Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De armen van geest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De armen van geest

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zalig zijn de armen van geest, want liunner is het koninkrijk der hemelen. Matth, s:3.

Het hooge ideaal, dat door God zelf m ons menschelijk hart is gelegd, bestaat in het denkbeeld, om gelukkig, overgelukkig, ja, meer dan gelukkig, om zalig te worden.

Daarin dat ge dorst naar geluk, ligt dus niet de minste schande of zonde. Veeleer is nift te dorsten naar geluk een blijk, dat er iets stierf aan uw hart, dat leven moest.

Ook is het de vraag niet, of ge u een tijdelijk lijden getroost, als middel om daarna te rijker geluk te verwerven; want ook bij dat u voegen onder het lijden en dat stille zijn onder uw smart, is het metterdaad de dorst naar geluk die u bezielen blijft. Slechts betaalt ge dan dat rijker geluk met een voorafgaande periode van droefenis.

_ Zijn er dus twee menschen, waarvan de één zich werpt op alle genieting der wereld, terwijl de ander zich aan alle genieting der wereld speent, om hierna een eeuwig geluk te beërven, dan handelen beiden krachtens denzelfden dorst naar geluk en uit dezelfde aandrift om te genieten.

Alleen maar hebben ze beiden op hetgeen hen gelukkig kan maken een anderen blik.

De man, die zich speent aan het wereldsch genot, doet dit, omdat hij totzichzelven zegt: „Örink ik uit dien beker, dan vergiftig ik mijn j ziel. En dan ja heb ik wel twintig of dertig ] jaren lang zekere genieting; maar daarop volgt dan een eeuwigheid van duizend en meerjaren van rampzaligheid. Ik zal daarom anders doen, en die twintig of dertig jaren mij deze genieting ontzeggen, om straks die duizend en zoo­

veel meer jaren gelukkig te zijn." De man der wereld daarentegen redeneert bij zich zelven, dat hij eigenlijk niet weet, of er na den dood nog wel een leven komt; dat het daarom zaak is het zekere voor het onzekere te nemen; en dat hij deswege niets beter te doen weet, dan den beker der wereld aan den mond te zetten en er met volle teugen uit te drinken.

Doch hoe verschillend deze twee er ook aan toe staan, toch is het beiden kennelijk om geluk te doen. De dorst naar geluk drijft beiden.

Een aandrift waarvan alleen die onverschilligen verstoken zijn, die in het eind zeggen: »dat niets hen meer schelen kan", dat »het leven hun tot een last is"; die niet gelooven aan een eeuwigheid, en toch ook geen smaak in wereldsch vermaak hebben.

Sombere zielen, uit wier hart ueengraflucht tegenademt.

Levend gestorvenen!

Op dien dorst naar geluk richt dan ook Jezus den prikkel van zijn woord, als hij in heiligen rhythmus het zevenvoudig i> Zalig zijn ze'''' voor de ooren der schare en van zijn discipelen doet weerklinken.

Het is of Jezus zegt: Ge wordt allen verteerd door den dorst om gelukkig, om overgelukkig, om zalig te zijn. Nu dan, wie zalig zijn wil, zie hier het gouden spoor dat hij te volgen heeft: Zalig\ zijn de armen van geest want ftunner is het Koninkrijk der hemelen.

Zelfs is het of Jezus hun verwijt dat hun dorst naar geluk nog veel te flauw spreekt. Velen in die schare zouden al blij zijn, zoo ze half gelukkig waren, en in de wolken, zoo ze het al verkregen wat ze zich als geluk hadden voorgespiegeld. Maar Jezus wil dat die dorst naar geluk nog veel sterker in hun ziel brande. Gelukkig is niet genoeg; met niets minder dan zaligheid moeten ze vrede nemen.

En nu zegt Jezus hun volstrekt niet, dat die zaligheid enkel in iets geestelijks moet bestaan, en zich niet richten mag ook op uitwendig bezit; want hij verklaart uitdrukkelijk dat de zachtmoedigen, d. i. zij die hier op aarde ongelijk lijden en uitgestooten worden, ddd, rom zalig zijn, omdat ze als hij wederkomt en het oordeel gesproken is, heel deze aarde bezitten zullen. Dan toch zullen alle boozen van deze aarde verdwenen zijn, en uit deze wereld zijn weggenomen; en heel dit aardrijk en al haar volheid zal alsdan in een paradijs Gods omgezet, het deel zijn van de vromen.

De zaligheid, waarvan Jezus profeteert en jubelt, is dus een W/^Ö; ««« zaligheid, inwendig geheiligd en uitwendig in glorie verheerlijkt. Alleen maar, hij zegt liet den rijke aan, da de weg dien men hem in de wereld aanwijst, om zijn dorst naar geluk bevredigd te zien, nooit tot het doel leiden kan; en dat hij'%3m daarom een tegenovergestelden weg aanwijst, maar die dan ook zekerlijk eens tot volkomen zaligheid heenvoert en nu reeds vooruit zaligen voorsmaak in het binnenste des harten geeft.

* De poorte nu, waardoor Jezus wil dat ge kruipen zult, om den ingang naar dien weg te vinden, is de armoede van geest.

Daarin ligt het aanvangs-en uitgangspunt, en wie niet beginnen wil met van dat punt uit zijn koers ten hemel te nemen, komt er nooit.

Vroom zijn, goede werken doen, veel bidden en loven, het geeft alles niets, zoo ge niet eerst door die poorte van den arme van geest zijt gekropen. Want vroomheid, goed werk en gebed is ook op allerlei andere wegen na te l)ootsen, en beslist dus niet voor de deugdelijkheid van den gekozen weg. En dan eerst zal én die vroomheid én dat goede werk én dat gebed geestelijke waardij bezitten, zoo ze geoefend werden op den nieuwen verschen weg des levens; en op dien onbedrieglijken weg des levens komt ge niet, of ge moet eerst die enge poorte door, om al wat ge waandet dat uw geest verrijkte en versierde af te leggen, en als een arme van geest uw eersten stap te zetten op het pad des levens, dat naar God leidt.

Dit nu is vlak anders dan de wereld het wil. Zij zegt u, dat de weg tot geluk alleen ontsloten wordt voor hem die zijn geest verrijkt. De rijken en niet de armen van geest zijn naar haar maatstaf zalig. En hoe verder iemand het nu in die verrijking, van zijn geest gebracht heeft, hoe meer hij mans is, van zich af kan spreken en zich weren kan, hoe hooger men zijn geluk roemt. Zulk een man benijdt men. Zoo zou men ook willen zijn. Wie er zoo aan toe staat, schat men zalig.

En daaïtegenover nu zegt Jezus, niet dat het beter is en uw geluk verhoogt, om liever arm van geest te zijn; maar dat de allereerste conditie om den weg van het waarachtig geluk op te kunnen gaan, juist hierin bestaat, dat ge uw gewaanden rijkdom van geest geheel aflegt en als een ar? ne van geest u voor uw God nederwerpt.

Wat bedoelt nu die armoede van geest? Staat armoede van geest dan boven rijkdom van geest? En wil Jezus zeggen, dat God de Heere er behagen in schept, om zijn menschenkinderen in armelijke leegheid van geest voor zich te zien; op de manier zooals oudtijds machtige heerschers de schare opzettelijk dom' hielden, om ze te gemakkelijker ten onder te houden ?

Natuurlijk niet.

Neen, verre van daar, is veeleer al de toeleg van Gods genadewerk en al de belofte van ons heilig en heerlijk Evangelie, dat we in het eind rijk van geest voor Gods troon zullen schitteren. Zulk een kennisse wordt zelfs aan d verlosten des Heeren toegezegd, dat ze kennen zullen gelijk ze ook gekend zijn. Van aangezichte tot aangezichte.

De achtergrond van Jezus' uitspraak ligt dan ook in het feit, dat buiten hem alle zondaar feitelijk doodarm van geest is. Maar nu maakt Satan dezen doodarmen zondaar' dronken, en doet hem in zijn onheiligen roes droomen., dat hij schatrijk is.

Het verschil tusschen de onbekeerden en hen die door de eeuwige poorte gaan bestaat dus niet hierin, dat de onbekeerden wezenlijk rijk van geest zijn, en dat de bekeerlingen van den Christus dezen wezenlijken rijkdom afleggen; maar veeleer hierin, dat beiden even doodarm zijn, maar dat de ééne zich inbeeldt allerlei schat te bezitten, terwijl de tweede eerlijkweg erkent, dat hij niet alleen doodarm is, maar nog met schulden beladen bovendien.

Er is dus alleen sprake van een gewaanden rijkdom, van een ingebeeld bezit. Niet van fijn goud van Ophir, maar van klatergoud zonder waardij. Niet van edel kcurgesteente, maar van een stuk waardeloos glas, dat in zijn valsche tinten het hemelsblauw van den saffier nabootst.

Kort gezegd het is de leugen, die den mensch in den weg zit. De leugenachtige voorstelling, die hij van zich zelf heeft. Het valsche portret dat hij met de verven van zijn hoogmoed van zich zelven gemaald heeft. En zoolang hij nu in die leugenachtige gestalte voort blijft wandelen, leeft hij geen menschelijk leven; maar speelt hij een verachtelijke rol; terwijl hij juist door het" spelen van die valsche rol, onvatbaar is om de hand van Jezus aan te grijpen.

Wat u redt en zdJig maakt is dus zelfs niet de nederige vorm van uw voordoen. Want zóó leugenachtig bestaat de mensch, dat hij alles, óók de nederigheid, kan nabootsen, terwijl achter dat nederige kleed het hart van hoogmoed zwelt.

Neen, wat voor Jezus een arme van geest beteekent, zegt u David, als hij zingt van een verbrijzeld hart en een verslagen geest. Wat Jezus wil, is, dat al die leugenachtige opsiering van uw wezen, eens voorgoed door u. in naam des Heeren, zal worden afgelegd. Dat uw hooge ik uit zijn droom van gewaanden rijkdom zal uitgaan, om als een arm zondaar voor uw God te verschijnen. En dat ge, alzoo gebroken in uw hoogmoed, geknakt in uw trots, en vernietigd in den dunk e dien gij van u zelven hadt, tot de eerlijke, de oprechte bekentenis van uw volslagen armoe van geest gekomen, enkel nog op de borst zult slaan, en zult uitroepen: »o God, wees mij arme zondaar genadig."

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 oktober 1891

De Heraut | 4 Pagina's

De armen van geest

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 oktober 1891

De Heraut | 4 Pagina's