Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXXXI.

KLAAS KORIVELIISZ.

Niet ver van het vorstelijk 'sGravenhage ligt het dorp 's Gravensande. Daar woonde omstreeks het jaar 1568 de schoenmaker Klaas Kornelisz, die tot de kerk onder het kruis te Naaldwijk behoorde, waar hij ook zijn eenig kind liet doopen. Toen bekend werd, dat hij »een fontein en aanhanger" van den Gereformeerden leeraar Wouter Symons was en door dien zijn kind had laten doopen, werd hij gevangen genomen en in den kerker van 's Gravensande gezet. Acht dagen later werd hij naar 's Gravenhage gebracht, waar hij achttien maanden bleef, eer hij tot den marteldood verwezen werd. In dien tijd had hij vele twistgesprekken met priesters en monniken, die hem van de waarheid wilden aftrekken. O. a. kwamen de pastoor van Den Haag en de pater van St. Lysbeth tot hem. Het gesprek, dat zij voerden, liep over verschillende leerstukken, waarover geen verschil was. > Dan at ik ten onrechte gevangen, " zeide eindelijk Kornelisz. Doch de geestelijken beweerden: »Gij zit niet gevangen wegens uw geloof, want uw geloof is goed, maar alleen omdat gij u van de eenheid der Katholieke kerk afscheurt." De gevangene verklaarde zich bereid weer onder het Pausdom te komen, indien hem bewezen kon worden, dat van tal, zijner gebruiken, zooals de olie en het zout bij den Doop, dat zij op de Schrift gegrond waren. Toen de geestelijken zagen dat zij niet vorderden, gingen zij heen.

Het waren echter niet alleen zijne vijanden en tegenstanders, die den martelaar bezochten. Ook aan zijne vrouw en vrienden werd toegestaan in de gevangenis te komen. Hoe aangenaam dit was, toch vreesde onze martelaar, dat het zien van zulke bezoekers hem het hart week zouden maken. Daarom bad hij den Heere vuriglijk hem standvastig te maken, »zoodat hij, die gevangen zat, dikwerf beter te moede was, dan zij, die kwamen om hem te troosten en te versterken."

Toch werd zijn vleesch niet gespaard. De rechters verlangden den naam van den leeraar te weten, die zijn kind gedoopt had. Hij weigerde dien te noemen, omdat hij, zooals hij zeide, »zijne medebroeders en naasten niet in zulk een toestand wilde brengen als waarin hij zelf verkeerde." Daarop werd hij op de onverdragelijkste wijze gepijnigd. Maar de Heere sterkte hem, zoodat hij niemand •verklapte. Bovendien was opmerkelijk, dat hij spoedig herstelde van de pijnigingen, want hij kreeg binnen korten tijd het gebruik zijner ledematen terug. Zijn vrouw, die van de pijnigingen gehoord had, was zeer verwonderd, toen hij voor haar zijne beide armen uitstrekte onder het uitspreken van de vertroosting, dat, zoo de Heere hem uit de gevangenis verloste, hij wel zeei spoedig zou kunnen verlossen.

Maar over de kans van verlossing behoefde hij niet lang te denken. Want eenigen tijd hierna werd hij geheel onverwacht ter dood veroordeeld. En den 2en Augustus werd hij onthalsd. Zijne vrouw was hiervan zich niet bewust, toen zij kort daarop hem nog eens in den kerker wilde bezoeken.

Kort voor zijnen dood schreef hij nog een testament voor zgn vrouw en kinderen. Hierin beschikte hij echter niet óver zijne goederen, die verbeurd verklaard werden. Neen, heel wat anders bevatte deze uiterste wilsbeschikking. »Ik wensch", zoo lezen wij er in, »dat gij (mijne vrouw) ons kind vermaantj opdat zij in de vreeze Gods mag opwassen, om door de groote barmhartigheid van God, te behooren tot de 144000, die Johannes zag staan op den berg Sion, die van hunne jeugd af de geboden des Heeren gehoorzaam waren, en geen overspel hebben gepleegd met eenige valsche leer en afgoderij." Ook moest zij haar leeren bidden. Ook het kind zelf, de kleine Anneken kreeg in dit testament de vermaningen om de leer van Christus, de Heilige Schrift, te gehoorzamen 1

Zoo sprak deze martelaar ook nog na zijn sterven door marteldood en woord.

GERAliD MOYART.

"Lieve broeders, zusters en geliefden, bericht ik voor alles, dat ik tot heden toe, door 's Heeren kracht in mijne gevangenschap welgemoed ben, zoo zelfs, dat de dagen in de gevangenis mij niet verdrietig zijn geweest en het mij is, of ik niet gevangen ben en vertrouw, dat ik, door de barmhartigheid Gbds volstandig blijven zal tot den einde toe". Zoo schreef Gerard Moyart van Renaix aan de geloovigen van Oudenaarde uit den kerker, waar hij zat om de getuigenis van Jezus Christus.

Een zeer opmerkelijk getuigenis is dit, vooral als we bedenken, dat hij in zijnen kerker zoo wreed behandeW werd, dat hij soms in het geheel geen eten of drinken kreeg. Voorwaar, hij zou bezweken zijn onder zoo zware beproeving, indien Gods genade hem niet staande gehouden had.

Toen hij langer dan acht maanden gevangen gezeten had en vele aanvallen van de vijanden der waarheid verduurd, kwam zijn vonnis uit Brussel, inhoudende dat hij als ketter levend verbrand moest worden. Dit geschiedde den iien April 1570 te Pamele bij Oudenaarde. Tegelijk met hem stierf als martelaar Pieter de Heulen van Lopigem, die omstreeks 21 maanden gevangen gezeten had. Beide martelaren stierven onder aanroeping van den Naam des Heeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 januari 1892

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 januari 1892

De Heraut | 4 Pagina's