Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Voor de menschen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Voor de menschen.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En ik zeg u: en iegelijk, die mij belijden zal voor de raenschen, dien zal ook de Zoon des menschen belijden voor de engelen Gods. Luk. 12:8.

In de weken, die aan de »belijdenis" voorafgaan, en op den dag, waarop het tot »belijdenis" komt, fluistert Satan niet zelden in menig jeugdig hart de verleidelijke gedachte : »Waartoe dat openlijk belijdenis doen? Is godsdienst dan niet een zaak van het hart ? Een zaak van mijn menschelijk hart en die eeuwige Liefde, naar wie dat hart zich in aanbidding uitstrekt? " Een fluisteren van Satan, diirom zoo verleidelijk, omdat er iets toaars in ligt. Want ja, het is zoo. Godsdienst is een zaak van het hart; en wiens religie nog buiten zijn hart omgaat, die is aan de eerste beginselen der godsvrucht nog volstrekt vreemd. Zoomin het in uw koude kamer warm wordt, doordien ge er een plaat in ophangt van een prachtigen zons opgang, evenmin wordt het lente in den winter van uw ziel door een, o, zoo prachtig begrip van Christus en zijn heiligheden.

Op innigheid, op innige warmte van overtuiging, en dus op de vonk des geloofs in uw hart komt het juist aan. Juist het gemis aan die innigheid en die warmte brengt zoo veler schijnreligie in opspraak. En het is niet te zeggen, hoeveel rijker en heerlijker de macht van Christus op aarde door zou breken, als dat „verborgen vuur in de beenderen", waar Jeremia van spreekt, meer gloeide bij wie hem belijden.

Godsdienst is een zaak van het hart, en wie in zijn religie veel naar de menschen en weinig naar zijn God vraagt, loopt wel mee met'de schare, maar bezit geen geestelijke kracht. Omdat het hem zelf donker in de ziel blijft, kan hij geen licht voor de menschen doen schijnen. En omdat er niets dan asch en sintels in den haard van zijn gemoed liggen, kan hij unoch koesteren noch verwarmen.

Al die schijn-godsdienst nu stuit u tegen de borst, en wezenlijk eerbied voor iemands rehgie hebt ge dan eerst, als het iemand is, die met een vonk van heilige geestdrift in het oog betuigen kan: »Ik geloofde, daarom sprak ik!"

Geen wonder dus, dat ge, vooral in die aanaemingsweken, als_ er zoo honderden te hoop loopen, om »belijdenis" te doen, in wier hart enkel de wereld, in wier gemoed enkel het eigen ik heerscht, u pijnlijk voelt getroffen door die ontstentenis van innigheid; dat ge koud wordt aangedaan door al dat machinale en uitwendige, en daarbij innerlijk onware; en dat ge, op weg om met die honderden mee te belijden, in een vroom oogenblik, liever terug zoudt keeren, en denkt: »Neen, zoo niet. Godsdienst moet een zaak des harten blijven. Voor mijn God wil ik belijden, maar voor de men' schen niet.^^

In zulk zeggen nu spreekt wel terdege óók een edeler trek van uw hart, maar toch die u dat fniet voor de menschen'' influistert is Satan.

Want ge weet, Satan zegt het altoos juist omgekeerd als Jezus het zegt, en uw Jezus heeft, wel verre van dat voor hem »uitkomen bij de menschen" af te keuren, het u veeleer als een plickt opgelegd. Aldus immers sprak hij: „Zoo wie mij belijden zal voor de menschen, dien zal ik belijden voor de engelen Gods"; maar om er dan ook de tegenproef op te laten volgen; »Wie mij ver­ ; loochenen zal voor de menschen, dien zal ik verloochenen voor de engelen Gods."

Het is alzoo belijden of verloochenen. Een derde kent Jezus niet. Van een neutraal terrein, waarop ge u buiten de quaestie van den Christus zoudt kunnen houden, spreekt Jezus nooit een enkel wooid. Het is voor of tegen. Val of opstanding. Een reuke des doods of een reuke des levens. En daarom altoos óf belijden óf verloochenen, en wel een belijden of verloochenen voor de menschen.

Uw aalmoezen in het verborgene, of ge hebt uw loon weg. Uw innige zielsuitgieting in het gebed, na uw deur gesloten te hebben. Kortom, om een waar aanbidder te zijn, moet ge den Vader aanbidden in geest en waarheid, want het Koninkrijk Gods komt niet met uitwendig gelaat; het is binnen in u. Maar dit alles ontslaat u geen oogenblik van uw plicht om voor de menschen uw Jezus te belijden, ep strafi'e dat ge, door hem niet voor de menschen te belijden, hem reeds daardoor voor de menschen verloochent.

Niet ruw en plomp. Er blijve schuchterheid in het heilige. De paarlen mogen niet voor de zwijnen geworpen, en de wijze kent zijn tijd. Maar nooit mag ^ijgen regel of gewoonte worden. Er moet voor Christus gesproken; de tongen moeten los; en wie dat niet durft, of er uit verlegenheid van af ziet, wete wel dat hij schuldig staat aan verloochening van zijn Heiland.

Want dat zwijgen is zonde, is lafheid, is gemis aan liefde, aan geestdrift en bezieling voor uw Heere.

Dat merkt ge in het gewone leven wel.

Heeft iemand onder zijn famiheleden of vrienden een groot heer of een man van naam, geld en invloed, dan heeft hij "er altoos lust in te doen uitkomen, dat] die man van zijn amilie of van zijn vrienden is. Maar hebt ge onder uw familie een veracht of mislukt persoon, voor wien uw vrienden den neus zouden optrekken, dan doet ge liefst, als hadt ge dien familieband vergeten. Dat is wel niet trouw, maar het zondig hart neigt er toe. o, We komen zoo graag voor iemand uit, als we er eere meê kunnen inleggen; maar als 'men er ons over den schouder om zou aanzien, is zwijgen ons zoo lief.

En aan _ dien trek van het hart, knoopt Jezus nu zijn eisch vast, dat ge hem belijden zult.

Het is of hij uzegt: Bij Gods engelen leg ik met u geen eere in; en toch schaam ik mij niet uw broeder genaaamd te worden. En daarom eisch ik van u, dat gij u ook mijner niet schamen zult, ook al weet ik, dat de wereld u om uw uitkomen voor mij zal smaden. Of ik voor iemand zal uitkomen, mag er niet van afhangen, of het mij eere of smaad zal brengen, maar mag alleen beheerscht worden, door de liefde en de trouw van mijn hart. En daarom is het niet genoeg, dat ge Jezus in uw binnenkamer belijdt; of ook belijdt bij uw leeraar; of in het gezelschap van enkele vromen.

Neen, waar het op aankomt, en waar de trouw van uw hart aan moet gekend, is juist of ge den drang en den moed hebt, om uw Heiland te belijden voor de menschen.

Voor de menschen, let wel, in geheel algemeenen zin.

Dus niet zooals sommigen het opvatten, die Jezus wel belijden durven, als ze met een arme of ondergeschikte te doen hebben; maar zich muisstil houden, zoodra ze staan tegenover een dame of heer. Van zulk een moed tegenover de kleinen der wereld, die gepaard gaat met verregaande lafheid tegenov er de grooten der aarde, weet Jezus niets. Veeleer wil hij, dat wij hem voor alle menschen belijden zullen, tot zelfs voor koningen en stadhouders en priesters, ook voor de priesters der wetenschap.

Hij zelf ging daarin voor. Hij beleed de goede belijdenis niet alleen onder de visschers van KapernaUm en de boeren van Galilea; maar even kloek en heldhaftig voor de geleerden en hooggezetenen in Israël, voor het Sanhedrin, voor Herodes en voor den landvoogd van Romes keizer.

Tusschen Jezus in Nazareth en Jezus in Jeruzalem is geen verschil.

En ze o nu eischt hij ook van u, dat ge hem, uw Jezus, zóó op het hart zult dragen, zoo warm zult liefhebben, en met zulk een innigen band zult aankleven, dat ge hem voor geen enkelen mensch verloochent, maar moedig en trouw uw Heiland voor de menschen van allen stand en allen rang belijdt.

Dat berekkent u dan wel veel onaangenaamheden; dat maakt dan wel dat velen u mijden gaan; ja, dat het met sommigen van uw kennissen of vrienden of magen tot een brettke komt; maar daartoe heeft Jezus zelf het ook laten komen. Hem kostte het smaadheden, en geeseling en doodsangst, en ten slotte den bitteren dood aan het kruis.

En omdat hij zelf zoo rustig en met zoo volhardenden moed doortastte, heeft hij ook u gezegd, dat hij gekomen is, om tweedracht te veroorzaken, en den mensch tweedrachtig te maken met zijn magen en vrienden. Een tweedrachtigheid waarvan hij zelf betuigd heeft, dat ze soms tot een breuke tusschen een ouder en een kind kan do«rgaan.

Ge kunt dus vrij stellig zeggen, dat het een hoogst ongunstig teeken is, zoo iemand tot zekeren leeftijd is opgeklommen, zonder nog ooit om de belijdenis van Jezus met aemand te breken. Wee u, zoo alle menschen wel van u spreken. Immers het vermoeden ligt dan voor de hand, dat bij u weinig van uw belijden van Jezus bij de menschen gekomen is, en dat het verloochenen van uw Heiland u

liever was. Misleid uzelven dus niet.

Gewisselijk moet uw godsdienst u een innige teedere zaak des harten zijn, en wee u, zoo uw religie u wel een zaak voor de menschen is, maar geen zaak der ziele voor uw God. Dan toch wandelt ge in schijn, en hebt geen leven in u zelven.

Maar ook omgekeerd, zeg nooit dat ge uw religie'maar voor u houdt, en dat de menschen daar niet mee noodig hebben. Wie gelooft, kan niet zwijgen, moet spreken. En zoo dikwijls dat spreken stuit op tegenspraak, komt ge tot belijdenis van uw Heere.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 februari 1891

De Heraut | 4 Pagina's

„Voor de menschen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 februari 1891

De Heraut | 4 Pagina's