Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Mijn verbond des predes.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Mijn verbond des predes.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom spreek: ie, ik geef hem mijn Verbond des vredes. Num. 2J : 12.

Als uw kindekc gedoopt wordt, doet ook gij zelf iets.

Er komt niet een onbekende in uw woning sluipen, die in der haast uw kindeke doopt, met of tegen uw wil; maar het doopen van «w kindeke heeft plaats op uw aangifte; op uw verzoek ; ten gevolge van een stap waartoe gy oveigingt.

En ge hebt dien heiligen Doop voor uw pasgeboren wichtje gevraagd, niet als een bedelaar, wien een aalmoes zal woidcn toegereikt, maar als iets dat uw kindeke toekwam. Toekwam omdat het uit u geboren wierd.

Dit is niet in ongeestelijken zin bedoeld; alsof zoo maar al wat in het Doophuis kwam gedoopt moest worden. Veeleer mag de vreeze niet onderdrukt, dat er zeer dikwijls gedoopt worden, wien de Doop niet toekomt.

Doch dit ligt dan aan uw kerk.

Zij IS de wachtier door Christus bij zijn heilighedcn besteld Zij draagt de vaten des Hee ren. Zij moet toezien, dat het Verbond niet ontheiligd worde. Eu niets heeft luozecr de gemeenmaking van den heiligen Doop, en daardoor de innerlijke verkankering van de kerk van Christus in de hand gewerkt, als dat duopen zonder keur

Niet natuurlijk, alsof een predikant of ouderling zoo eens uit zou maken, wie niet en wie wel zal gedoopt worden. Geen wilkeur geldt hierbij, maar vaste regel; en die regel is, dat de Doop aan de »geloovigen" voor hun kinderkens toekomt.

De kerk heeft dus wel te beoordeelen wie ze als »gcloovigen" (alioos op uitwen • dige kenmerken) tot het heilig Avondmaal toelaat; en hiermee nu juist is de harid gelicht Zoo schromelijk de hand gelicht, dat openbare loochenaars van het kruis van Christus toch zijn toegelaten Tot eindelijk de kerkeraad van Amsterdam in 1886 dit geweigerd heeft, en aldus de Doleantie ontstond.

Er is dus zeer zeker keur ook bij den Kin derdoop, maar deze keur moet plaats hebben bij de toelating tot het heilig Avondmaal en daarna door censuur. Want is iemand eenmaal als »geloovige'' erkend dan is hij in de uitwendige kerk een »bondgenoot" of »bondeling", en dan komt hem van rechtswege de heilige Doop voor zijn kindeke toe.

Zoo gedenke dus een iegelijk, die met zijn kindeke tot d^n heiligen Doop opgaat, dat hij bij de Doopvont nadert als een »geloovige." En die toenadering moet dus zijn, voor de uitwendige kerk als een »ui wendig" geloovige, maar ook als een inwendig geloovige voor zijn God

Soms is dit 'sHeeren volk een oorzaak van diepgaande zelfontdekking geworden. Men was dan ten Avondmaal toegelaten Men was gehuwd God had dit huwelijk met een kindeke gezegend. En nu zou' men ten Doop gaan. Maar dien Doop voor zijn kindeke kon men alleen vergen op grond van het feit dat men een geloovige was.

Dat deed zulk een vader geworden jongman vaak inkeeren in zich zei ven. De vraag: Ben ik een geloovige? weerklonk door de ziel. En nu voelde men opeens, hoe opper vlakkig dat belijden, hoe kreupel dat geloof dusver was geweest. En zoo viel men op de knieën, en ging de ziel in heilig gebed uit, en werd die Doop van zijn lievelii g oorzaak van innerlijke verwakkering des geloofs.

En dan ging liet met een: »Heere, ik geloof, kom mijn klein geloof te hulpe" naar de Doopvont. En het was of men zelf nog eens gedoopt wierd, zoo heilig en teeder wierd die ure doorleefd.

Doch, helaas, zoo ging het lang niet altijd.

Er ging er ook zoo menigeen naar de Doopvont, zonder nadenken, zonder inkeer in zich zelf. Dan was het bot als een duive van binnen, en het bleef er bot tot den einde toe. En men kwam terug van den Doop zonder dankzegging in het hart, gelijk men er zonder gebed was heengegaan.

o, Het besef, het innerlijk gevoel, het ziels bewustzijn, waarmee men naar den heiligen Doop opgaat, wordt zoo heel anders, zoo ge daarbij handelt als staande in het Verbond des vredes van uw God.

Toen Pinehas, de zoon van Eleazar, den priester, in de woestijn van Midian voor zijn God geijverd had, sprak de Heere tot hem: j> Zie, ik geef hem het Verbond mijns vredes, en hij zal hebben, en zijn zaad na hem, het verbond des eeuwigen priesterdoras.''

En zóó ook moet het raet u staan.

Een ijver voor den Heere der heirscharen moet uw borét doorgloeien. Door dien ijver der ziclsinnigste liefde aangedreven, moei ge tot het belijden van uw Immanuël zijn gekomen. Voor hem, tegen Satan, zonde en wereld ! En nu moet ook uwer de belofte zijn, van te staan in het Verbond des vredes met uw God; en, met uw zaad, te zijn opgenomen in zijn heilige priesierschare.

Dat is het algemeene priesterschap der geloovigen; en de Doop moet de heilige zalfolie zijn, waarmee eertijds gij, en nu uw kindeke, in dat priesterschap wordt opgenomen.

Als een vader met zijn kindeke ten Doop verschijnt, dan is hij een priester des Hceren. die ook voor zijn kindeke de inwijding in dat heilig priesterambt begeert.

Een heilig pritstertchap, dat geen uitwendige glorie zoekt, maar de wereld verzaakt, om hei lige handen naar den hooge op te heffen, en zich zelven, naar lichaam en ziel, Gode te stellen tot een welbehaaglijke offerande.

Niet die bedienaar van den Doop is de priester en gij de leek Maar gij zelf zijt priester met hem, en hij is slechts één uit de broederen, en aller Hoogepriester is Christus de Heere, die zit op den troon zijner majesteit.

En zoo omslingert en verrijkt u dan de zalige, heerlijke gedachte van het Vredeverbond met uw God.

Een Verbond der genade, dat ge met uw God hebt, en dat als een parel in de schelp, zoo in den band der uitwendige kerk verscholen ligt.

Die uitwendige kerk is het Verbond nirt, maar het schuilt achter en in die kerk, en in die kerk is de poorte geopend, waardoor ge tot dit heilig Verbond ingaat.

Dat Verbond uws Gods strekt veel verder dan uw kerk. Want uw zichtbare kerk is hier te lande pas voor eenige eeuwen gesticht; maar dit Verbond uws Gods is van het Paradijs.

En ook dit Verbond des vredes strekt veel verder dan uw kerk, waarvan ge uitwendig lid zijt. . Want de Heere breidde zijn Genadeverbond over alle natiën en volken uit. Een gansch groot heir.

En tot dat eeuwenoude, dat alle natie en volk omvatlende, dat tot in de eeuwigheid ingaande Vredeverbond uws Gods, ddirtoe wordt nu ook gij gerekend.

Ge treedt op als lid van die heilige Goddelijke gemeenschap j

Dat Verbond uws Gods deelt allo kinderen der menschen in tweeëut In hen die binnen zijn en hen die buiten staan. Die binnen zijn, om als priesters huns Gods in het heiligdom te verkeeren ; die buiten staan, om j als kinderen van den Mammon te wandelen. En nu verschijnt gij in Gods huis, met uw kindeke, om voor God en menschen te be tuigen, dat ge gerekend wilt worden bij hen, die binnen zijn, en met heel deze heirschare ! des levenden Gods voor de eere zijns naams wilt strijden.

Ja, meer nog, ge verschijnt er met uw kindeke, om hiermee uit te spreken den diepsten zielswensch uw harten, of ook dit uw kindeke mocht gesteld worden tot een getuige voor zijn Heiland, en met u in datzelfde genadeverbond mocht besloten zijn.

Zoo zondert dan de heilige Doop^ naar luid van uw Catechismus, de kinderen der ongeloovigen van die der geloovigtn af.

Niet in hoogheid des harten, alsof ge zeggen zoudt: »Mijn kind zooveel beter, dan zijn kmd, omdat het uit mij en niet uit hem geboren is; " want immers ge begint met te bfilijden, dat uw kindeke met u in zonde ontvangen en geboren is, en daarom allerlei ellende, ja, der veiïlosmenis zelve onderworpen.

Aan alle zelfverheffing wordt hierdoor het zwijgen opgelegd.

Er is in het Verbond des vredes van uw God niets dan genade.

Het is alles om niet.

Loutere ontferming en barmhartigheid.

En daarom jubelt ge te hooger en te rijker, omdat ge ook vjor u«r kindeke het sacramen teele zegel der genade begeeren moogt.

Zoo legt die Doop een nieuwen band óók tusschen u en uw kindeke.

Eerst was het alken een band des bloeds, maar nu door het Verbond komt zich hier een geestelyke band bgvoegen.

Want als ge huiswaarts keert, draagt ge beiden het zegel, • at ge met uw kindeke behoort to eenzelfde geestelijk bondgenootschap. Gij b ndcling met uw lieveling en uw lieveling met u.

En al was dit nu reeds zoo eer ge ten Hoop gingt, ja, al hebt ge voor uw kindeke, als »eifgenaam des Veibonds" den Doop ge vraagd, toch is ook dit uitwendig zegel U dierbaar, en versterkt het ook inv geloof.

En zou dan wie zóó zijn kindeke en zóó het Verbond des vredes met zijn God bezit, er rubte bij hebben, om den Doop van zijn kindeke al uit te stellen?

Maar immers dan verstaat ge het Verbond des vredes van uw God nog uiet

Want zie, het Verbond des vredes is niet aan uw wilkeur overgelaten. Daarin geeft God zelf de wet. En hoe zoudt ge dan zoo weken lang aan uw kindeke kunnen onthouden, wat naar Gods vreêverbond aan uw kindeke toekomt? Is dan het leven van uw lieveling in uw hand? En al zal uw God deswege uw kindeke niet wegwerpen, is het u dan weinig, dat de eere u«s G©d5 door u licht is geacht? En werkt de liefde voor uw kindeke dan zoo zwak, dat ge, zooveel aan tl hatigt, uw lieveling ongedoopt zoudt laten sterven?

En dan werpt de vader dat zoo vaak op de mosder. Ook moeder wilde er bij zijn! Alsof in het Veibond Gods niet altoos net geslachtshoüfd optrad.

Maar bovendien, wie zoo spreekt, miskent de liefde van het moederhart.

Geen echte moederliefde zal ooit gedoogen, dat, om eigen genot, het kindeke uit haar schoot, ook' maar een enkele weke, daar het toch immers sterven kon, ongedoopt zal blijven liggen.

i) In de meditatie van No. 675 sloop een fout in. De vijfde alinea voor het tweede lijntje moet aldus gelezen: En toen kwam het uit, waarom ze den Heiligen Geest nog niet ontvangen hadden. Ze v; aren namelijk door J^hannesjongeren in den naam van yohannts gedoopt, en hadden dus noch den echten Doop van Johannes en noch veel minder den Doop in naam van Jezus ontvangen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Mijn verbond des predes.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1890

De Heraut | 4 Pagina's