Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dienst des Woords {16).

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dienst des Woords {16).

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze stelling zal nu duidelijk zijn, dat een Dienaar des Woords niet volstaan kan met te zeggen: „Ik versta het Woord; " maar dat zijn eigenlijke taak ligt In de toepassing; en dat deze toepassing onmogelijk is, tenzij hij zijn gemeente door en door ktrxnt; en wé! inzie, wat God de Heere in dat Woord voor zijn gemeente, in dit bepaalde tijdsgewicht, heeft weggelegd.

In de Schrift is ons medicijn geboden; maar om dat medicijn te kunnen toedienen, moet men den kranke kennen; en tevens weten welk verband er bestaat tusschen diens ziekte en de werking van het medicijn, om daarnaar de dosis en de menging te kunnen inrichten.

De toepassing moet niet als een nagerecht bij den maaltijd komen, en zoo los aaa de uitlegging worden aangehaakt; maar alle voorafgaande deelen der predicatie moeten op de toepassing uitloopen; daarop gericht zijn; en daarin hun vrucht dragen.

Wie uit de kerk komt, moet besefïen en gevoelen, dat er iets aan zijn ziel is geschied. Dat zijn ziel ontrust is, Datheur wonden gepeild zijn. Dat hem op geestelijke wijze de pols is gevoeld. En dat hem, naar den aard zijner krankheid, een medicijn van Godswege is toegediend.

Wie uit de kerk komt, en niets meedraagt, als dat er een juiste uiteenzetting van de waarheid plaats greep, of dat tintelende gedachten hem werden toegediend, is niet onder het Woord geweest.

Zulk een uiteenzetting van de waarheid kan hij thuis ook lezen; veel beter en vollediger zelfs, in allerlei handboeken over leerstellige godgeleerdheid. En ook, zinrijke, ' tintelende gedachten kan hij voor zijn geld koopen, als hij zich de boeken van vernuftige schrijvers aanschaft.

Maar wat alleen de kerk hem kan brengen, doch dan ook brengen moet, is dat hij zelf met majesteit en overmacht worde aangesproken; schuldig verklaard; aan de wonden zijner ziele ontdekt; en alsnu medisch zóó behandeld worde, dat er kracht in hem vare, om zijn wonden te genezen en te winnen in gezondheid van ziel.

Desnoods kan de uitlegging achterwege blijven, daar de hoorders die ook thuis kunnen vinden; en desnoods konden de waarheden slechts kort worden aangeduid, daar die bij de Catechismusprediking ter sprake komen; maar wat nooit mag uitblijven, wat lioofdzaak is, en waar het eigenlijke van den Dienst des Woords in schuilt, is dat het mes in de wonde wordt gezet en balsem in die geopende wonde wDrde gedruppeld.

De gewoonte om driekwart der predicatie aan allerlei beschouwing te wijden, en dan hoogstens een vluchtig kwart aan een eentonige, oppervlakkige, bijna altoos gelijkluidende toepassing te gunnen, is fataal.

Daardoor mist de predicatie haar doel. Daardoor grijpt ze niet aan. En daardoor is het mogelijk dat trouwe kerkgangers tien, twintig jaren een stortvloed van predicatiën aanhooren, zonder ooit in de ziel ontrust, aan zich zelf ontdekt en in Christus vertroost te worden.

De predikstoel is geen catheder, waarop een hoogleeraar zijn stelsel ontvouwt, maar een plaatse waar iemand in naam des Heeren staat te roepen: Komt alle» tot hem, gij, die vermoeid en beladen zijt, en hij zal u ruste geven voor uw ziel !

Een predicatie die de ziel, het hart, de conscientie, den persoon niet raakt, aangrijpt, ontrust, wakker schudt en daarna de wonde verbindt, moge nog zoo leerstellig juist en nog zoo schoon in den vorm zijn, maar een predicatie is ze niet. Ze moge zoo heeten, maar ze mist el: de kenmerken van.

Ze is een rede; ze is een toespraak; ze is een verhandeling; *ze is een betoog; maar ze heeft niets van wat eea predicatie zijn moet.

Een predicatie moet op den man af gaan; moet het gehoor aantasten; moet een strijden tegen het onheilige in de gemeente zijn, om het beter ik los te maken van zijn banden.

Elke predicatie moet een daad zijn.

Een daad niet alleen, om te maken dat de nog onbekeerden zich met waren harte tot God bekeeren; maar ook om hen die zich bekeerden nog steeds meer aan zich zelf te ontdekken; verder te brengen; en te bewaren voor geestelijken stilstand.

En juist dit nu is alleen mogelijk, zoo de Dienaar riet enkel op den inhoud van Gods Woord, maar ook op den kranke in het ziekbed let.

Natuurlijk kan men ook wel in een vreemde gemeente prediken; maar toch de eigenlijke predicatie komt alleen van den leeraar in zijn eigen gemeente, omdat hij die gemeente alleen kent; althans kan kennen.

Dat m.en een zelfde predicatie op twee, drie plaatsen predikt, kan er dan ook wel door; maar is toch het eigenlijke niet. Een goed arts schrijft niet aan een yeeks van bedden in het hospitaal hetzelfde medicijn voor. Het moet voor eiken kranke naar zijn aard zijn,

Predicatiën die voor tien, twaalf gemeenten passen, zullen dus altoos een meer algemeen karakter dragen, en juist dat concrete in de toepassing missen, dat den hoorder beschaamd huiswaarts doet keeren, onder den indruk alsof de prediker zijn verborgen leven kende, en vanzijn innerlijk bestaan gehoord had.

Niet dat de prediker er zich ooit toe leenen mag om op éz^ predikstoelpersoonlijk te worden, zoodat de gemeente denken gaat: „Dat is op hem of haar gezegd, "

Dan is alle zegen weg.

En de goede prediking bestaat juist daarin, dat ge een ieder zooveel met zichzelven te doen geeft, dat hij er niet toe komt, om aan anderen te denken.

Maar dat moet het dan ook zijn.

Elk prediker moet zorgen, dat zijn hoorders als ze uit de kerk komen, iets in hun eigen ziel te verhandelen hebben.

Men klaagt wel eens, dat het gehoor in onze kerken te critisch tegenover den prediker staat. En dat is ook zoo. De meesten die uit de kerk komen, zijn meer geneigd om een oordeel te vellen over den prediker, dan over zichzelven.

Maar aan wie de schuld.'

Als gij, prediker, in stede van de sleutelen des hemelrijks te bedienen, een betoog of een verhandeling houdt, en dus uw macht die ge van Christusv/ege over de conscientie ontvingt, ongebruikt laat, is het dan zoo wonder, is het dan zoo onnatuurlijk, dat de leden der gemeente, door u onder geen oordeel van Gods Woord gebracht, uw woord onder hun oordeel brengen.''

Reeds de invloed der boetpredikers toont, hoe dit oordeelen van de.gemeente over den leeraar geheel wegvalt, zoodra de prediker zijn plicht slechts doet.

Niet alsof we oordeelden, dat alleen de boetbazuin in Christus' kerk mocht weerklinken. Integendeel, een prediking die niet verder komt, is geen Evangelieprediking.

Maar reeds het overwicht van den boetprediker over het gehoor toont dan toch, dat het aan u en niet aan de gemeente ligt, zoo zij u oordeelt, in stede van zich te laten oordeelen door het Woord van God dat gij haar brengt,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 mei 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Dienst des Woords {16).

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 mei 1891

De Heraut | 4 Pagina's