Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Zuid-HoUandsche Kerkbode bespreekt Ds. Sikkel .de onverantwoordelijke houding van die belijders des Heeren, die nog maar altoos onder de Synodale organisatie blijven verkeeren, en toch geen Antinomianen willen zijn.

Hij zegt er van:

Een vertrouwde vriend, die nog onder de synodale organisatie leeft, vroeg ons onlangs in een vertrouwelijk gesprek: «Maar blijft gij nu heusch gelooven, dat de geloovige leeraars en lidmaten, die bij het Herv. kerkgenootschap blijven daarmee zondigen? "

Ons ontwoord was: hun gedrag is onverantwoorde lijk en daarom ook onverdedigbaar. Ik voor mij zo mijn geweten moeten uitschudden, zoo ik met hen gaan moest! Liever zocht ik in een ander werelddeel handenarbeid, om in mijn nooddruft te voorzien, ot ik leed bij Gods genade gebrek, dan dat ik ooit zou terug keeren op dien weg.

«Maar", zoo ging onze vriend voort, wat denkt gij dan over hen ? Houdt gij het er voor, dat zij tegen beter weten in toch maar in een zondigen weg blijven? Ik houd u voor een man van overtuiging, die doleert, niet om iemand of om iets, maar omdat gij voor uzelven verzekerd zijt, dat God u dien weg wijst Maar wat denkt gij nu over uwe ambtgenooten en medebelijders, die in het oude spooor blijven ? ''

Daar hadden wij nog al heel wat op te antwoorden. En velen willen dat antwoord wel eens hooren; daarom deelen wij het in hoofdzaak mee.

Wij gelooven, dat er zijn, die door hun blijven onder de reglementen tegen beter weten in zondigen, en daarmee een oordeel Gods over hunne ziel halen. Welken grond wij hiervoor hebben ?

Daar zijn er, die vroeger tegen de reglementen ingingen en blijk gaven, dat hunne oogen voor de noodzakelijkheid van reformatie geopend waren. Die met ons en vóór ons hebben geroepen om'de herstelling van het recht der kerken en getuigden tegen het onrecht der organisatie.

Wij gelooven, dat er onder hen waren, wien het hartezaak was; die overtuigd waren. En daarom ja, zij eten als de hond hun eigen braaksel. De Heereont ferme zich hunner!

Maar daar zijn er ook velen, die nimmer die bewustheid van den gruwel der organisatie hebben geopenbaard. Wij gelooven gaarne, dat zij dit bewustzijn missen. Wij weten, dat velen het missen. Zij zondigen door onkunde, door dwaling, door beneveling. Allerlei beneveling.

Sommigen hebben wel gevoel voor de gereform. belijdeijis aangaande het persoonlijke geestelijk leven, maar ze zijn totaal ledig en los van de geref. belijdenis aangaande de kerk. Daar geven ze geen duit voor. En ze houden er elkander bij, dat het ook geen duit waard is. Zoo zweven ze voort.

Anderen trekken wel naar de gereformeerde kerk praktijk, maar.... in het midden daarvan zien zij.... een spook!.... het afgrijslijk beeld van Dr A. Kuyper, door zoovelen en op zoovele wijzen hun geteekend als.... ja als wat niet al? De portretten in het weekblad van Dr. Hoedemaker doen zelfs denken aan den antichrist, aan den Satan. Ja, de «a»2< » van deze booze machten worden in dat blad genoemd m verband met Dr. Kuyper. Trouwens vóór tien jaren maakte men in de kringen van Dr-Bronsveld reeds schetsen van zulk een portret. En die schets hebben tal van predi kanten er bij vele leden der gemeente reeds ingekregen, zoodat het penseel van Dr. Hoedemaker het oude vuile stuk slechts heeft op te werken.

Zóó bestrijdt men ons Zóó blijven de menschen onder de reglementen Lieve kinderen Gods gaan ten slotte zeggen: Die Dr. Kuyper moet toch wel een gev.iarlijk, onbetrouwbaar mensch zijn, — en daarom is natuurlijk de doleantie verkeerd, — en daarom blijf ik onder het genootschap.

Of zij goed doen. daar vragen zij niet naar. Ze zitten in een strik. Ze vragen ook niet, of zij schrik keiijk zondigen in hun oordeel, in hunne gedachten over Dr. Kuyper. Met hem staat of valt de doleantie niet. Want die is Gods werk, en Gods werk hangt niet aan een mensch. Maar medelijden hebben wij met de kinderen Gods, die Dr. Kuyper zouden liefhebben en hoogschatten, zoo zij hem kenden; maar die nu door met zulk een valsch portret van hem in den zak te loopen, zich zeer tegen hem bezondigen. Bedrogenen !

En wat zijn er dan verder velen, die door den leugen der ethische richting bedwelmd zijn. Misschien met gereformeerde vormen en woorden, maar door en door ethisch. Zulke menschen staan onbewust, en misschien denkende, dat zij gereformeerd zijn, met iiun heele j hart tegen al wat gereformeerd is. Zij ontvangen u eens lief Welzeker, want zij zijn ahijd lief. Maar zij laten u praten Alle deuren en vensters voor uwe gereformeerde gedachten zijn bij hen dicht. En gij zijt de stoep nog niet af, of zij schudden hunne ethische veeren eens goed. Niet één gereformeerd waterdrupje blijft er in hangen. O, zij hebben een gerust, een gemakkelijk leven onder de reglementen. In hun ethisch dons.

Voeg daarbij al de mannen met antinomiaansche, labadistische, en remonstrantsche gevoelens, die natuur lijk van de gereformeerde kerkenorde niets moeten hebben, evenmin als de rot van de val.

En eindelijk, de ontzettende onkunde, waardoor dui zenden alles voor zoete koek opeten, wat deze christen of die prediker hun voorpraat.

Daar hebt gij mijne gedachten er over. Maar met dat alles is er niet één argument tegen de reformatie inge bracht. En het gedrag van allen, die onder de regie menten blijven, is onverdedigbaar en daarom onveran woordelijk Aan die organisatie is niets goeds. Zij is eene vijandin van Christus en verwoest zijne kerk. En niet één geloovige of dienaar van Christus kan het voor het aangezicht des Heeren voor die organisatie opne men. Dat durven ze niet, dat kunnen zij niet, dat doen ze niet, dat zullen ze nooit!

Bij den Heere voor die organisatie te pleiten, — de Heere zal ze het nooit toelaten. Voor zulk een gebed is geen opening.

Zoo sprak ik uit volle overtuiging.

Mijn vriend had nog éèn vraag: «Maar zoo dan veler oog niet ontsloten is, voor wat gij ziet, moogt gi dan dezulken hard vallen ? Kunt gij zeggen, dat zij schuldig zijn? "

En ik antwoordde: nZijn de heidenen niet schuldig, omdat zij de wet niet "kennen ? En is de dochter niet schuldig, die door hare moeder op den weg van diefstal en ontucht gebracht wordt?

Maar toch, hierin klaag ik niet tegenover onze broeders in het genootschap. Het onverantwoordelijke zit in iets anders.

Namelijk hierin, dat zij de beschuldigingen hooren, en dat zij toch als geloovigen en als voorgangers niet tot ernstig onderzoek komen van Gods weg.

Rierin is in elk geval iets moedwilligs.

Wij willen met hen openlijk de zaak der Syn. organ, beslechten door Gods Woord.

En dat vitllen zij niet.

Zij maken er geen consa'entiezaak van, hoewel w hen hierom smeeken.

En dat is onverantwoordelijk. Als een vuile bede laar worden wij gejaagd van de stoep onzer broeders. Of men laat ons staan, alsof er niemand thuis is. Wij komen voor onze moeder pleiten. Maar omdat wi^ het zijn, de verachte broeders, daarom vragen zij nu naar onze moeder, naar de vrouw des Lams, in haar leven op aarde ook niet meer.

O, onze ziele kan het schier niet uitstaan!

Hier zwegen wij bedroefd.

Toch blijft onze vriend gelooven, dat zij. die ons den rug toekeeren, zich wel verantwoorden kunnen. Maar op onze vraag nu, waarom zij het dan niet doen, haalt hij de schouders op.

Middelerwijl preekt Domela Nieuwenhuis in het kerkgebouw te St. AnnaParochie en worden de vruchten van zijn preek in de woelingen der revolutiemannen aldaar gezien

Straks komt de stroom uit het noorden.

Zou het geen tijd worden voor de dienaars van Christus, om rekenschap te geven van de organisatie, die zulke dingen gedoogt en gehoorzame dienaars des Heeren vervolgt?

De zaak is deze.

De belijders van den Christus onder de Organisatie zijn deels door pantheïstische en philosophische studiën ingegaan in het denkbeeld, dat er geen volstrekte tegensteUing tusschen helijienis en verloochening van den Christus bestaat; en dit toepassende op de kerk, zien ze meer van Christus in de aspiration der Modernen, dan in de confessien van de Gereformeerden. Dit zijn de beslist Ethischen, die zoolang ze in deze doolpaden blijven loopen, aanhangers van een Darwinistisch Christendom zijn, dat onmachtig is om de zonde der Organisatie te gevoelen.

Maar anders staat het met de niet-Ethischen. Deze zien de zonde, en erkennen hun plicht om er tegen te reageeren; maar zie, onze wijze was hun wijze niet; naar hun berekening liep het zoo mis; er was er geen wilskracht om een eigen strijd te strijden, noch zin om met ons te strijden; en daardoor kwamen ze in de achterhoede terecht en geraakten z« buiten het gevecht.

En nu, eenmaal buiten het gedrang geraakt, kunnen ze zielkundig niet anders doen, dan ons zwart maken, opdat de prikkel van hun ­eigen conscientie hen niet plage.

Ja meer nog, nu moeten ze hun zonde wel systematiseeren tot ze geen zonde meer zij, maar in dit systeem juist plichtsbetrachting als zonde kunne gebrandmerkt worden.

Wel hem, wien God de Heere dien blinddoek van de oogen rukt.

Onzerzijds zullen we blijven luiden, of er nog iemand ontwaken mocht, en zich den slaap uit de oogen wrijven.

Maar helaas, een Synodale slaap gaat zeer diep.

In de Kerk. Cour. wordt de dissertatie besproken, die onlangs aan de Vrije Universiteit Ie Amsterdam door den hc'ir H. H. Kuyper verdedigd is.

Bedenkt men nu in wat toon de Kerk. Cour. dusver gewoon was over de Vrije Universiteit te oordeelen, dan trekt het de aandacht, op wat welwillenden toon thans niet slechts over deze dissertatie, maar ook over het doctoraat der Vrije Universiteit gesproken wordt.

Het heet toch aan het slot der recensie:

«Gaarne doe ik hulde aan den grooten ijver, de belezenheid, de degelijke studie van kerkgeschiedenis en kerkrecht van den schrijver. Breed heeft hij zijne taak opgevat en op veelszins uitnemende wijze vol bracht. Zijne voorstelling van de feiten is helder. Hij beheerscht zijne stof Er zit logica, gang in zijn boek. Hij weet, hoe hij geschiedenis schrijven moet en ontleent zijne stof, zooveel hij kan, aan de bronnen. , Slaafs volgt hij geen mensch, zelfs zijne leermeesters niet. Humaan, wetenschappelijk is de toon van zijn schrijven. 'Spreekt hij van onze kerk dan noemt hij haar Ned Herv. kerk. Reeds het feit, dat hij zijn proef schrift aan onze Kerkelijke Courant ter beoordeeling zond, verdient dankbare waardeering.

Noode mis ik een register achter het boek. Van het gebruik van vreemde of ouderwetsclie woorden, die wij niet^ meer in de spreektaal bezigen en van het veelvuldig aanwenden van enkele beelden (b. v. het groeien uit een wortel) moet de schrijver zich e onthouden. Ook is bepaald hinderlijk, zoo dikwijls Dr Kuyper «worden" weglaat. In de stijl herkent men den zoon van Dr. A Kuyper.

Het worde den schrijver gegeven, dat hij niet gestoord door kerkelijk strijdgewoel, rustig in zijn vri e uren zijn taak volvoere Hij, die zoo goed over de opleiding tot het' evangelieambt wist te schrijven, zij zelf een waardig evangeliedienaar! Ook twijfel ik er geen oogenblik aan, of wanneer Dr. H-H. Kuyper na zi ne aandacht gewijd te hebben aan de bediening des Woords het Woord, d. i de Heilige Schrift zelve, meer onderzoekt en als theologiae doctor ook oog en hart heeft voor de theologische kwesties van den dag, hij zich meer aangetrokken zal gevoelen tot ons, leerlingen der Staats Universiteiten, dan misschien voorheen. Zijn wetenschappelijke ernst en waarheidsgevoel staan mij daarvoor borg. Heil den theologiae doctor!

Nu wete men, dat Dr. Bronsveld onlangs schimpend schreef, dat de heeren Rutgers en Kuyper zich de pret hadden gegund, om aan den jongen heer Kuyper een vod papier te geven, waarin kwansuis stond dat hij doctor was; maar een titel waaraan metterdaad niemand waarde hechtte. Zelfs mocht men niet spreken van Dr. H. H. Kuyper, dat ware een j slag in het aangezicht der Staatsuniversiteiten.

Thans eert de Kerk. Cour. zichzelve, door te schrijven, wat ze schreef; en spelt dit goede woord van Dr. Baljon ons een betere toekomst, waarin dat smalen en schimpen op de Vrije Universiteit aan Jan Rap en zijn maat, inclusive Uilenspiegel zal worden overgelaten.

Slechts êén punt eischt om der waarheid wille correctie. Aan de Kerk. Cour, als officieel orgaan der Nederlandsche Hervormde kerk, is de dissertatie niet door den schrijver toegezonden, maar, buiten weten van den schrijver, door den uitgever.

En wat den titel van yNederlandsche Hervormde kerk" betreft, deze titel wordt aan het Synodaal Genootschap door niemand betwist; wel die van Nederduitsch Gereformeerde kerk t­ of Nederduitsch Hervormde kerk.

De naam Nederlandsche Hervormde kerk is een naam die pas in 1816 opkwam en uitsluitend kleeft aan het genootschap.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1891

De Heraut | 4 Pagina's