Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het vierde Gebod.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vierde Gebod.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAGSAFDEELING XXXVIII.

Zóó zegt de Heere der lieirscharen: ndien gij in mijne wegen zult wandelen, en indien gij mijne wacht zult waarnemen, zoo zult gij ook mijn huis richten en ook mi nevoorhoven bewaren, en Ik zal u wandelingen geven onder dezen, die hier staan. Zach. 3 : 7.

III.

Komen we thans op het hoofdbeginsel, dat in het vierde Gebod ligt uitgesproken, dan handhaven we onze overturging, dat het „navolgen Gods als geliefde kinderen te zijn" de kern en het pit is van deze goddelijke ordinantie. Juist wat Calvijn bij zijn uitlegging van Gen, 2 : 3 zegt: ^God heeft gewild dat zijn voorbeeld ons ten regel zou zijn". Al wat dus naar aanleiding van dit gebod over rusten van den gemeenen arbeid, over kerkedienst en zooveel meer ter sprake komt, is afgeleid, is gevolg, is iets dat er uit voortvloeit; maar het eigenlijke beginsel, dat door dit vierde Gebod gestempeld, vastgelegd en bezegeld wordt, is da eisch, dat ons menschelijk leven niet eigen nuk en gril zal volgen, maar zich richten zal naar het goddelijk model.

Ons menschelijk leven is geen origineel leven, het is een leven dat aan het beeld Gods gebonden is, omdat wij niet als iets oorspronkelijks, maar naar den beelde Gods geschapen zijn. Gelijk dus het eerste Gebod den eisch stelt, dat v/e met onze persoonlijkheid God niet als God zullen aanranden; het tweede Gebod eischt, dat we niet met de ons toevertrouwde zinlijke wereld tegea God zullen ingaan; en het derde Gebod ons verbiedt, met onzen naam den Naam Gods te schenden; zoo komt het vierde Gebod niet op onzen persoon, niet op onze ivereld, en niet op onzen naam, maar op ons leven, en stelt alsnu den eisch, dat ook ons levetz niet tegen God zal ingaan, en dat we, om dit te voorkomen, als naar den beelde Gods geschapen, ook ons leven naar den regel van Gods leven zullen inrichten.

Feitelijk wordt nu uit de vele gevolgen, die uit dit beginsel zijn af te leiden, maar \ één enkel, en wel het meest sprekende, op den voorgrond geschoven. Gelijk bij het zesde Gebod nog heel wat meer dan doodslag hoort, en toch alleen de doodslag, als het meest in het oog springende, genoemd wordt; en bij het achtste nog heel wat anders in aanmerking komt dan de diefstal, en toch alleen de diefstal als de meest krasse overtreding, wordt aangeduid, zoo ook is het bij dit vierde Gebod. Er zit ook achter dit Gebod veel meer dan alleen de viering van den Sabbath, ja, in zekeren zin strekt het zich over heel ons leven uit, en toch wordt alleen de viering van den Sabbath genoemd, omdat dit het punt is, waaraan gij de kracht en beteekenis van dit gebod het best beseffen kunt. Maar natuurlijk miskent ge nu de strekking van dit gebod, zoo ge acht dat h& t alleen geschonden en overtreden wordt doorSabbathschennis. Al staat in het zevende Gebod uitsluitend een verbod van echtbreuk, toch zoudt ge zeer ernstig den vervalscher der wet weerstaan, die oordeelde dat hoererij en allerlei onkuischheid vrij was gelaten, omdat het zevende Gebod uitsluitend en alleen de echtbreuk veroordeelt, en echtbreuk alleen voor gehuwde personen mogelijk is. Maar om dezelfde reden gaat het dan ook niet aan, bij het vierde Gebod uitsluitend op het daarin met name genoemde te letten, en is het uw plicht, ook hierbij door te dringen tot den wortel en het beginsel, waaruit dit gebod opspruit, en dat beginsel is, wat Calvijn noemde: Dat God zijn ei^en voorbeeld ons ten regel stelt, of, gelijk wij het uitdrukten, dat op ons menschen de verplichting rust, om ons leven in te richten naar den regel van het leven Gods, d.i. navolgers Gods als geliefde kinderen te zijn. Het redebeleid komt dan aldus te staan. Het leven Gods stelt, voor zoover het u geopenbaard is, een regel voor uw leven, waaraan gij u te houden hebt. U is o. m. geopenbaard, dat God de Heere zes dagen arbeidde, en den zevenden dag rustte. En dus geldt het ook voor u o.m. als regel, dat gij na zesdaagschen arbeid een zevenden dag rusten zult.

Weest heilig, want Ik ben heilig. Gelijk God barmhartig is, zult ook gij barmhartig zijn. Gelijk God u vergeeft, zult ook gij den broeder vergeven. Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader In de hemelen volmaakt is. Zijt dan navolgers Gods. Alle deze uitspraken, en zooveel als hieraan ware toe te voegen, liggen dus In het vierde Gebod in. De rijkste openbaring in den aanvang der Schrift ligt daarin, dat vn] naar den beelde Gods geschapen zij; : , er; de rijkste openbaring aan het einde der Schrlfc, " ligt in het myst& nz van het kindschap. Wij Gods kinderen. Het is dus ééa gouden draad, die onze schepping met onze voltooide verlossing verbindt, en de alles bezielende en alles beheerschende gedachte, zoo van dit uitgangspunt in oazs scheppiflg als van dit eindpunt onzer verlossing, is en blijft, dat ons leven aan het leven Gods moet beantwoorden; patuurlijk naar raenschelijke wijze en in creatuurlijke maat. En deze hoofdgedachte nu van de samenstemming en overeenstemming die er tusschen ons leven en het leven Gods moet zijn. Is het, die in het visrde Gebod bezegeld ligt, en die, wat aangaat de viering vanden rustdag, slechts in een enkel voorbeeld ons wordt voorgehouden.

In veel opzichten zijn we aan het plantenrijk en aan het dierenrijk verwant, maar toch gaat ons menschelijk leven verre boven het leven van plant en dier uit. Edoch, dit hoogere dat we boven plant en dier vooruit hebben, is niet, dat wij een eigen zelfstandig leven bezitters. Dat te willen is juist de Satanische gedache, die ons heel ons leven verzondigen doet. Neen, onze eere en onze roem bestaat er eeniglijk in, dat God zelf zich in den mensch atspiegele, en dat uit dien hoofde het leven des menschen een afspiegeling van het leven Gods kan, en dus moet zijn. Geen wiikeur derhalve; uw leven moet aan een regel, moet aan vaste ordinantiën onderworpen zijn ; maar ook dien regel en die ordinantiën hebt ge niet zelf te stellen. God stelt ze voor Uy en ze vloeien rechtstreeks voor u voort uit het leven Gods. Hij rustte den zevenden dag; dieasvolgens en dMrom zal ook UW leven rhythmisch naar het zevental zijn ingedeeld. Hij vergeeft, dies moet ook gij vergeven. Hij is volmaakt, daarom moet ook gij volmaakt zijn. Zoo en niet anders is het schering en inslag heel de Schrift door. Weest heilig, want Ik ben heilig. Oi om de generale uitdrukking nogmaals te noemen: Weest dan navolgers Gods.

Dit nu hebbsn ook de opstellers van den Catechismus geyoeld, toen ze uit dit vierde Gebod de algemeene ordinantie hebben afgeleid : »dat we alle de dagen onzes levens van onze booze werken vieren, God in ons 'zouden werken laten, en alzoo den eeuwigen Sabbath in dit leven aanvangen." Dit toch komt er feitelijk op neer, dat dit gebod volstrekt niet alleen op de viering van den rustdag slaat, maar heel ons leven omvat; en er op doelt, dat onze eigenwilligheid en eigenzinnigheid een einde neme, en God zelf ons leven stiere naar den regel van zijn eigen leven; en dat wel op zulk een wijs, dat reeds hier op aarde een leven gelijk het in den hemel zijn zal, in onze existentie doorschemere. Want wel geven we toe, dat de Catechismus dit symbolisch, naar de symbolische, en deels typische beteekenis van den Sabbath uitdrukt; maar, dit nu daargelaten, komt de slotsom van den Catechismus toch juist op hetzelfde neer als hetgeen ook wij als beginsel van het vierde Gebod vonden. Het slaat niet yieen op den Zondag, maar op alle lie dagen onzes levens. Het strekt om ons leven los te maken van onze wiikeur en onze eigendunkeüjkheid, en om het door God naar den regel van zijn leven te laten beheerschen. En de vrucht er van moet zijn, dat reeds in dit aardsche aanzijn ons menschelijk leven het stempel vertoone van het leven, dat ons in de heerlijkheid wacht, „als wij hem, die het Beeld Gods is, gelijk zullen wezen, omdat we hem zien zullen, gelijk hij is".

Alle enghartigheid dient hier dus gebannen. Kinderen Gods mogen voortaan bij het vierde Gebod niet meer uitsluitend aan den rustdag denken. Reeds drie eeuwen lang heeft de Catechismus het onze kerken anders onderwezen, en ons geleerd, dat dit gebod op heel ons menschelijk leven slaat. Ook de predicatie over dit gebod gaat dus mank, zoo ze uitsluitend in de Sabbathsquaestie hangen blijft. Een hooger standpunt moet ingenomen. Op de algemeene ordinantie Gods voor heel ons leven moet teruggegaan. Juist daardoor moet ook de regel van den Sabbath in het licht van deze algemeene ordinantie beschouwd. En de zegen van dit gebod, die zich dusver bijna uitsluitend bepaalde tot de Zondagsviering, moet uitgebreid over heel onze menschelijke existentie.

Hieruit volgt dan tevens, dat de twee /stukken die de Catechismus noemt, ten eerste de kerkedienst en ten tweede: God alle de dagen des levens „in ons werken laten", niet los naast elkaar staan, maar dat het ééne rechtstreeks uit het andere voortvloeit, en dat de tusschenschakel, van de viering van den rustdag, hier vanzelf in begrepen is. We fe'ï^gen dus drie denkbeelden: Vooreer»l-: •^, : six-x '•ile de dagen uws levens God den Heere in u werken laten, opdat Hij uw menschelijke leven vervorme naar den regel van zijn goddelijk leven. Ten tweede: Ge zult, wijl de rhythmus van hel zevental in het goddelijk leven zich openbaarde, de? en rhythmus van het zevental ook ia uw eigen menschelijk leven laten gelden, en derhalve den rustdag vieren. En ten derde: Opdat dit alzoo zij, zult gij de kerke Gods in dit leven tot openbaring brengen, en met haar inhoud den anders ledigen rustdag vervullen.

Ook het vierde Gebod d.'ingt dus als een wigge tusschen twee tegenovergestelde levenskringen in. Die tegenstelling rijst voor elk gebod, en zoo ook voor dit gebod uit de zonde op. Bulten de zonde gerekend, gaat er slechts één stroom; drijft eenzelfde ademtocht heel het leven In eenzelfde richting; is er niet te kiezen; en is van stiijd geen sprake. Dat toch reeds in het Paradijs tegenstelling en strijd ontstond, kwam alleen uit de gegeven mogelijkheid tot zondigen. Had die mogelijkheid evenmin in het Paradijs bestaan, als ze geheel ontbreken zal in het leven der heerlijkheid, dan zou zelfs in Adams geest geen tegenstelling zijn opgekomen, en zou er in het binnenste zijner ziel geen strijd gestreden zijn. Zelfs het proefgebod ware dan ondenkbaar geweest. Maar nu, na het Insluipen en voortkankeren der zonde, is die tegenstelling In het leven zelf ingedrongen en die strijd op ons bestaan zelf overgebracht. Ér gaan nu overal twee stroomen, er blazen nu overal winden tegen elkander in, en vandaar, dat er overal branding op de kust en koking in üe golven van het leven is. Twee levens In éénzelfde existentie. Eenerzijds het menschelijk leven, gelijk het zich zelf uit de aardsche krachten naar menschelijk inzicht poogt op te bouwen; en daartegenover anderzijds nogmaals datzelfde menschelijk leven, maar nu gelijk het door God Innerlijk bewerkt wordt, een hemelsch stempel draagt en overal tegen het aardsche en eigendunkelijke van het leven dezer wereld Indruischt,

Een tegenstelling als tusschen duivelsch en goddelijk is dit nog niet. Dan toch zou al het aardsche eenvoudig vernietigd moeten worden, onbekeerlijk en dies onredbaar zijn. Doch zoo is het niet. Er blijft altoos nog één punt, dat deze beide levenssferen gemeenschappelijk hebben, en dat gemeenschappelijke ligt in de schepping, en in hetgeen de algemeene genade uit die schepping gered heeft ea in stand hield. Vandaar de aanrakingspunten, en vandaar de mogelijkheid, dat dit hemelsche nieuwe leven van den eeuwigen Sabbath hier reeds zekeren vorm aanneme, en zich beltchame in de kerk van Christus. Natuurlijk is die belichaming gebrekkig, omsluierd en vaak vervalscht; maar toch dat leven der genade en der wedergeboorte, dat leven uit God en naar den regel van Gods leven, neemt desniettemin zekere gestalte aan. Het is niet maar een utopie. Ook niet enkel voorwerp onzer hope. Het Is hier op aarde waarneembaar, en ge kunt van den éénen persoon en van het ééne gezin en van het ééne dorp zeggen, dat ge er Iets van dat hoogere leven bespeurt, terwijl ge bij een ander persoon, gezin of •dorp klagen zult, dat er alles nog slaapt onder de doodswadederonaandoenlijkheid.

Die beide levenssferen bestaan dus naast elkander en zelfs over en weer in elkander geschoven; en naarmate ge nu met de sympathie van uw hatt, met uw inspanning en met uw toewijding, u aan de eene of andere sfeer overgeeft, merkt ge zeer wel aan uzeli of het hemelsche leven in u bovendrijft, of dat ge nog verzonken ligt onder den druk van het leven der wereld. Niet alsof een kind van God reeds geheel in dat hoogere leven, tnet al zijn kracht, alle de oogenbllkken zijns levens zou Inleven, en geheel uit dat lagere leven zou zijn. opgetrokken. Zoo beeldde de monnik het zich in, en de asceet joeg dat ideaal na. Maar de uitkomst toonde steeds meer de innerlijke waarheid van Paulus' betuiging: „Niet dat ik het aireede gegrepen heb o! aireede volmaakt ben, maar Ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht." Juist hieruit echter vloeit voor ons besef het gevaar voort, dat we ongemerkt weer ontvallen aan onzen goddelijken adel, die ons in de wedergeboorte geschonken werd, en weer terugzinken In de wereld. En het is tegen dit gevaar en tegen die zondige, ongeloovige neiging dat nu het gebod Gods zich stelt. Ge zult en moogt niet in het aardsche leven verzinken. Ge zult en moet u door dat hoogere leven beademen laten. Gods eigen leven zal en moet regel en ordinantie voor uw leven zijn. En daarom zult ge den rustdag vieren, opdat telkens weer de macht van het wereldsche, asjrdsche leven gebroken/vïorde; etn daarom zult ge op den rustdag da kerk van Christus tot openbaring brengen, opdat gedurig weer dat hoogere, geestelijke leven, met een eigen gestalte, en met een eigen levensvorm, in dat gemeene leven der wereld inschuive.

Uit twee stukken bestaat dat houden van het vierde Gebod alle de dassen onzes levens; stukken die onze Catechismus eerst negatief en dan positief merkt. Het negatieve is: Dat ge vieren zult van uwe booze werken. Het positieve is: Dat ge God In u zult laten werken. En het Is uit de saamvoeging van deze beide, dat het hemelsche leven, d. I. de eeuwige Sabbath, reeds hier op aarde geboren wordt.

Ook dit gebod Is dus In zijn kern echt-Gereformeerd, en beslist Calvinistisch, of, om het juister uit te drukken, ook uit dit vierde Gebod blijkt weer de echtheid en zuiverheid van onze Calvinistische belijdenis, die de practijk van de Christelijke religie juist zoekt in het afsterven van den ouden en de opstanding van den nieuwen mensch. Immers dat vieren van onze booze werken is niets anders dan de afsterving van den ouden mensch, en dat laten werken van God in ons Is feitelijk niets anders dan het opstaan van den nieuwen mensch. Eenerzijds een levensuiting die tot zwijgen noet worden gebracht, en anderzijds een levensuiting die in ons moet opgewekt. En die op te wekken leveasuiting Is nooit vrucht van wat wij doen of pogen, maar uitsluitend van de gewilligheid waarmee wij onzen geest tot instrument stellen, opdat God de Heilige Geest zijn werk in ons doe en uitrichte.

Vieren van onze booze werken is een uitdrukking v.in bevrijding. Het teekent u het kind van God a!s van nature slaaf der zonde, en daarom telkens en telkens er toe gebracht, om tegen zijn zin en wil, allerlei onheilig werk In den dienst van Sitan en wereld te doen. Maar, naar gelang nu het hoogere leven macht over hem krijgt, raakt hij onder die dienstbaarheid uit; die booze heerschappij wordt gebroken; en ten leste kan hij zoo zalig rusten van zijn vroegere zonde, dat er zelfs de aandrang toe wegviel, of althans de drijver ophield. En daardoor juistkomt dan ruimte voor het »laten werken van God" in zijn hart.

Twee dingen kan ook een kind van God niet tegelijk doen. Hij kan niet tegelijk onder het juk van de zonde doorgaan en tegelijk den Heiligen Geest In zich doen werken. Zal dus die goddelijke werking in zijn wil doorgaan, dan moet eerst dat juk der zonde hem van den hals gelicht; en moet er een oogenblik van verademing en van vrijmaking van de tirannie der zonde komen, opdat In dat heerlijk oogenblik de werking van den Heiligen Geest doorbreke en vasten voet In hem erlange. Die twee slaan dus altoos op elkander. Alle de dagen uws levens wil God aan zijn kinderen oogenbllkken schenken, dat het juk der zonde hun van den hals wordt gelicht; en in die kostelijke oogenbllkken wil de Heilige Geest in hen werken. Als God in u werkt, dan viert ge van uw booze werken; en omgekeerd, als ge viert van uw booze werken, wordt de werking van den Heiligen Gees: In u openbaar. Dit uit zich dan niet alleen In vrome gewaarwordingen en godvruchtige bevindingen, maar drijft, door het werk Gods, ook ons tot een werken In Codes kracht uit, en zoo ontstaat dat leven In teederheid van conscientie, In zachtmoedigheid, ootmoedigheid en lankmoedigheid, waardoor er iets van den Vader daarboven in zijn kind uitkomt, en er een sprank van dat licht gaat glinsteren, waardoor onze Vader die in de hemelen is, verheerlijkt wordt.

Dat inrichten van ons leven naar den regel van het leven Gods, Is dus geen nabootsing, Hoe toch zou de mensch, In zijn creatuurlijke beperktheid, ooit het leven Gods kunnen naleven.' Reeds de enkele gedachte hieraan voert tot de stuitendste ongerijmdheid. Maar wel ligt in dit leven Gods een heilige orde; een regel van wat dit leven toelaat en afstoot; een vaste gang, die een wet verraadt. En het Is nu, naar onze creatuurlijke beperktheid, dat wij ons leven zoo hebben in te richten, dat het aan die heilige orde, aan dien beslissenden regel, en aan dien vasten gang van het leven Gods beantwoorde. Een resultaat, dat dan alleen bereikt wordt, als we zelven de teugels neerleggen, en de leiding en sturing van onsttitzvendi§-leven aan Gods Voorzienigheid, en zoo ook de leiding en sturing van ons inwendig leven aan den Inwonenden HeiligenGeest overgeven.

KUYPER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 september 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Het vierde Gebod.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 september 1892

De Heraut | 4 Pagina's