Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om nu tot zulk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om nu tot zulk

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dienst des Woords {II).

Om nu tot zulk een dientt des Woords zich op te maken is én een zending va.a Godswege én behoorlijke voorbereiding noodig.

Zonder een zending van Godswege is geen dienst des Woords mogelijk of denkbaar; en dit denkbeeld van zending moet hier in zoo sterken, scherpen zin genomen worden, dat het nooit met innerlijke roeping worde verward.

Wel toch is innerlijke roeping een onmisbaar bestanddeel in de zending, maar ze is de zending zelve niet, en bestaat even dikwijls buiten een zending van Godswege, en dus ook buiten den dienst des Woords.

Deze zending nu kan ons niet toekomen, dan doordien God ze ons door den Koning der kerk toebeschikt; en deze Koning der kerk heeft de macht, om in zijn naam zulk een lending te verkenen, gelegd in zijn kerken op aarde. Iemand heeft dus nog geen zending, omdat hij beroepbaar verklaard is, maar erlangt die eerst, doordien een bepaalde kerk hem die in naam van Christus opdraagt, > In naam van Christus" wil hier zeggen, dat de kerk als kerk geen macht t©t zending bezit, naardien deze macht alleen bij den Christus berust, zoodat ze ook alleen van hem kan komen; maar dat Christus zijn kerk als instrument gebruikt, om den persoon aan te wijzen, op wien de Christus deze macht zal leggen.

Nooit mag dus deze „zending voor den dienst des Woords" vergeleken noch op ééne lijn gesteld met de zending der profeten of apostelen. Deze toch waren niet in den dienst des Woords, maar Gods uitverkoren werktuigen, om het Woord zelf, dat straks bediend zou worden, aan zijn kefk te openbaren. ^ Zij droegen daardoor een geheel exceptioneel karakter, en hiermee in overeenstemming kwam dan ook hunne roeping of zending hun op een geheel buitengewone wijze toe.

Geen profeet of apostel is ooit aan eene bijzondere kerk verbonden geweest, maar al naar het God beliefde, gezonden tot heel^ zijn volk; of ook tot de heidenen, gelijk Jona en Daniël. De profeten ontvingen dientengevolge hunne roeping door een rechtstreeksche, niet mystieke, maar klaie en heldere openbaring van den Heiligen Geest, en hun werden de woorden in den mond gelegd, die ze spreken zouden. En de apostelen waren wel op andere wijze geroepen, niet door den Heiligen Geest, maar door den Christus zelven, doch ook bij hen stond het rechtstreeksche op den voorgrond. De elf apostelen zijn door Jezus zelven aangesteld. Toen Matthias in plaats van Judas werd verkoren, wierd het lot geworpen, en de Heere gebeden, dat hij door het lot rechtstreeks den man zijner keuze zou aanwijzen. En Paulus eindelijk is geroepen op den weg naar Damascus, door een stem uit den hemel, toen Christus zelf hem verscheen.

Maar deze sooit roepingen dan ook hebben een einde genomen met den afloop der buitengewone bedeeling en der bijzondere openbaring, toen eindelijk, als vrucht van deze bedeeling en openbaring het Woord Gods in de heilige Schriftuur gereed lag, en thans de kerk inging, om door een aparten dienst in die kerken gepredikt te worden. De dienst des Woords komt dus eerst in zijn kracht, als het Woord er ten volle is. En juist daarom behoort de dienst des Woords tot die gewone ambten, die God voor de gewone toestanden van zijn kerk verordend heelt. Hier kan dus van geen bijzondere bedeeling noch van een bijzondere roeping sprake zijn; en allerlei overgeestelijke secten of personen, die ook nu nog, deze bijzondere roeping pogen te handhaven, verwarren de heilige historie, verstaan den gang van Gods openbaring niet, en verwoesten Gods kerken. Voorwaar geen kleine zonde.

Hiermee is natuurlijk niet gezegd dat God de Heere daarom sinds den dood der apostelen niet wel mannen van buitengewone gaven in zijn kerk verwekt heeft, om haar te prikkelen tot betoon van geestkracht, haar op te wekken uit den slaap der zonde en van den vormdienst, en ze op allerlei wijs te reformeeren van afdwaling en aanklevend gebrek; maar buitengewone gaven maken nog geen buitenwone roeping. Zulke gaven toch verschillen slechts in graad, niet in wezen van de gaven, die ook minder bedeelde instfumenten Gods bezitten. Luther en Calvijn hadden buitengewone gaven ïn opgemelden zin ontvangen, doch Melanchton en Beza bezaten dezelfde gaven alleen in mindere mate. En nu is het wel waar, dat buitengewone gaven des Geestes ook een plicht opleggen en een taak aanwijzen, maar dk is heel iels anders dan een roeping ot zending. Zulke buitengewone gaven kan ook een gewoon lid der kerk bezitten, wiens plicht het dan ook is door mondelinge toespraken of door geschriften op de kerk in te werken; maar niemand kan komen en zeggen: „Ik, N. N., bezit deze en die buitengewone gaven, en meo jure, treed ik daarom in naam van Jezus in den dienst des Woords op". Zoo iets te zeggen of staande te houden, valt dan ook niet in mannen van wezenlijk buitengewone, maar meest ia mannen van gewone gaven, doch die daarbij lijden aan geestesverwarring en geestelijke zelfverheffing. Wel zal het altoos de roeping der kerk zijn, indien zulke mannen van wezenlijk buitengewone gaven zich aanmelden, ze in den dienst der kerk op te nemen, en hun een zending te geven, maar uit eigen hoofde hebben ze die zending niet.

Een dienaar des Woords heeft dus wel te onderscheiden tusschen drieSrlei dingen. Tusschen d; gaven of talenten, die God hem toebetrouwd heeft, tusschen den inn erlijken drang dien hij gevoelt om den dienst des Woords te zoeken en tusschen de v/ettige aanstelling in den dienst des Woords, die hem door een bepaalde kerk verleend werd; korter gezegd tusschen zijn talent, zijn innerlijke roeping en zijn zending. Want ook die innerlijke roeping is zeer zeker onmisbaar, mits men hieronder maar nooit versta een buitengewone innerlijke openbaring, gelijk de profeten ontvingen, maar die stille leiding Gods, waardoor Hij onzen geest en de begeerte onzer ziel richt op den dienst des Woords; zoodat we, in den dienst intredende, niet tegen ons hart inwerken, maar het getuigenis des Geestes in ons hart meehebben. Bezit men nu geen enkel talent, dan heeft men zich zelf wel te onderzoeken, óf niet veeleer de positie van een leeraar, dan de dienst des Woords, ons lokt; want, dit staat vast, waar geen talent Js, kan ook de roeping niet van den Heiligen Geest zijn; daar immers de Heilige Geest nooit roept, zoo niet de Vader bij de schepping van zulk een persoon het talent heeft ingeschapen. Iets waarbij natuurlijk met talent niet bedoeld wordt zekere fltix de bouche d. i. zekere gemakkelijkheid om rad te spreken; want ddt talent bezit menig onheilig persoon ook, en be? it een marskramer op de jaarmarkt soms op nog wonderlijke wijze. Neen, talent bedoelt hier de gave, om het Woord in te denken, en uit het Woord vuurvonken te slaan.

Dat nu zulk een 2'^«a? ? ; 2^ meestal behalve het plaatselijk, ook nog een meer generaal karakter draagt voor meerdere kerken, vloeit voort uit het kerkverband, en daaruit alleen. Op zich zelf heeft de dienaar des Woords uit een kerk in Australië bij een kerk in Rusland niets te zeggen. Maar als de kerken van een zelfde belijdenis een accoord van gemeenschap hebben aangegaan, en de beroepbaarstelling gemeenschappelijk hebben geregeld, dan ligt het in den aard der zaak, dat zij ook elkanders dienaren erkennen, en bij vacaturen als anderszins ook elders machtigen. Ook dan gaat de zending dus door, en is hetgeen geschiedt wel waarlijk in echten en vollen zin dienst des Woords. Mits slechts, en dit moet vastgehouden, de kerkeraad zulk een dienaar voor de vervulling van het dienstwerk riep, hetzij rechtstreeks, hetzij zijdelings; en dit laatste óf door het genomen besluit der classis, waartoe de kerkeraad meewerkte, óf wel door den leeraar, die nu ziek of van huis is, maar macht en last ontving, om voor voorziening te zorgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Om nu tot zulk

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1891

De Heraut | 4 Pagina's