Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De Getuige in den hemel is getrouw.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De Getuige in den hemel is getrouw.”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Getuige in den hemel is getrouw. Psalm 89:38.

Soms treedt er bij den heiligen Doop ook een Doopgetuige op; doch, helaas, droever verschijnsel dan het optreden van zulk een Doopgetuige is in Christus' kerk niet wel denkbaar.

Of waar vindt ge den Doopgetuige, die na bij den heiligen Doop het heofd gebogen Ie hebben, met de hand op het hait, toen hij sterven ging, zeggen kon: »Mijn gelofte als Doopgetuige heb ik volbracht."

Ongetwijfeld, er zal hier en daar wel een gelukkige en godvruchtige uitzondering op den regel bestaan; maar heft dit Ijet droeve feit op, dat een Doopgetuige schier uitsluitend optreedt, om iemand die zelf niet op de vragen kan antwoorden, uit den nood te helpen, en na afloop van de plechtigheid nu ook acht zijn plicht voldongen te hebben.

Het kindeke kon niet gedoopt, of er moest op de Doopvragen geantwoord. Nu kon dit niet door vader of moeder geschieden, ' omdat óf de dood of zonde van ontucht tusschen beide was gekomen, óf ook omdat ze nog niet tot het heilig Avondmaal waren toegelaten.

Daarom mocht echter het kindeke niet ongedoopt blijven. En zoo moest er omgezien naar een broeder of zuster, die als getuige wilde optreden, om alzoo den Doop mogelijk te maken.

Dien dienst nu was men bereid te bewijzen. Men was genegen, om op dien bepaalden dag mee kerkwaarts te gaan; plaats te nemen bij de Doopvaders; op te staan als de vragen gedaan werden; en met de anderen op die vragen het hoofd te buigen.

Doch daarmee achtte men zgn taak dan ook afgeloopeui Aan een verplichting die men op zich nam, wierd ternauwernood even onder den Doop zelven gedacht.

En één, twee, drie Jaren verder, wist men vaak zelf nauwlijks meer, dat men Doopgetuige geweest was.

Iets zwaarder weegt gemeenlijk een ander soort van optreden als getuige bij den Doop.

Het is als ge niet in de plaats van vader of moeder, maar henevens deze optreedt, omdat het geboren kindeke uw naam ontving, en er alzoo een bijzondere band tusschen u en dat kindeke voor uw volgend leven werd gelegd. Iets waaraan dan vooral waarde pleegt gehecht te worden, als de Doopgetuige, wiens naam het kindeke voert, zelf kinderloos is.

En soms, het moet dankbaar erkend, is uit dit verband een zeer nauv.e betrekking geboren, die, vooral bij een later sterven van de ouders, er niet zelden toe geleid heeft, dat het petekind, als eigen kind geliefd, soms zelfs erfgenaam van vele goederen werd.

En toch roeme men ook hier niet te hoog.

In verreweg de meeste gevallen toch had dit peetschap veelmeer een maatschappelijke, dan een geestelijke beduidenis.

Men achtte zich geroepen voor zijn petekind iets te doen; 'tzij door het op zijn geboortedag een aandenken te zenden, tzij door het te gedenken in zijn testament.

Maar bij dit alles viel van den Doop nauwlijks sprake; wierd aan het Doopgetuigenis bijna nimmer meer gedacht; en deed men wat men deed, niét omdat men Doopgetuige geweest was, maar omdat men peet over het kindeke was; omdat het zijn naam droeg; en omdat aan dat voortleven van zijn eigen naam in den naam van dat kindeke een vriendelijk aandenken moest verbonden worden.

Wel gebeurt het soms dat zulk een petekind ook in zijn opvoeding liefdebetoon va.n zijn

Doopgetuige ontvangt, maar ook zelfs waar de geestelijke zorge nog opleeft, geeft men die geestelijke zorge ten beste, niet onvdat men Doopgetuige was, maar uit persoonlijke genegenheid.

Zoo bitter kan een oorspronkelijk schoone zaak verloopen.

Hoe toch ontstond dat peetschap?

Denk u terug in de eerste Christentijden. Daar is een jong meisje, dat van Jezus heeft gehoord. Het kruis van Golgotha boeit haar. Ze kan niet langer weerstand bieden. En ook zij vraagt om opgenomen te worden in de kerk van Jezus.

Maar dat belijden van Jezus kost haar een pijnlijk offer. Haar Joodsche of Heidensche ouders vloeken haar om die keuze haars levens; snijden haar af van hun liefde; en als een verstootene zal ze daar eenzaam in de wereld staan.

Dat nu ware onhoudbaar. Dat ging niet. En zie, nu bieden zich een paar Christen echtgenooten aan, om voor dat jonge meisje een tweede vader en tweede moeder te zijn. Zij leiden haar ten Doop, waar haar eigen ouders haar om dien Doop vloeken. En nu haar Heidensche naam toch moet afgelegd, is het zoo natuurlijk dat ze den naam aanneemt van den man en de vrouw, die haar zullen opnemen in hun woning.

Zoo gaat het oude leven voor haar onder. Het nieuwe komt op. En ze vindt zich rijk en gelukkig in die nieuwe liefde, die haar Jezus hasar bereid heeft.

Doch natuurlijk thans komt dat niet meer voor, of het moest bij een Joodsche proseliete wezen, of ook bij een Doop door zendelingen in het Heidenland.

En waar onder Rome ook bij den Kinderdoop dit peetschap stand hield, heeft onze Gereformeerde kerk dit zeer terecht afgesneden, omdat het een openlijke miskenning van het feit was, dat het kindeke als een »kindeke uit geloovige ouders" gedoopt wierd.

Thans is dus dit peetschap heel iets anders geworden, en treedt het niet in de plaats van, maar naast het ouderschap op.

En ook zoo kan het iets lieflijks hebben. Iets lieflijks, om de banden tusschen onderscheidene gezinnen van eenzelfde geslacht nauwer toe te halen. Iets lieflijks om tusschen onze vrienden en onze kinderen zekere duurzame betrekking te leggen. Iets lieflijks, om, waar de veelheid van kinderen in een enkel gezin soms met zorge aan de Christelijke opvoeding doet denken, die zorge door het te hulpe roepen van een kinderloos echtpaar te verlichten. En iets lieflijks ook, om, zoo het God behaagde ons weg te nemen, eer onze kinderen groot zijn, een geestelijken verzorger en een vader in Christus aan onze kinderen achter te laten.

Doch dan moet die band ook door den Doop, en niet het meest door de naamgeving gelegd.

Dan moet de Doop ook van dit Christelijk peetschap den grondslag vormen, en moet niemand daartoe aangezocht, noch zich daartoe leenen, dan voor het aangezichte Gods, en met den ernstigen toeleg, om zooveel vader of moeder door onmacht of plichtsverzuim te kort schieten, aan de Christelijke opvoeding van zulk een petekind de hand te houden.

Kortom dan moet het Doopgetuigenis geen bijzaak, maar hoofdzaak worden; en moet een iegelijk, die als Doopgetuige optreedt, er voor, bij en na den Doop van doordrongenjzijn, dat de ziel van dit kindeke bij God mee voor zijn rekening ligt.

Een getuige die niet getrouw is, werpt zijn eere voor - God en menschen weg.

De Heere, onze almachtige God, die als de onveranderlijk Getrouwe geen getuige van noode heeft, schikte zich toch naar onze menschelijke zwakheid, door op allerlei wijs getuigen voor zijn waarheid en getuigen van zijn aanzijn te stellen.

Zelfs de maan en de zon stelde Hij als zijn getuigen aan het firmament, en van die zon, die eiken morgen opgaat zong de psalmist: -»Zijn getuige in don hemel is getrouw."

En hoe onteert zich dan zijn kerk niet, en hoe schaadt niet zijn eigen ziel, wie voor Gods aangezicht, in zijn heiligdom, als getuige optreedt, en voorts, na die getuigenis aanvaard en afgelegd te hebben, zich om wat hij beloofde niet meer bekreunt.

En geldt dit reeds voor elke omstandigheid waarin ge als getuige optreedt, hoeveel te meer niet, zoo ge als getuige optraadt in zijnen heiligen Doop, en uw hand hebt opgeheven, «m Gods Verbond aan dat kindeke te helpen verwezenlijken.

Natuurlijk niet alsof de belofte der ouders door uw optreden als getuige iets van haar kracht zou verliezen. Gij komt altoos achter de ouders aan.

de ouders aan. Maar zoodra het kindeke, aan welks ziel ge u vrijwilliglijk verbonden hebt, van zijn ouders iets te kort schiet, is voor uhetoogenblik gekomen, om hun gebrek aan te vullen.

Aan te vullen, zeer zeker, zoo ge kunt, door ook maatschappelijk voor dat kindeke te zorgen. Maar toch allereerst en allermeest door in geestelijken zin de nooddruft van dat kindeke te voorzien.

Daarvoor waart ge Doopgetuige.

En dddrin zult ge als getuige getrouw zijn.

KUYPER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 januari 1891

De Heraut | 4 Pagina's

„De Getuige in den hemel is getrouw.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 januari 1891

De Heraut | 4 Pagina's