Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Overkleed te worden.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Overkleed te worden.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want ook in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede, die uit den hemel is, overkleed te worden. 2 Cor. 5 : 2.

Als we bij de lijkbaar onzer dooden staan, legt de kerk van Christus ons de raadselachtige belijdenis op de lippen: »Ik geloove de wederopstanding des vleesches". En het is van dit punt, dat elke voorstelling moet uitgaan, die we ons van het lot en den toestand onzer afgestorvenen vormen.

Immers het baat u niet, of ge u zelven al aanpreekt, dat ge het lot uwer afgestorvenen aan den Heere uwen God hebt over te laten. Dat gaat goed bij een doode, die u onverschillig laat. Maar het gaat niet, als ge door ^het sterven van een uwer lieven gewond werdt diep in uw hart, en als zijn beeld nog telkens voor u verrijst, om u te boeien en bezig te houden en u te overvallen met dat tal van vragen, dat met het mysterie van den dood op u aandringt.

Dit is zoo waar, dat ook die volken, die om hunner zonde wil door God zijn overgegeven in een verkeerden zin, toch niet rusten konden, eer zTe, op hoe gebrekkige wijze dan ook, eenig antwoord op die vragen verzonnen hadden. En het zijn alleen de ongeloovigen onzer negentiende eeuw, die bij het graf hunner dooden aan alle denken het zwijgen opleggen; de lijkkist onder bloemkransen bedelven; en nauwlijks nog gewagen durven van een hope der onsterfelijkheid. Ten slotte is eigenlijk het verbranden van het lijk nog het meest in overeenstemming met hun nihilistische somberheid.

Maar zoo staat Gods kind niet op den doodenakker.

Hem is een licht in deze donkerheid van het graf opgegaan. En bij dat licht laat Christus' kerk hem niet verlegen, maar geeft zooveel vastheid aan zijn voorstelling, dat zijn hart, bij het denken aan zijn doode, niet de speelbal blijft van angst en onzekerheid, maar ten slotte tot ruste komt.

»Wij weten, " zoo sprak de heilige apostel, »dat, zoo ons aardsche huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen."

Zu weet ge wat «Tabernakel" en »Huis"in hun onderlinge tegenstelling beduidden.

Eerst heeft Mozes een «Tabernakel" gebouwd, jdie er op ingericht was, om te dienen bij de pelgrimsreize door de woestijn. En later heeft Salomo den Heere een »Huis" gebouwd, op dat Sion dat Hij verkozen had tot een plaatse zijner ruste.

Schoon en treffend is alzoo de apostolische vergelijking.

Ons lichaam, waarin we thans onze pelgrimsreize tot aan het graf vervolgen, is nog slechts onze tabernakel, die bestemd is om eenmaal afgebroken te worden en te verdwijnen gelijk de tabernakel, dien Mozes optrok. Maar als die tabernakel van dit aardsche lichaam verbroken wordt, komt later voor dien tabernakel een vast »geboaw, " een »huis", een eigenlijke «woonstede" in plaats, die den tabernakel zeer verre in luister en heerlijkheid zal overtreffen.

Nu zag wie Salomo's tempel opmerkzaam gadesloeg, in dien tempel den tabernakel. Dezelfde gedachte lag er in uitgesproken; naar dezelfde grondindeeling was hij opgetrokken; dezelfde grondlijnen vielen er in te bespeuren. En toch was die tempel zoo heel anders. Alles vast wat in den tabernakel los was. De afwerkingen veel rijker. De vorm veel sierlijker. De luister veel schitterender.

Ge kondt zeggen : In den tabernakel lag de kiem van den tempel; en omgekeerd in den tempel was de tabernakel heerlijk opgestaan.

En dit nu past de Heilige Geest, bij monde van den apostel, op het stoffelijk omhulsel van uw dooden toe.

Ook dat voorloopige lichaam, waarin gij ze gekend hebt, trok evenals de tabernakel, u door velerlei bekoorlijks aan; maar het was zwak in zijn geledingen, het bleef broos en vergankelijk. Eens moest het gebroken worden, en gelijk ge naderhand van den tabernakel onder Israël niets meer verneemt, zoo moest ook dat aardsche lichaam van uw kind, van uw vrouw, van uw man, van uw broeder, van uw zuster stil vergaan.

Maar omdat de tabernakel verdwijnt, daarom gaat alle gedaante van het heiligdom van Israël niet onder.

Integendeel, in het af breken van den tabernakel ligt de profetie van den tempel die komende is. En zoo ook hgt voor u, in dat sterven, in dat verbroken worden van het lichaam uwer dooden, de heerlijke profetie van een veel heerlijker gestalte, waarin ze eens verrijzen zullen.

Immers, ook als hun lichaam dezes aardschen tabernakels gebroken wordt, zegt Gods Woord u: Deze uw doode, zoo hij henenging in de levensgemeenschap met Christus Jezus, zal een gehoiiw van God hebben, een huis, niet met handen gemaakt, en eens overkleed worden met zijn «woonstede" uit de hemelen.

Salomo bouwde zijn tempel niet uit de brokstukken van den tabernakel, en zoo zal ook dat vleesch en bloed, dat in het graf tot ontbinding overgaat, het Koninkrijk der hemelen niet beërven. En toch zijn tabernakel en tempel één, juist zooals de halm één is met de tarwekorrel, waaruit hij opschoot. Het is dezelfde grondtrek. Uit den tabernakel is de tempel voortgekomen. Maar aan den taberiakel was bros hout, wat gehouwen steen aan den tempel is, en aan den tempel was een met goud overtogen zoldering voor wat vellen waren over den tabernakel. Niet iets anders, het is hetzelfde, maar toch anders, omdat het zooveel heerlijker is.

Denk maar hoe Johannes op Pathmos den Heiland zag. Nog altoos dezelfde die in de kribbe van Bethlehem geboren was, maar nu blinkende in majesteit, zijn oogen gelijk een vlamme vuurs, zijn hoofdhaar gelijk witte wolle, zijn voeten gloeiende als blinkend koper, en zijn stem als een stemme veler wateren. Hetzelfde en toch een heel ander lichaam. Nu in glorie en luister. En het is aan dit zijn verheerlijkt lichaam, dat hij eens het lichaam uwer dooden zal gelijk maken; immers indien ze van de zijnen zijn, opgenomen in de kudde van den eenigen Herder.

Zoo hebt ge dus vasten grond onder de voeten .j

Voor alles de hoofdvraag, of wie van u ging, ingelijfd was in het mystieke lichaam van Christus. Maar indien dit zoo was, dan ook de volle zekerheid, dat thans de »tabernakel dezes aardschen lichaams wel is gebroken, maar dat uw lieve doode eens va^ God een veeü heeflijker gestalte terugkrijgt. Voor dien broozen tabernakel een heerlijken tempel. Een nieuw en heerlijk lichaam, dat een tempel Gods in den Geest zal zijn. Een woonstede eeuwig in de hemelen. Een hemelsche en zuivere gestalte, altoos naar de grondtrekken en de grondindceling van het lichaam dat hier onderging, maar dan aan geen verderf meer onderworpen. Zooals de apostel zegt: een huis van God.

Alleen, want dit weet ge ook, zoo is het nu nog niet. Dat alles toeft en beidt tot het Teeken, van den Zoon des menschen op de wolken zal gezien worden. Immers, dan eerst staan uwe dooden, en gij met hen, op.

Tot op dien doorluchten dag zijn dan uw dooden wat de heilige apostel in 2 Cor. 5 : 3 en 4 noemt »ontkleed" of »naakt"; d. w.'z. •dat ze alleen in hun ziel, als geesten bestaan, en, voor een tijd van alle uitwendige gedaante beroofd, het bezit des lichaams derven.

Ze hebben hun tabernakel niet meer, en hun tempel hebben ze nog niet.

Juist zooals ook de arke des Verbonds een tijdlang op Sion heeft gestaan, dat de tabernakel er niet meer was, en de tempel nog niet was gebouwd.

Iets wat zeer zeker vreemd klinkt voor de wijzen dezer eeuw, die u verteld hebben, dat ziel en lichaam onmogelijk twee zelfstandigheden kunnen zijn, maar een feit, dat in het minst niets raadselachtigs heeft voor wie weet, dat God in het Paradijs eerst Adams lichaam formeerde, en toen de ziel in dat lichaam inschiep.

Het is dan ook opmerkelijk, dat de latere wijsgeeren nu reeds weer tot soortgelijke voorstellen neigen. Herbarc, de philosoof, die thans zoo grooten invloed oefent, predikt reeds iets, dat aan wat God ons openbaarde veel nader komt.

Doch wat ook de wijzen dezer eeuw peinzen en zmnen, wij weten, dat er een God leeft die beide lichaam en ziel kan verderven in de hel, maar ook een God, die beide lichaam én ziel kan opnemen in zijn heerlijkheid.

Gelijk nu Gods engelen altoos zonder lichaam bestaan, zoo kunnen ook uw dooden, omdat ze een ziel hebben, voor een tijd als geesten, zonder lichaam, verkeeren. Alleen met dit verschil, dat een engel zonder lichaam niet naakt en niet «ontkleed" is, omdat bij hem geen lichaam hoort. Maar dat uw lieve dooden daarentegen in dien afgescheiden geestelijken zielstaat, wel »naakt, " en tvel »ontkleed" zijn, omdat ze hun vergankelijk lichaam derven, en hun eeuwig lichaam nog niet van God ontvingen.

Ze zijn dus zalig. Want aan alle zonde zijn ze afgestorven. Al hun tranen zijn gedroogd. Niets scheidt ze meer van de zalige gemeenschap van hun Heiland. En ze genieten de vreugde huns God? .

Alleen mair, ze zijn nog niet verheerlijkt. Vandaar dat het in de Openbaring heet, dat er gezaligden zijn die roepen: »Hoe lang nog, o heilige en rechtvaardige Heerscher!", en dat hun gezegd werd, dat ze nog een weinig tijds wachten zouden.

Daarom ging niet alleen de liefde, maar ook de hope met hen over dood en graf de eeuwigheid in. Immers ook hun uitzicht en hun zalige verwachting blijft op'den doorluchten dag gericht, als God Drieëenig eens voor eeuwig over Satan en alle macht der duisternis triomfeeren zal, en niets meer de glorie van Christus, hun Koning, zal weerstaan.

Dan zullen ook zij »overkleed" worden. Zij tegelijk met u, indien het ook u gegeven wordt, zalig in uw Heiland af te sterven. Zij £.ullen u en gij zult hen niet voorkomen. Maar het zal zijn in één oogenblik des tijds, met één klank van de bazuin, dat alle ziel, die in Jezus verzoend is, haar heerlijk lichaam zal ontvangen, om dan naar ziel én lichaam eeuwig Gode te leven.

KUYPER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 september 1892

De Heraut | 4 Pagina's

„Overkleed te worden.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 september 1892

De Heraut | 4 Pagina's