Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het eerste alzoo wat de Dienaar des Woords

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het eerste alzoo wat de Dienaar des Woords

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dienst des Woords {13).

Het eerste alzoo wat de Dienaar des Woords noodig heeft, is eene Zending van Christuswege. Hij mag niet eigener autoriteit komen, maar moet door den Koning der kerk gezonden zijn. En deze zending geeft Christus aan zijn Dienaren niet buiten zijn kerk om, maar door zijn kerk, gelijk die op aarde geïnstitueerd is. Ook de innerlijke roeping kan dus eerst door de ordening ea de zending der kerk tot vastheid en tot ruste komen. Soms zelfs doet zich het geval voor, dat eerst lang na de ordening door de kerk de inwendige overtuiging van de roeping des Heeren, in het binnenste des harten, door den Heiligen Geest gewekt wordt.

Doch dit punt is hiermee genoegzaam, voor ons beperkt bestek, toegelicht; we komen daaarom thans tot de voorbereiding, die voor den Dienst des Woords vereischt wordt. Hierbij nu dient in hét algemeen vastgesteld, dat deze voorbereiding voor zoo kostelijk werk van zeer langen adem is. Ze eischt in den regel eene afzonderlijke voorbereiding van minstens tien, liefst vijftien levensjaren, en moetook daarna nog steeds worden voortgezet. Doch juist het langdurige en moeilijke van deze voorbereiding brengt te weeg, dat er langs dien langen weg

op verre na niet altijd genoegzaam Dienaars voor alle de kerken beschikbaar komen. De regel moet zijn, dat er één Dienaar optrede op hoogstens duizend zielen, d. i, plus minus /w^^honderd huisgezinnen. Dan, maar ook dan alleen, Is rustige arbeid en conscientieuse zielverzorging mogelijk. Daar nu echter in tal van kleine dorpen qeen duizend menschen wonen, klimt dit aantal nog, en maakt dat men alleen voor ons land op de ruim vier millioen inwoners, zoo allen van ééne kerk waren, ruim 5000 Dienaren noodig zou hebben. Nu hier echter nog bij komt, dat de bevolking in allerlei kerkelijke instituten gedeeld is, wordt dit getal nog veel grooter, en zou er stellig een tienduizendtal noodig zijn, om de natie geestelijk naar behooren te verzorgen.

Daarvoor echter ontbreekt he^ persons!. Zulk een machtig korps van mannen, in staat om zulke studiën te ondernemen, levert de natie niet op. Vandaar dat zoo telkens de tijden terugkeeren, dat er groote predikantennood ontstaat, en honderden kerken vacant zijn. Ook in deze leemte echter wil de Heere, zij het ook op min volkomen wijze, genadiglijk voorzien, door juist in zulke tijden mannen te verwekken, die, op «7»voIkomene wijze, het is zoo, maardan toch eenigermate als door instinct bekwaamd worden, om plaatsvervangend in den Dienst des Woords op te treden. Ook onze kerkenordening erkent dit in het bekende Art. Vin, en opent daarmede de deur der kerk, ook voor zulke mannen, die, zonder eenige studie in de heilige godgeleerdheid, toch soms een niet zoo kleine geschiktheid bezitten, om in de gemeente voor te gaan. Toch blijft dit altoos een redmiddel voor den nood; en nooit mag men voet geven aan de gedachte, dat het eigenlijk zoo wel in den regel kon; en nog veel minder ingang geven aan het denkbeeld, alsof zulk een altoos gebrekkige zending een meer geestelijk karakter zou dragen, en daarom staan zou boven de gewone methode van opleiding door studie.

Dit toch komt als geheel onhoudbaar uit, zoo men zich slechts rekenschap geeft van wat bij degelijke voorbereiding voor den Dienst des Woords vereischt wordt. Immers, het Woord van God moet bediend. Dienaar die hietoe geroepen wordt heeft dus tot taak, om, namens God Almachtig, aan de gemeente zijn Woord aan te zeggen. In de vee!h.-.id zijner volzinnen en toespelingen moet telken male een woord tot de kerk uitgaan, waarvan in volstrekten zin het zeggen van Paulus geldt: , , Niet eens menschen woord, maar gelijk het waarlijk is, een woord van God."

Dit nu put de Dienaar niet uit zijn eigen zieleleven. Hij haalt het niet uit zijn eigen brein. Hij viadt het niet in zijn eigen verbeelding. Maar hij moet het putten uit de Heilige Schrift.

Doch ook dit is niet genoeg. Hij is niet Bedienaar van een woord Gods, maar Dienaar des Woords, d. w. z. van dat Woord Gods hetwelk de Heilige Schrift is. In die Schrift namelijk vinden we in menschelijke taal wel een breede, onafzienbare reeks van woorden, maar alle deze menschelijke woorden saam zijn niets dan de vertolking in onze menschelijke taal van het ééne Woord Gods. Van God is het Woord uitgegaan. Eén machtig goddelijk Woord dat als de ééne lichtstraal zich wel spreidt in tal van woorden, zoodia het door het prisma van ons menschelijk bewustzijn valt, maar daarom in oorsprong niettemin één goddelijk Wooid is en blijft.

Het Woord dat van den beginne bij God en God was, is vleesch geworden in den Immanuël, en schrift geworden in de heilige Schriftuur.

Het is dus eenvoudig geen Bediening van het Woord, zoo men elksn Zondag hier of daar een enkel vers uit die Schrift uitkipt en van alle zijden beziet. Wie zoo preekt, verstaat niet wat het Woord van God is. En dan eerst wordt de Bediening van het Woord wat ze zijn moet, zoo de Dienaar diep doordrongen is van de macht en de volheid van het Woord van God, en in elk afzonderlijk woord uit de Schriftuur, dat hij behandelt, slechts de openbaring ziet van dat ééne, rijke, volle Woord van zijn God.

Nu ware het op zichzelf natuurlijk denkbaar geweest, dat God de Heere dit zijn Woord in een zeer kort bestek, en in de eigen taal van alle volk, had bekend gemaakt; en dan zou de studie veel minder zijn geweest. Maar om der zonde wille kon dit niet. De zonde toch heeft de eenheid van ons menschelijk geslacht doen springen. Bij Babels torenbouw is de menschheid in tal van talen en natiën uitgegaan. En het gevolg is geweest, dat ons menschelijk geslacht een zeer ingewikkelde geschiedenis doorleefd heeft en nog doorleeft. Dat nu bracht met zich, dat ook de openbaring Gods een zeer lange geschiedenis moest doorloopen van meer dan 4000 jaren, en dat het Woord van onzen God in talen moest beschreven worden, die slechts voor een kleine groep en in een bepaalden tijd haar levende taal was. Zelfs de Joden in Jezus' dagen verstonden het Hebreeuwsch al niet meer. Zij spraken een bedorven Arameesch. En in hun synagogen moest de oorspronkelijke Hebreeuwsche tekst reeds worden overgezet in de landtaal. Wat Jezus aan het kruis uitriep: Eli, Eli lamma sabachtani, was geen Hebreeuwsch, maar uit het volksdialect gesproken.

Zoo is het dus, om der zonde wille, de wille Gods geweest, dat zijn Woord tot ons zou ktsmen in Heilige geschriften, die breed in omvang, zeer verkwikkeld in haar samenstelling, en in vreemde, nu afgestorvene falen geschreven zijn; waaruit volgt dat het derhalve de wille Gods is, dat de Dienaar des Woords voor zijn ambt zal worden voorbereid door een breede studie, die hem in deze talen en in dezen breeden inhoud behoorlijk inleide en thuis zette.

Geen menschelijke wilkeur alzoo, maar Gods hoog en heilig bestel is het geweest, dat zoo diepe studie eisch zou zijn. En zoo verkrijgen we dus nu reeds dit resultaat: i". dat de voorbereiding voor den Dienst des Woords eischt een degelijke studie van de Hebreeuwsche en Grteksche talen; 2". een degelijke bestudeering van den inhoud der Heilige Schrift in haar samenhang; en 3". een helder indringen in die Schrift, waardoor men in staat wordt gesteld, om in elk vers en elk deel der Schrift den organischen samenhang met het Woord van God te doorzien.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 mei 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Het eerste alzoo wat de Dienaar des Woords

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 mei 1891

De Heraut | 4 Pagina's