avondmaal bezigen. Men mag eenvoudig als Christen geen gelofte doen, die een verbod in zich sluit om het Avondmaal des Heeren naar zijn instelling te bedienen en te gebruiken. En ook al had men bij het afleggen van zijn gelofte, dit er naar zijn intentie ingelegd, toch zou deze intentie voor God nimmer gelden. Niet eigen wilkeur, noch eenige theorie, noch eigen geloften en verklaringen, maar alleen Gods Woord geeft ons den regel aan, hoe het Sacrament bediend moet, en wee hem, die dien van God gegeven regel uit geestelijke overdrijving schendt.

KXTÏPER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Van het heilig Avondmaal.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's