Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Oostemijk. De tweede Synode der Gereformeerde kerken in Hongarije.

Het koninkrijk Hongarije heeft ee.ie bevolking van ruim 15 milhoen zielen. Daarvan is 14 6 percent behoorende tot de Gereformeerde kerk, terwijl Ijijna 8 percent tot de Luthersche kerk te rekenen is, en 47 percent in de Roomsche kerk te huis hoort.

Zeer vroeg werd Hongarije voor het Christendom gewonnen. Eerst, deed het in Griekschen vorm zijne intrede in het land, doch later werd het Maggyarenland geromaniseerd. Bij het toenemend bederf der kerk werden ook al spoedig in Hongarije stemmen vernomen, die op reformate der kerk aandrongen. Er wonen in Hongarije volgers van Petrus Waldus van Lyon (aan welken de Waldenzen hun oorsprong te danken hebben), die versterkt door de Hussieten, welke uit Bohème naar Hongarije vluchtten, arbeidden om het zuivere Evangelie den volke te verkondigen.

Toen Luther optrad, vielen velen, vooral van de Duusche bevolking, dezen reformator bij. Omtrent het jaar 1540 begon de Gereformeerde leer in Hongarije veld te winnen; vooral onder de Maggyaren (den adel) vond men velen die de Zwitsersche leertype volgden. In 1567 werd op eene vergadering te Debreczin door de Hongaarsche kerken besloten om de tweede Helvetische confessie als formulier van eenigheid aan te nemen Deze confessie is tot op den huidigen dag toe den standaard gebleven waarom zich de Hongaarsche Gereformeerden scharen. De Gereformeerden hadden daarop veel van de vervolging der Roomsche vorsten te hjden; nadat in Bohème de zaak van het Protestantisme in het jaar 1620 het onderspit had gedolven, kwamen vele vluchtelingen uit dat land naar Hongarije de rijen der gedunde Gereformeerden versterken. Adel en volk maakten gemeene zaak, maar de strijd tegen de Oostenrijksche vorsten duurde voort. Als de keizers te Weenen in den nood zaten, beloofden zij veel aan himne Hongaarsche Gereformeerde onderdanen, maar als zij daaruit gered waren, begonnen zij opnieuw de Gereformeerden te esderdiKkkea. Dit duurde tot het jaar 1780. Toen stieif Maria Theresiai die in het bewmd werd opgevolgd door Jozeph den tweeden, haar zoon. Deze was op revolutionaire en wijsgeerige gronden een voorstander van vrijheid van godsdienst, en vaardigde daarom in 1781 het bekende edict van Tolerantie uit, waarbij de Protestanten in hun wettig recht van bestaan werden erkend. Zijn op« volger Leopold II stond zoowel Gereformeerden als Lutherschen toe om eene algemeene Synode te houden. Daarom werd in Sept. 1791 eene Luthersche Synode te Pesth en eene Gereformeerde Synode te Boeda gehouden. In 1792 stierf echter deze monarch en werd opgevolgd door Frans I. Onder diens regeering wisten zich weder Roomsche invloeden te doen gelden, zoodat de toestand voor Gereformeerden en Lutherschen schier onhoudbaar werd. Maar zoowel de edelen als de leeraren en het volk, allen gingen steeds voort om vrijheid van godsdienst te eischen. De Lu»hersche en Gereformeerde kerken wisten zich te handhaven en haar arbeid, hoe gebrekkig ook, te volbrengen. Sedert in 1848 Frans Jozeph den troon besteeg, konden de Protestanten weer ruimer adem halen. In 1851 verzochten de Gereformeerden eene Synode te mogen houden, in welk adres zij o. a. vraagden, »dat het Zijne Majesteit mocht behagen, hun hunne onaf hankehjkheid als kerk terug te geven, en hun toe te staan himne kerkelijke zaken in een Presbyterialen vorm te behandelen, dien zij als apostolisch en daarom als den eenig goeden vorm van kerkregeering beschouwden. Zij legden op de vrijheid himner kerkehjke vergaderingen denzelfden nadruk, als John Koox deed, toen hij verklaarde: »Het is hetzelfde of men ons berooft van de vrijheid van kerkehjke vergaderingen of dat men ons van het Evangelie berooft."

Eindelijk werd in 1881 met toestemming van den koning van Hongarije de eerste Algemeene Synode van de Gereformeerde kerk gehouden. Deze vergadering hield zich uitsluitend bezig met het opstellen van eene kerkenordening.

Deze kerkenordening is in grove trekken van den volgenden inhoud:

Het kind van Gereformeerde ouders, wordt in de boeken van den Staat als Gereformeerd ingeschreven. Op de dagschool, die het kind moet volgen tot zijn veertiende jaar, behoort het gedurende twee jaren van een Gereformeerd leeraar of onderwijzer, een uur in de week godsdienstonderwijs te ontvangen. Daarna wordt het onderzocht door den predikant, in tegenwoordigheid der gemeente, en wanneer zijn kennis voldoende wordt bevonden, wordt hij verklaard lid der kerk te zijn en toegelaten te woiden tot het Avondmaal des Heeren. Elke gemeente heeft zijn kerkeraad, waarvan de predikant voorzitter, en een ouderling curator of penningmeester is.

Onderscheidene nabij elkander liggende gemeenten, worden in een senioraat of presbyterium vereenigd, onder voorzitterschap van een senior, die door de kerkeraden benoemd wordt, en zijn ambt zes jaar bekleedt. Met hem is een vice-senior en een ctuator, een ouderling in het moderamen van het presbyteritun gezeten.

Het senioraat of presbyterium vergadert eenmaal 's jaars. De senior, vice-senior en curator vormen het uitvoerend comité van het presbyterium. Zeker getal presbyteria vormen eene synode, onder voorzitterschap van een superintendant. Deze superintendent wordt door de kerkeraden gekozen, en bekleedt dit ambt zoo lang hij leeft, wordt door den Staat bezoldigd en heeft in zijne qualiteit van superintendent, met de andere vertegenwoordigers van erkende kerken in het Hoogerhuis zitting. Naast de superintendent staat een vice-superintendent, een curator en een ouderling, die te zamen het uitvoerend comité van de synode vormen. De AJgemeene Synode bestaat uit afgevaarden, die door de kerkeraden van elke Synode of superintendentschap gekozen worden, en vergadert om de tien jaren.

Daarom kwam in 1891 de tweede algemeene Synode der Hongaarsche Gereformeerde kerken saam. Volgens de Oostenrijksche wet kan geene Synode gehouden worden dan tenzij met t-'cstemming van den koning. Toen deze het verzoek om Synode te houden inwilligde, verzocht de koning om een koninklijk commissaris tot de vergaderingen toe te laten, „om orde te houden". De Hongaren wilden echter zulk een vertegenwoordiger van het Staatsgezag niet in hun midden hebben, zoodat de koning er zich toe bepaald heeft, om een boodschap bij het begin van de verga deringen te doen voorlezen, waarbij Zijn Majesteit verklaart, dat als de Synode uiteengegaan is, hem de handelicgen der vergadering moeten worden ter hand gesteld om deze alsdan niet goed te keuren, daar zij anders van geen waarde voor de wet zouden zijn.

De Synode die in het laatst van het vorige jaar vergaderde bestond uit 116 leden, waaronder 5 superintendenten, 5 cvuators 10 vertegenwoordigers van de theologische seminariën en 96 afgevaardigden, die door kerkeraden waren verkozen, waarvan de helft ouderlingen en de helft predikanten was. De vergaderingen werden te Pesth gehouden, terwijl voor de zaal, waarin de Synode saamkwam, twee krijgs haftige soldaten met uitgetrokken zwaarden stonden, om te onderzoeken cf elkeen die ter vergadering kwam, wel recht had binnen te treden.

De predikanten waren in gewone burgerkleeding verschenen, zoo verhaalt ons een ooggetuige, alleen droegen de superintendenten en senior een zwanen strook aan den hals die op den rug nederdaalt. De magnaten of edellieden, die de vergadering bijwoonden, waren allen in hun prachtig nationaal costuum verschenen, waarbij satijn en fluweel in allerlei kleiuen en gespoorde laarzen en gouden knoopen en ketenen niet ontbreken.

De vergaderingen der Synode werden geopend met een kort gebed, door den superintendent Kun; terwijl het presidium gevoerd werd door baron Wiklos Vay, die echter om zijn hoogen leeftijd de gewone vergaderingen der Synode liet leiden door den vice-voorzitter, baron Kalman Tisza, die veertien jaren lang eerste minister van Hongarije geweest is.

De voornaamste bezigheid der Synode bestond in de herziening van de kerkorde in 1881 vastgesteld. Men had het voorstel gedaan om aan de kerken stemmen te geven in verhouding tot het aantal leden, die tot haar behoorden. Dit voorstel werd krachtig bestreden en ten slotte aangenomen, schoon het aldus was geamendeerd, dat de voorstellers slechts half hun zin verkregen. Ook maakten de in 1881 gemaakte classificatie der gemeenten en der predikanten een punt van behandeling uit. De gemeenten zijn evenals de predikanten in vier dassen verdeeld, da gemeenten naar het bedrag van hare bijdragen, de predikanten naar hunne universitaire loopbaan en graad, hunne dienstjaren en de berichten, die omtrent hun arbeid inkomen. Officieel werdt den leeraars een brevet uitgereikt van »uitstekend", goed" of ^voldoende".

Nu mogen eerste klas gemeenten slechts eerste klas predikanten beroepen, gemeenten van de tweede klasse, alleen leeraars van de tweede klasse, enz.

Niettegenstaande het protest van vele jongere predikanten, werd deze regehng door de Synode gehandhaafd.

De broeders uit Transsylvanië waren niet op wettige wijze door de kerkeraden, maar door de synodale vergadering verkozen. Ook dit gaf aanleiding tot veel discussie. Ten slotte werden zij tot de vergadering toegelaten, met de vermaning aan de broeders van Transsylvanië, dat hunne afgevaardigden voortaan door de kerkeraden moesten verkozen worden.

Het is bedroevend om op te merken, hoe deze tweede synode niet één van de grove fouten der eerste synode heeft verbeterd. Het collegiale stelsel is gehandhaafd. Blijvende bestuurscoUegiën doen eigenlijk alles af.

Daarbij hoe jammerlijk is de classificatie der leeraars, tegen de eerste beginselen van het Gereformeerd kerkrecht ingaande. Hoe treurig dat men niet een vertegenwoordiging van kerken wil, maar eigenlijk van gemeenteleden; immers naar het getal leden eener kerk, worden ook afgevaardigden naar de Synode gezonden.

Ook is het opmerkelijk dat bij de vergaderingen die 12 dagen duurden, juist als bg de z g. Haagsche Synode, slechts tweemalen gebeden werd, eenmaal bij het begin, en dit wel zeer kort, en eenmaal bij de sluiting der Synode. Het is zeker bedroevend dat ook de oppositie tegen de bovendrijvende partij niet meer principieel geweest is. Ook konden wij niet opmerken dat de Synode den stoot heeft gegeven tot eenigen Christelijken arbeid door de kerken, of die eenigszins heeft aangemoedigd.

Het hep alles echt Haagsch.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1892

De Heraut | 4 Pagina's