Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Wat verhindert mij gedoopt te worden?”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Wat verhindert mij gedoopt te worden?”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En alzoo zij over weg reisden, kwamen zij aan een zeker water; en de kamerling zeide : Ziedaar water; wat verhindert mij gedoopt te worden? Hand. 8:36,

»Bejaarden-Doop" is een naam, die thans min welluidend klinkt, en door verloop van beteekenis eigenlijk onjuist is geworden. Thans immers zal niemand u onder de ^bejaarden" rekenen, zoo ge niet van lieverlee de zestig nadert, en van een jongen man van twintig of een jonge dochter van achttien jaar, zal nu niemand meer zeggen: «Ziedaar twee bejaarde personen."

Maar in de dagen toen ons Doopsformulier opgesteld is, deed men dat wel. Een heel oud man heette toen »welbedaagd", en sbejaard" beduidde iemand die tot jarsn van onderscheid was gekomen. In.de Statenoverzetting van de Heilige Schrift komt ^bejaard" dan ook ganschelijk niet voor, en wordt daarentegen herhaaldelijk van Abraham, Sara, David e. a. gezegd, dat ze oud waren en welbdaagd.

Maar ook die «Bejaarden"-of «Volwassenen-Doop", gelijk wij thans zeggen zouden, blijft daarom niettemin in Christus' kerk stand houden. Het meest natuurlijk bg de kerken in China en Japan, in Afrika en in Oost-Indië, waar gedurig Mahomedanen en Heidenen lot de aanbidding van den Christus koraen; maar evenwel, zij het ook minder, toch ook in onze kerken, hetzij dat de Doop in vroeger jaren verzuimd was, hetzij dat iemand nog ongedoopt van de Mennonieten of Baptisten tot ons komt, hetzij dat een geroepene uit de Joden zijn Messias bekent.

In de eerste jaren na de Reformatie der i6e eeuw was dit echter zóó zeldzaam, dat onze kerken uitsluitend een formulier voor den Kinderdoop bezaten; maar toen nu later honderden en duizenden Anabaptisten of lieden van de Dooperije, om opneming in de Gereformeerde kerken vroegen, kwam men in de noodzakelijkheid, om voor zulk een gelegenheid het Doopsformulier eenigszins te wijzigen.

De tweede helft, van de woorden: i> En hoewel onze jonge kinderen deze dingen niet verstaan^', af, viel dan uit, en daarvoor kwam in de plaats een ander slot, dat thans op ons »Formuller van den kinderdoop" volgt.

Ge moet dus voor zulk een Doop eerst de eerste helft van het Formulier voor den Kin-

derdoop lezen; en dan dit nieuwe slot aan die erste helft toevoegen i).

En nu is het wel opmerkelijk, dat in dit ieuwe slot, na zeer korte inleiding, vgf zoo reede vragen voorkomen; maar dat was desijds noodig, omdat de overkomende Doopers, lvorens ze gedoopt konden worden, openlijk oesten bekennen, dat ze de dwalingen der ooperij afzwoeren.

Heeft nu de Kinderdoop iets dat boeit en oert door de teedere zorge Gods voor het leine, zwakke en hulpbehoevende, toch heeft ok de Doop van wie op zijn jaren gekomen s, iets dat aantrekt en bezielt.

Dat heeft de kerk van Leiden ervaren, toen Da Costa en Capadose op éénen dag in de Pieterskerk, hun Goël en hun Heiland beleden.

Niet groot van gestalte, met het merkteeken van Joodsche afkomst op het gelaat, maar ook met in het oog een vonk van heilige geestdrift, van dwepende liefde en wegsmeltenden dank, traden daar die twee zonen Abrahams, eerst naar het vleesch, en nu ook naar den geloove, het Doophek binnen; bogen bij de Doopvont han knieën voor den Middelaar Gods en der menschen; en doken eerbiediglijk '^ het hoofd, om door Ds. Egeling, als Dienaar des Sacraments, het heilig bondszegel te ontvangen.

En al maakt nu niet elke Doop van een volwassene zulk een indruk, en al heeft niet elke »Bejaarden-Doop"' voor kerk en land zi'ilk een beteekenis, toch is ook nu nog elke Doop van een Heiden, een Mahomedaan, maar vooral van een Jood, een gebeurtenis van aanbelang voor wie den gloed in het hart voor zijn Jezus voelt gloren. Want immers elke Doop van dien aard is een overwinning voor den Messias, een triomf van den Heiland op het stugge, trotsche, eerst zoo weerspannige hart.

Zoo is het ten deele reeds bij een Heiden, die zijn afgoden weg moest werpen, om tot Jezus te komen. Sterker nog bij een Turk of Mahomedaan, die eerst den valschen profeet boven Ischa, d. i. Jezus stelde, en die nu voor zijn geloofsbesef de rollen geheel omkeert, en Mahomed afzweert, om alleen aan Jezus de eere te geven.

Maar toch het allermeest komt die triomf uit bij den Jood, die, te midden der Christelijke wereld levende, nog steeds halsstarrig den Messias verwerpen bleef, en die nu zijn ongelijk erkent; bekent den Christus miskend te hebben ; en nu breekt met zijn volk en zijn maagschap, om de «gemeenschap der heiligen" te zoeken.

Maar al wierdt gij in Christelijke kringen geboren, en al was uw later ten Doop komen alleen te wijten aan verzuim of dwaling van uw ouders of verzorgers, zoo ligt toch ook in uw Doop, als Doop van een volwassene, iets dat de kerke Gods machtig toespreekt.

Het is er mee als met Abraham en Ismaël, die het zegel der besnijdenisse pas ontvingen, teen ze 99 en 13 jaar oud waren. Ook dat kon toen niet anders, omdat de besnijdenis pas werd ingesteld. Niet om uit zoo late besnijdenis «en regel te maken. Integendeel de regel wierd: Ge zult het kindeke besnijden, en besnijden op den achtsten dag, Iets wat natuurlijk niet wegnam, dat, zoo later een Edomiet of Sidoniër zich tot Israël bekeerde, zulk een proseliet besneden wierd op volwassen leeftijd.

Evenals het nu nog met den heiligen Doop gaat. Kinderdoop regel, maar als er uit de Heidenen, Turken of Joden overkomen, dan natuurlijk Doop van personen op leeftijd.

En nu ligt er zeker iets schoons en boeiends in, als Isaak besneden wordt op den achtsten dag; maar niet minder iets dat u aantrekt, als ge Abraham op zulk een hoogen leeftijd, als een kind zich voor God ziet buigen, en in stille gehoorzaamheid zich ziet onderwerpen aan zoo schijnbaar nietige plechtigheid.

En juist d£t is het wat nu nog bij eiken Doop van een volwassen persoon in het oog springt.

Het kindeke is htt hulpbehoevend wezen, waaraan de heilige Doop als een liefderijk genadcbetoon toekomt; maar bij een volwassen persoon is het juist omgekeerd, de mcnsch in de volheid zijner kracht en in den bloei zijner jaren, die men zeggen zou dat geen Doop meer noodig had; ea die nu zijn krachtige gestalte buigt en vernedert voor den Heere der heirscharen, en zich in het midden der gemeente aan een plechtigheid onderwerpt, die hem eerst tegenstond als alleen voor kinderen goed.

Immers het is nu eenmaal niet weg te cijferen, wie ongedoopt opgroeide, heeft er op volwassen leeftijd aanvankelijk altijd iets op tegen, om publiek zich aan den heiligen Doop te onderwerpen.

Er komen dan in de overdenking zoo velerlei dingen op, die «verhinderen om gedoopt te worden."

Het trekt zoo de aandacht. Ieder hoort er van. Men fluistert uw naam van mond tot mond. En reeds de wetenschap van die nieuwsgierigheid der gemeente heeft iets, dat u terugstuit.

Dan heeft zulk een late Doop altoos een oorzaak. En zoo vraagt men dan ook aan u: »Waarom wierdt ge als kind niet gedoopt? " En dan moet het uitkomen, dat er óf verzuim te uwen opzichte is gepleegd, óf wel dat ge nu pas tot de gemeenschap der kerk zijt toegetreden.

Zoo mengt meer dan één zich in wat tot de geheimen van uw intieme leven behoort, en, juist omdat ge de gemeenschap der heiligen niet kent, stuit u dat zoo licht tegen de borst.

Waar dan nog bijkomt, dat ook de teederheid der ziel u in worsteling kan brengen. Want immers bij een kindeke onderstelt de Doop wedergeboorte, maar bij een volwassen persoon, moet die persoon zelf spreken. Hij kan niet met een nog van Christus ö/gekeerd en aan de wereld /c'/; gekeerd hart den heiligen Doop vragen. Bekeering van de . wereld tot den Christus moet er, zoo al niet met volkomen klare bewustheid, dan toch in beginsel zijn, en dat beginsel moet zoo beslist zich uiten, dat hij op dien grond het jmvoord aan God en zijn gemeente kan geven.

En is het nu zoo onnatuurlijk dat juist zeer teeder aangelegde zielen hiermee aarzelen; dit schier niet durven belijden; en juist door zoo heilige vreeze gedreven, hun Doop van maand tot maand, zoo maar niet van jaar tot jaar uitstellen?

Juist het omgekeerde dus van den kameriing van Moorenland.

Hij vroeg aan Filippus: Wat verhindert mij gedoopt te worden? ; ' en bij al zulke bejaarde of

i)Uitgevers vaaPsalmboeken en Liturgieën zonden wel c'oen, met cok dit formulier voluit te drukken. op jaren gekomen personen in onzen tijd is het integendeel: »Hoe kom ik over alles wat mij verhindert heen? "

Voor die ontzaglijke hindernissen heeft ook een Da Costa gestaan. Want, o, voor een Jood kost het zoo ongelooflijken strijd, om over die breuke met zijn natie heen te komen, en straks misschien door zijn eigen vader en moeder te worden gevloekt en te worden bejegend als een doode.

op, Er lag ook achter dien Doop in de Pieterskerk te Leiden zulk een lange, bange strijd, waarvan de ernst aan God alleen bekend is.

Maar Messias overwon. En zooals het eens bij Jeremia was : »Ik bemoeide mij om te verdragen, maar ik kon niet. Heere, Gij zijt mij te sterk geweest en hebt overmocht, '' zoo was het toen ook hier. Messias triomfeerde. En toen viel alle hindernis weg, en wierd het ook bij Da Costa : »Wat verhindert mij gedoopt te worden ? " Toen drong hij naar den Doop. ïoen kon hij zonder dien Doop niet meer leven.

En zoo nu moet het ook met u zijn, die thans op later leeftijd u laat doopen.

Eerst wel allerlei aarzeling. Altoos leeuwen op den weg. Slagboomen die u den doorgang versperren. Struikelblokken, die u het toetreden onmogelijk maken. Allerlei verhindering.

Tot eindelijk het trekken van de liefde Gods u te machtig wordt; en ook gij gevoelt, dat ge niet meer moogt uitstellen; en nu omgekeerd de dorst naar den Doop zoo overweldigend in u branden gaat, dat ge geen rust meer kent en geen vrede meer vinden kunt, eer ook die laatste stap gedaan is ; eer ook gij de knie hebt gebogen; en ook op uw voorhoofd het water van den heiligen Doop gesprenkeld is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 december 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Wat verhindert mij gedoopt te worden?”

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 december 1890

De Heraut | 4 Pagina's