Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Dat ik niet ete van hunne lekkernijen."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Dat ik niet ete van hunne lekkernijen."

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Neig mijn hart niet tot eeue kwade zaafe, om eenigen handel in goddeloosheid te handelen, met mannen, die onge rechtigheid werken; en dat ik niet ete van hunne lekkernijen. Ps. 141:4n

De practische vraag, hoe men zijn eigen persoonlijken omgang, en den omgang van zijn kinderen moet regelen, om trouw aan zijn God te blijven, en verkeerde invloeden af te weren, hield, toen de Reformatie in de i6e eeuw opkwam, de gemoederen lange jaren in spanning.

Drie meeningen drongen al spoedig naar den voorgrond, die men noemen kan: de Luthersche, de Doopersche en de Calvinistische practijk.

Naar luid der eerste meening mocht onze belijdenis der waarheid geen breuke slaan in den omgang met onze familieleden en vrienden. Zoo voor als na zijn toebrenging tot de waarheid, bleef Gods kind in het gezellig verkeer de geheele maatschappij zoeken. En vandaar dat men uitging op alle feesten, dat men het bezoek van de komedie bleef aanhouden, en zelfs in het deelnemen aan danspartijen niets bedenkelijks zag.

Zoo vindt men dan ook feitelijk de Christelijke levenspractijk in echt Luthersche landen nu nog; en evenzoo in de kringen der Engelsch-Episcopale kerk.

Er is wel onderscheid tusschen wie den Christus belijdt en niet belijdt, maar in het gemeen verkeer merkt ge hier zeer weinig van. Men gaat op één school; men bezoekt dezelfde bierhuizen; men gaat saam naar het theater; en op alle feesten mengt men zich dooreen. De latere Piëtisten hebben, onder Speners inspiratie, hierin wel wijziging gebracht, maar die representeeren dan ook den iïï^i^-Lutherschen levenstoon niet.

Zoo als Luther leefde, die een „Nar/'' schold al wer nicht Hebt Weib, Wein und Gesang", zoo leeft men ook nu nog in de echt Luthersche landen.

Uitwendig draagt heel het leven er meer dan bij ons een Christelijk tintje; maar in de wereldsche practijk gaat Christen en niet-Christen saam.

Vlak hier tegenover stonden destijds de Dooperschen, wier stelsel lag in wat ze de tnifdinghe noemden. Een naam dien men als titel voor een - apart hoofdstuk in alle oude Doopersche Catechismussen terugvindt.

Zij nu geraakten tot een rechtstreeks tegenovergestelde conclusie, die er eigenlijk op neerkwam, dat men de wereld uit moest loopen; zich in niets met de wereld vermengen mocht; zich had te spenen aan allen omgang en alle verkeer met de ongeloovigen; en dat er van bijwoning hunner feesten of gelagen nooit sprake mocht zijn.

Ze kleedden zich daarom anders dan de overige bevolking. Zoo sober en simpel mogelgk. Ze verwierpen alle kunst. Ze kenden nauwlijks de banden van bloedverwantschap. En leefden als een aparte kolonie te midden der overige burgerij.

Ook met deze practijk konden echter de Calvinisten zich niet vereenigen.

Ze hadden te goed Paulus' woord verstaan, die zelfs van nog erger lieden zegt, dat wie zich ganschelijk niet met dezulken vermengen wil, eigenlijk de wereld zou moeten uitgaan. (i Cor. 5:10).

Ze zagen in, dat zt, op die wijs buiten de maatschappij raakten, en allen invloed op het nationale leven en burgerlijke leven verloren. Ze merkten dat dit voor hun kinderen en jongelieden toch in geen geval ging, eenvoudig omdat deze lang niet zoo hoog geestelijk gestemd waren.

En bovenal, ze deden de ervaring op, dat deze overspannen en hoog opgeschroefde »mijdinge" het kwaad dat men aan den buitenkant weerde, maar al te dikwijls naar den binnenkant deed uitslaan.

En de historie toont dan ook hoe deze »mijdinge" niet slechts in de »naaktlooperij'' en de Munstersche brooddronkenheid geëindigd is, maar zelfs onder de Mennisten, dien vaak onwaren toestand in het leven riep, die nog spreekwoordelijk naklinkt in de »Mennistenleugen" en het »Mennisten-zusje."

Vandaar dat feitelijk de Calvinistische practijk tusschen die der Lutherschen en der Doopcrschen in stond.

Onze Calvinisten toch handelden naar den regel, dat wel zeer zeker het maatschappelijk verkeer en het verkeer met onze bloedverwanten en magen moet geëerd blijven; edoch dat we ons verre hebben te houden van alle wereldsche levensuiting, die er ons toe brengen zou, om ons karakter als belijders des Heeren te verloochenen.

Het rijke woord van David : *Dat ik niet ete van hun lekkermjen'\ was hun hierbij ten richtsnoer; en dat in meer dan letterlijken zin.

Ook letterlijk, want niets is zoo verderfelijk voor ons en onze kinderen, als het deelnemen aan de feestgelagen en festijnen en partijen bij en met de wereld, die God niét vreest.

Op zulke partijen en bij zulke festijnen toont zich de menschelijke vindingrijkheid in het uitdenken van allerlei dat de zinnen streelt; ons in een roes van weelde onszelven doet vergeten ; en de zondige zinlijke levensopvatting prikkelt.

Gaat ge daar nu heen, en zendt ge er uw kinderen heen, dan spreekt dit alles ook uw zinlijken mensch t je. Immers in uw eigen hart en in het hart van uw kind werkt precies diezelfde zinlijke neiging als hij de lieden der wereld, ook al is die neiging beter in toom gehouden.

Eens in hun midden kunt ge u dan natuurlijk niet stijf en houterig isoleeren, of u als een zedenmeester tegenover hen opwerpen. Dat zou iets krijgen van den Farizeër en den tollenaar.

Ge geniet dus meê; maar juist onder dat genieten verliest ge iets van uw eigen gaaf karakter, en doolt ge verre van uw God af En natuurlijk dan volgt daaruit voor u de maatschappelijke verplichting, oiti ook hen te nooden. Ook gij moet dan toonen te weten hoe ge deze lieden vermaken moet.

En het einde is, dat ge in den stroom van het wereldsch genot meê afdrijft.

Doch ook in meer dan letterlijken zin gaat deze regel van den Psalmist doofV> ^ De «lekkernijen" toch der wereld zijn volstrekt niet alleen haar drinkgelagen en banketten, maar evengoed haar spelen, haar schouwburgen, haar kunstuitvoeringen, haar danspartijen en zooveel meer.

En ook daarvan geldt precies hetzelfde. Ook daar hoort gij niet, en moogt ge uw kind niet brengen.

Ook daar toch aast en voedt zich de zinlijke natuur van het onheilig hart; en het zou slechts gebrek aan menschenkennis verraden, zoo ge u inbeelddet, dat uw hart daar geen rikkel voor kent, of dat het hart van uw kind er ongevoelig voor zou zijn.

Zeker er zijn, zoowel onder ons, als onder de lieden der wereld, enkele droge, dorre naturen, met een ingekrompen hart, dat eer schuw van l zulke vreugd is, dan dat het er op belust zou zijn. Maar dit is niet de regel. Verreweg de meesten voelen zich wel terdege tot al zulke genieting en uitspanning aangetrokken. En at onze aloude kermissen hiervan te zien aven, greep volstrekt niet alleen op dorpen laats, die men modern kon noemen, maai evengoed op dorpen, die streng orthodox heetten.

Lang was er dan een hek voor den dam. Maar als dat hek van den dam afging, had de menschenkenner ruimschoots gelegenheid om e waarheid van onzen Heidelbergschen Catehismus voor oogen te zien, dat ook de gelooige van nature tot zeer vreemde dingen geeigd blijft.

Zeer beslist keerde daarom de Calvinistische ractijk zich tegen al zulk gevaar.

e Geen deelnemen aan wereldsche festijnen n drinkgelagen en banketten, waar geen geed naar omhoog ging, en geen dank aan den eere werd gebracht.

Maar ook geen deelnemen aan danspartijen, an het komediebezoek, aan het kaartspel, an kunstuitvoeringen, en zooveel meer, omdat dit alles, naar de feitelijke practijk, ns van de gemeenschap met het Eeuwige Wezen vervreemdde en schade toebracht aan ons Christelijke karakter.

In zoover gingen ze dus met de Dooperschen mee.

Maar ze weerstonden hen in /zc^e opzichten. Vooreerst hierin, dat zij het gewone, maatchappelijk verkeer en den omgang met de lieden der wereld niet meden, maar dit eerst afbraken, waar het hun feitelijk onrnogelijk werd gemaakt, als Christenen in zulk een midden te verkeeien.

En ook ten andere, waar ze weigerden deel te nemen aan de levensvreugde in wereldsche kringen, waren ze er te sterker voor, om in hun eigen kring op betamelijke wijze den eisch der onschuldige levensvreugde tot zijn recht te laten komen.

Dit deden ze met het oog op zich zelven, wijl ze verstonden, dat God dit den mensch gunde, en de vrucht hiervan, mits het met dankzegging genoten werd, voor de frischheid van geest lang niet te versmaden was. En ook omdat ze hun kinderen niet onnatuurlijk wilden opvoeden, en begrepen, dat een kind en een jong mensch ook zijn tijd moet hebben om eens hartelijk te lachen, eer de tijd om bitter te weenen komt.

Vandaar hun gastmalen bij allerlei instelling, bij bruiloften en dergelijke, en van daar ook hun prijsstelling in eigen kring op rijke kunstontwikkeling, met name op muziek en zang.

Mits, en dit bleef dan ook steeds conditie, mits bij dit alles de eere Gods niet onderdrukt werd, maar uit kon komen, en al zulk genot niet bij de wereld gezocht werd, maar in eigen afgesloten kriag. In deze practijk nu was iets gesonds. Het gevaar was afgewend; en toch het leven niet tot een woestenij verdord.

En vandaar dat zoo van geslacht tot geslacht de kinderen meê opgroeiden in de vreeze des Heeren.

Hoe eer hoe beter hebben we dan ook naar die goede practijk terug te keeren.

Want, sluit er het oog niet voor. Tweeërlei afwijking is thans ingeslopen.

In een deel van onze kringen is men Luthersch in de practijk geworden. Men vermengt zich met .de wereld. Groeit saam met de wereld. Leert zijn kinderen dansen. Gaat naar komedies en concerten. En speelt, als het pas geeft, kaart. Iets wat althans hier te lande op de uitsterving van de vreeze Gods in zulke kringen moet uitloopen.

Maar ook is een ander deel van onze kringen in meer dan één opzicht weer Doopersch geworden. Het is alles mijding. Regel op regel en gebod op gebod. Dit mag en dat mag niet. Elke lach wordt-schier voor zonde gehouden.

En hoe vreemd het ook schijne, toch is het waar, dat het resultaat ook bij deze kringen precies op hetzelfde neerkomt.

Het opkomend geslacht wil aan die gemaaktheid toch niet aan, en ook in deze kringen is de vreeze des Heeren aan het uitsterven; niet bij de ouden, maar bij de jongen van dagen.

KiJYPER.

1) De Islam verbiedt alle afbeelding, ook in de kunst, van welk creatuur ook.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 mei 1892

De Heraut | 4 Pagina's

„Dat ik niet ete van hunne lekkernijen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 mei 1892

De Heraut | 4 Pagina's