Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Schapen in het midden der wolven.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Schapen in het midden der wolven.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ziet, ik zende u als schapen in het midden der wolven: ijt dan voorzichtig gelijk de slangen, en oprecht gelijk de duiven. Matth. 10:16.

Sommige Christenouders stellen zich bij de opvoeding van hun kinderen hoven den Heere Jezus.

Stellig heeft de Christus verklaard, dat er tusschen zijn volgelingen en de wereld een onderscheid bestaat als van schapen en wolven; maar zij achten het beter te weten, en zijn van oordeel, dat hun kinderen en de kinderen der wereld al van één soort zijn.

Ze zien er daarom niet het minste gevaar in, dat hun gedoopte en Christus opgedragen kinderen, omgang en soms drukken omgang hebben met kinderen van hun jaren, uit gezinnen, waar Christus niet gekend wordt. En als hun de keuze staat tusschen kinderen van een iets minderen stand uit Christelijke gezinnen en kinderen van hun eigen stand, maar die buiten alle geloof staan, geven ze maar al te dikwijls aan dien fatsoenlijken omgang voor hun kinderen de voorkeur.

En wat nog erger is, zoo er een school moet gekozen, waar hun kinderen heen zullen gaan; hetzij dan een lagere of een hoogere school; ook dan zijn vele van die ouders wijzer dan de Heere Jezus, en gelo»ven ze er niets van, dat ook hierbij van schapen en wolven sprake komt.

Want ja, zoo in het algemeen zijn ze dan wel voor Christelijk onderwijs. Op zich zelf is dit natuurlijk beter. En stond al het overige gelijk, ddn zouden ze de voorkeur geven aan een Christelijke, lagere en een Christelijke hoogere school.

Maar als het overige nu niet gelijk staat; en er aan zulk een Christelijke school óf meer moet betaald, óf geen gelijke privilegiën zijn te verkrijgen, óf de kring niet zoo van zijn stand is, dan moet het »Christelijke" weer geheel op den achtergrond treden, en zendt men zijn kind onder de wolven, zooals Jezus zou zeggen; maar zooals zij het Jezus verbeteren willen, onder de fatsoenlijke menschen.

Maar, zult ge zeggen, ook Jezus deed zoo. Ook hij hield zijn discipelen niet apart. Zelf immers zegt hij het, juist in het woord, waarop men zich beroept: •»Zie, ik zendu als schapen in het midden der wolvend'

En dat is ook zoo; alleen met dit verschil, dat Jezus ze onder de wolven zond, toen ze klaar waren.

Nergens leest ge in de Heilige Schrift, dat de Heere Jezus, toen hij Petrus en Andreas, Johannes en Jacobus, en wie niet al, tot zijn trawanten koos, ze eerst naar de scholen der Schriftgeleerden of naar de toenmalige Universiteit in Jeruzalem zond.

Deze mannen waren eerst op school bij Johannes den Dooper geweest. Waarlijk. geen ^fatsoenlijke" school. Zoo midden in de woestijn, bij een man met een beestenvel om, en allerlei zondaars en tollenaren als leerlingen. In het oog loopend een bijzondere school.

En toen had Jezus zelf een school gevormd, en in twee klassen als ge zoo wilt, afzonderlijk de twaalven en afzonderlijk de zeventigen onderwezen.

En zoozeer is Jezus er beducht voor, dat zijn discipelen onder verkeerden invloed zullen komen, dat, als hij de meesters van die andere scholen ontmoet, hij bijna altoos zelf het woord voert, en zijn jongeren dekt.

Zoo heeft de Heere Jezus, die er blijkbaar heel anders over dacht dan zulke oXiders, zijn jongeren geheel apart opgevoed en buiten den invloed van de officieele scholen gehouden.

En toen eerst; toen dat geschied was; toen die opvoeding genoegzaam was afgeloopen en ze in zooverre klaar waren; toen eerst heeft Jezus ze aangesteld, om nu dan ook hun ambtelijke bediening te beginnen, en toen heeft Hij ze in de wereld uitgezonden, zeggende: > Zie ik zend u als schapen in het midden der •wolvend

En natuurlijk dit moet dan ook.

Zijn onze kinderen eenmaal volwassen en gerapt, dan moeten ze de wereld in; din niet langer een Doopersche mijding. Jezus zelf bad het in Joh. 17: Ik bidU, Vader, niet dat Gij ze uit de wereld wegneemt, maar dat Gij ze bewaart in de wereld.

VÓÓ7-Christus tegen de wereld te strijden i de levensroeping óók voor onze kinderen. Daardoor alleen kunnen ze eens de kroon verwerven. En natuurlijk tegen de wereld strijden kunt ge niet als ge in een hoek blijft zitten. Daartoe moet ge in de wereld uitgaan. En als een schaapke der kudde u wagen midden onder de wolven.

Zoo moet gij doen, en zoo moet ook uw kind doen. Edoch, niet voordat het klaar, voordat het gerijpt, voordal het welgewapend en toegerust is.

Maar zoo bedoelen zulke ouders het volstrekt niet. Ze zeggen niet: »Mijn zoon is zoo vroeg rijp en brandt zoozeer van ijver voor den Christus, dat hij nu reeds onder de wolven wil om voor zijn Heiland te st rijden."

o, Neen, niets daarvan.

Als er zulk een ijver voor den Heere Jezus door hen in hun zoons gekweekt was, zouden ze de eersten zijn, om hun kinderen naar een school te zenden, waar de Christus in eere is.

Maar juist dezen ijver hebben ze niet van kindsbeen af aangekweekt. Die ijver is in hun kind niet ontvlamd. Vandaar dat hun kinderen, die wolven zoo lief en zoo prettig vinden. En nu zeggen: »Vader, laat u mij liever onder die wolven gaan. Zoo flinke, forsche dieren. Daar bij die schapen is het mij zoo laf."

En dan antwoorden zulke ouders: »Nu, mijn jongen, dwingen wil ik u niet. Als het uw leven veraangenamen kan, welnu, ga dan onder de wolven. Maar laat u niet bijten. Pas op."

Zoo en niet anders is de toestand.

Een toestand alleen daardoor mogelijk, dat men zijn eigen inzicht ioven Jezus' uitspraak stelt, en niet wezenlijk gelooft wat Jezus zegt. Dat men wel zoo in het algemeen in Jezus gelooft, maar zich niet gevangen geeft onder zijn woord.

Iets, dat geeft men dan wel toe, is er van aan. Er zijn wolven onder. Maar vooreerst zijn ze dat niet allen. En dan er zijn wolven en wolven. En althans van die heel woeste, grijpende wolven zijn die mannen niet. Zelfs zijn er heel lieve wolven onder.

En na zich zoo reeds door allerlei ondiepe, zwakhoofdige voorstellingen te hebben verzwakt, gaat men verder ongeveer aldus redeneeren: »Mijn kind is altoos bij het Bijbellezen geweest. Ik ben hem altijd goed voorgegaan. Bepaald vijandig is hij dan ook niet. En bovendien, als hij onbekeerd is, helpt het toch niet, of ik hem naar een Christelijke school stuur; en als hij waarlijk een kind des Heeren is, zal zijn Heiland hem ook onder de wolven wel bewaren."

o, Ons hart is zoo arglistig, meer dan eenig ding. Ja doodelijk, wie zal het kennen ?

En dat heet dan, zijn kind liefhebben. Dat zijn dan ouders die de Doopgelofte hebben afgelegd. En toch, eiken avond kunt ge zulke ouders op de knieën vinden, om te bidden, of God hun kind wil bewaren.

Van wat het is! God te verzoeken, schijnt bij zulke bidders geen flauw denkbeeld te bestaan.

Maar één ding mocht hun dan toch gevraagd worden, of ze namelijk achten voor zulk bidden na zulk een liefdelooze zwakheid ten opzichte van hun kinderen, grond voor hun gebed te vinden in eenige inspraak van den Heiligen Geest?

Bedenk toch, wat er ligt in die scherpe tegenstelling die Jezus tusschen schapen en wolven maakt.

Wil Jezus daarmee zeggen, dat zijn volgelingen, allen zonder onderscheid, zoo zacht en zoo lief zijn; en dat daarentegen de lieden der wereld zoo boosaardig zijn als een wild dier? In het minste niet. Met zulk een vleien van u zelf en met zulk een laatdunkend neerzien op de lieden der wereld, heeft Jezus' zeggen niets uitstaande.

Ge hebt het ook op het weiland wel eens gezien, hoe een schaap soms zeer vinnig stooten en alles behalve lief kan zijn.

Maar dit is de zaak: Een hond is sterk op zijn eigen erf, en dit maakt dat de lieden der wereld in de wereld zoovel sterker zijn dan gij ; zoodat ge niet tegen hen zijt opgewassen; zoodat uw kind weerloos tegen hen overslaat; en het stellig verliest, zoo het onder hen terecht komt.

Dat vooreerst, en dan in de tweede plaats dit. De lieden der wereld zijn fanatiek in hun ijver voor de wereld, en zijn er daarom op uit, om uw kind, dat nu nog tegenstribbelt, van den geest der wereld te doortrekken. Ze rusten niet, eer ook uw kind in de wereld opgaat. En dat juist is de oorzaak, waarom Jezus hen wolven noemt. Ze willen uw kind aan zich gelijk maken, in zich opnemen, en dus geestelijk wrslinden.

En daartegenover nu staan wij en staan onze kinderen als weerlooze schapen^ maar als schaapkens van de kudde onzes Heeren.

Niet als een hert of een rund, waar een wolf evengoed op aanvliegt, maar zeer bepaaldelijk als »schapen." Waarom dat?

Eenvoudig omdat een hert zich met zijn gewei verdedigt tot het neervalt, maar een schaap, als de wolf komt, naar zijn herder vlucht.

En hierin ligt dus het geheimnis.

Eerst uw kinderen zóó bij Jezus houden en onder de schaduw zijner Vleugelen opvoeden, tot ze klaar zijn.

En als ze dan klaar zijn, dan ze de wereld inzenden, dan ze onder de wolven laten uitgaan, maar als schapen, d. w. z, als jonge mannen, wier schild de Heere is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 oktober 1891

De Heraut | 4 Pagina's

„Schapen in het midden der wolven.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 oktober 1891

De Heraut | 4 Pagina's