Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ik bad dan en deed belijdenis.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ik bad dan en deed belijdenis.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik bad dan tot den Heere, mijnen God, en deed belijdenis. Dan. 9 : 4a.

De geloofskiem, die het God vaak belieft een kindeke in te planten, wast niet vanzelf op, en komt niet vanzelf tot bloei.

Denkt ge u, dat ge kort na uw geboorte door wilden geroofd en verre van uw vader en moeder, ja, zeer verre van Christus' kerk waart weggevoerd, zoo zou deze geloofskiem in u in het minst niet tot ontwikkeling zijn gekomen, ook al waart ge nu twintig of dertig jaar oud.

Zou die geloofskiem in u ontkiemen, wassen en opbloeien, dan moest ge in aanraking blijven met die kerk van Christus, die u doopte; dan moest ge bekend gemaakt met Gods heilig AVoord; en moest ge aldus op uw «belijdenis" worden voorbereid.

Niet, dit verstaat ge toch, alsof die uitwendige toerusting, zonder meer ooit het geloof in u tot ontwikkeling kon brengen, o, Neen. Indien God de Heilige Geest niet inwendig die geloofskiem dijen en zwellen doet, en inwendig met goddelijke kracht sterkt en stevigt, zal alle uitwendig werk niets baten. Dan is het een zaaien op de steenrots, en een ploegen op rotsen, en alle arbeid is ijdel.

En gelijk in de natuur de zorge van den landman met de koestering der zon moet saamwerken, om het koren op den akker te doen rijpen, zoo ook moet in uw ziel de innerlijke bewerking des Heiligen Geestes saamvallen met de uitwendige voorbereiding, zal het werkelijk bij u tot een waarachtige »belijdenis" komen.

Niet, dat Gods almacht hieraan gebonden is.

Een jong wicht, dat vroeg wegsterft, kan daarom nog zeer wel zalig worden, al heeft het nooit iets van Gods Woord vernomen. Daar heeft de Heere dan andere wegen voor, om zulk een kindeke uit het eerst onbewuste leven tot de zalige aanschouwing van zijn Heiland te brengen. Des Heeren arm is nooit verkort.

Maar voor ons, die op aarde tot ouderen leeftijd opgroeien, heeft het Hem nu eenmaal beliefd dezen vasten regel te stellen:

Inwendig Geesteswerk en uitwendige voorbereiding moet saamtreffen.

Voorbereiding dus. Om publiek belijdenis te kunnen doen.

Maar bestaat die voorbereiding nu eeniglijk in catechisatie of huislijke onderrichting?

Is het u aanbrengen van kennis; het u doen van buiten leeren; het u inprenten van allerlei waarheden en bijzonderheden, nu al wat er geschieden moét?

Immers neen; want «belijdenis doen" is nog iets anders dan »een les opzeggen", en zich aan Gods gemeente verbinden nog iets anders dan haar napraten.

Want zeer zeker is leeren ook noodig; zeer stellig noodig ook het van buiten leeren; en moet er, al naar gelang uw ontwikkeling is, heel wat zorge aan besteed, om Christus en zijn Wooid in uw menschelijk bewustzijn in te dragen; maar toch, daar gaat deze heilige voorbereiding niet in op.

Dan toch kon men evengoed Heiden-en Jodenkinderen voor het «belijdenis doen" voorbereiden.

Het ware dan enkel een zaak van het hoofd. Het hart bleef er buiten. En daarmee ware al zulke voorbereiding geoordeeld.

Juist daarom reeds wees de vorige meditatie er met nadruk op, hoe een kind, reeds lang eer het «belijdenis doet", zijn Jezus belijden moet op school en onder zijn makkers. Want «belijdenis doen" is voor zijn Koning uitkomen, is houw' en trouw aan Jezus zweren, is zich laten inlijven bij de heilige slagorde die voor Jezus optrekt, en op die wijs ijveren voor zijn majesteit en zijn koninkrijk.

En wordt nu, in het aardsche gesproken, een jongen nooit een goed soldaat, of hij moet reeds onder zijn makkers moed betoond en gedurfd hebben, dan gaat het hier nog veel sterker door, dat ge op ouder leeftijd nooit tot kloeke belijdenis van uw Heiland zult komen, tenzij ge reeds als kind van toorn gegloeid hebt bij eiken smaad of hoon, dien men uw Heiland dorst aandoen.

Maar hier moet nu nog iets heel anders bijkomen; dat evenmin ontbreken mag; en waarop gemeenlijk veel te weinig nadruk wordt gelegd.

Uw Bijbel spreekt van tweeërlei belijdenis, van een belijdenis van uw Heiland, maar ook van een belijdenis van uw zonde; en die twee hooren, niet pas op later leeftijd, maar, van kindsbeen af, bijeen.

Komt ge er eenmaal toe, om in het midden der gemeente uw Heere en Heiland te belij den, dan moet hiermee altoos gepaard gaan, een belijdenis van uw eigen verlorenheid in u zelven; en elke belijdenis, die wel voor Jezus roept, maar niet rust op innerlijk besef van eigen dood en doemwaardigheid, is wat Paulus een luidende schel noemt of een klinkend metaal.

Daar zit geen waarheid en geen kracht in.

Dit spreekt toch vanzelf, dat de Verlosser niets voor u kan zijn, indien ge in u zelf niet verloren zijt en dus verlossing van noode hebt; dat ge geen' Heiland kunt belijden, tenzij ge iets weet van banden des doods die u omvangen hadden en van angsten der hel die u hadden benauwd; en dat ge den Medicijnmeester niet kunt naloopen, tenzij ge weet en belijdt dat uw ziele krank is.

Iets wat nu niet zeggen wil, dat wie »belijdenis doet", op dat eigen oogenblik, als hij in de kerk het hoofd buigt, hiervan de volle diepe bevinding moet hebben. Wie het zoo opvat, gaat onder in gevoelsbeweging en raakt van Gods Woord af.

Neen, het beduidt alleen, dat ge naar de mate uwer jaren en naar de ontwikkeling waartoe ge gekomen zijt, bij eigen ervaring weet, dat ge buiten Christus, voor eeuwig verloren zijt, en daarom u onder de vleugelen van uw Heiland met al Gods kinderen laat saamvergaderen.

Doch dan moet ook heel de voorbereiding voor de belijdenis daarop ingericht zijn; en moet zelfs een klein kind reeds geleid worden naar den regel van Daniël: «Ik bad en deed belijdenis voor den Heere".

Een kind moet leeren bidden.

Niet om uw kleinen reeds jong den dominee te leeren spelen, en ze kunstjes te laten uithalen met lange gebeden. Veeleer verwoest ge het teederste in uw lieveling, zoo ge ze niet stelselmatig van al wat naar vertoon zweemt afhoudt.

Het bidden van uw kindeke mliet zoo eenvoudig, maar ook zoo schuchter mogelijk zijn, en niets moet zoo sterk ontraden als de gewoonte, om, voor of na het gebed van vader, hen even hardop hun «Heere, zegen spijs en drank Amen" te laten afraffelen; soms vier, vijf kinderen na elkaar. Zulk een praktijk is een moord voor alle teeder en innig bidden.

Acht ge dat het kind niet meê kan bidden in het gebed van vader of moeder, goed, zoo bidde dan één der kinderen, liefst het oudste, voor al de kinderen, maar langzaam, eerbiedig, zóó dat het waarlijk bidden is.

Maar voorts zij het morgengebed als ze opstaan en het avondgebed als ze rusten gaan, hun stille oefenschool. Een oefenschool waarin gij ze eerst zelf voorbidt, dan met ze meebidt, en allengs ze zelf alleen laat bidden.

Een bidden, dat ook wel een formuliergebed mag zijn, mits goed gekozen, en zeldzaam gebruikt; want een formuliergebed komt in het persoonlijk leven alleen dan te pas, als de geest te dof is voor een gebed uit eigen beweging.

Maar zelf bidden is het ware, het eigenlijke. Elk kind op zijn eigen manier. Niet in taal van groote menschen, maar in kindertaal. Danken voor wat hen verblijd heeft; bidden voor wat hun kommer baart; loven zooals zij het doen zouden, als ze Jezus zelf omhelzen konden.

Wen bovenal uw kind en uzelf aan extragebeden. Het «ken den Heere in alle uwe wegen", is voor het gebed een goudmijn.

's Morgens, 's middags aan tafel, 's avonds bij het naar bed gaan, het is uitstekend. Maar toch dat is het volle bidden nog niet. Dat ontstaat eerst, als er bij elke moeilijkheid die voorkomt, een schietgebed uit de ziel oprijst; als bij elke vreugde die het hart doortintelt, een toon des danks opklimt naar den Hooge.

En daar moet ge uw kind reeds aan wennen. Voor God is niets te klein of te gering.

Een moeilijke schoolles is voor een kind even pijnlijk en gewichtig als een veldslag vooreen groot veldheer; en God de Heere wil in alles aangeroepen zijn.

Slechts is het de groote kunst om uw kind dat zoo te leeren, dat het zóó bidde, niet om u, niet opdat gij het merken zoudt, maar on • gemerkt, om de rust van zijn eigen kinderlijk hart.

En dat nu moet ook op de belijdenis van zonden toegepast.

Want, o, bij een kind is het gevaar zoo groot, om er een kleinen Pharizeër van te make/i, die eiken avond na zal praten, «dat het in zonden verloren en doemwaardig is", en er straks geen de minste weet van zal hebben, als het snoept of liegt of zijn meester gesard heeft.

De heilige kunst is hier maar, om eerst schuldbesef in geheel kinderlijken vorm op te wekken, en dan uw kind er toe te brengen, om in dienzelfden kinderlijken vorm zijn God om vergiffenis te vragen.

Zooals een kind, dat u eerst verdriet deed, en nu er spijt van heeft, ten slotte lief naar u toekomt, en u zacht in het oor fluistert, of ge niet meer boos wilt zijn, zoo ook moet uw kind belijdenis van zonden voor God leeren doen.

Niet in algemeene termen, maar noemende wat verkeerd was, en voor zoover het er wefet van heeft.

Dan blijft er waarheid in.

Dan spreekt het hart er in mee.

Dan gewent zich zijn kinderhart aan oprechtheid en aan omgang in oprechtheid met zijn God.

Vooral de moeder heeft hier zoo heilige roeping; maar een roeping die ze niet kan vervullen, zoo ze dit leven voor zich zelve niet kent, en niet meeleeft in het stil vertrouwen van haar kinderkens.

En dan een oudste zuster. Ook onze dienstmaagden.

o. De Christelijke opvoeding is zulk een heilig werk, maar ze kost zoo ontzettende inspanning der ziel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 januari 1891

De Heraut | 4 Pagina's

„Ik bad dan en deed belijdenis.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 januari 1891

De Heraut | 4 Pagina's