Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Als engelen Gods.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Als engelen Gods.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want ia de opstanding nemen zij niet ten huwelijk, noch worden ten huwelijk uitgegeven; maar zij zijn als engelen Gods in den hemel. Matth. 22 : 30.

Nooit komt de wensch, om zelf óók maar te sterven, vuriger in den mensch op, dan bij het versch gedolven graf van het liefste pand dat hij op aarde bezat, en dat God de Heere van hem nam.

Was uw liefde over veel verdeeld, dan spreekt die zucht veel minder sterk; want om uw doode in den dood te volgen, zoudt ge dan scheiden moeten van wat u nog bleef. Maar als ge bijna alleen in de wereld stondt, en ge waart toch in die eenzaamheid zoo rijk, omdat God u een teedere vrouw of u als vrouw een man voor uw hart had geschonken; of ook omdat Hij u als weduwe nog een eenig kind achterliet; en het gebeurt dan dat dat eenig voorwerp uwer liefde naar het graf wordt uitgedragen, ja, dan maakt het leven zoo doodelijk moede, en oefent de dood zoo wondere bekoring, dat óók te sterven en uw doode na te volgen, wellust schijnt voor de ziel.

Niets dan de dood tusschen u en den schat uwer liefde, die in het graf wegzonk.

o. Verstaat ge niet, dat het een verdoolde van zinnen soms tot diep schuldigen zelfmoord heeft uitgedreven?

Door de diepte der wateren weer nanr hem, dien ze liefhad, en niet kon missen.

En al is die trek bij minder hartstochtelijke liefde minder sterk, of ook al vindt die trek in een rijk bezit, dat u nog bleef, heilzaam tegenwicht, toch is het stille verlangen om weer te zien, die van u gingen, zoo algemeen, zoo natuurlijk, zoo echt menschelijk, dat het terstond na het sterven, indien er althans cenige liefde was, zich bijna altoos gelden laat.

Toch hechte men er niet te veel aan.

Ook u toch heeft de ervaring wel geleerd, hoe dit verlangen naar het weerzien vaak meer schijnt dan het is.

Kort na het sterven; toen heel uw zenuwleven gespannen was; en de dood zelf den band van het bloed en den band van het hart op het sterkst spreken deed; toen ja, was dat verlangen naar weerzien er werkelijk.

Maar kom nu eens drie, vier jaar later, en let eens op, wat verandering er dan reeds heeft plaats gegrepen. Voor het kindeke, dat God van u nam, gaf Hij u andere lievelingen in plaats. Voor het leven in den huiselijken kring, waaruit toen een broeder of zuster wegstierf, is door huwelijk een geheel ander leven in plaats gekomen. Hoe menige weduwe, die na drie, vier jaren reeds weer gehuwd is, en aan een anderen man, straks aan een pasgeboren wicht haar liefde wijdt. En wek dan in zulk een kring de herinnering aan den dood nog eens op, en zie eens, hoe heel anders dat verlangen naar weerzien zich dan reeds voordoet.

Niet dat daarom onze doode behoeft vergeten te zijn, of ook dat er gebrek aan eerbied tegenover zijn nagedachtenis behoeft te zijn ingeslopen; en ook niet, dat men hem niet zou willen weerzien. Maat toch het verlangen er naar, is dan reeds zooveel zwakker geworden. En dat reeds na drie, vier jaren!

Laat ons dus nuchteren zijn, en altoos indachtig blijven, dat in de eerste dagen van »afsterven" en »begraven" ons leven niet normaal is, en heel ons leven op onnatuurlijke wijze op één punt geconcentreerd wordt.

Er'zijn daarom wel gevallen, dat het anders toegaat.

Als de liefde voor wie God van ons nam zeer diep geworteld was; als God de Heere ons in dat ééne graf schier alles deed wegzinken; en als straks geen wisseling in ons levenslot de bange verlatenheid breken komt; — o, gewisselijk, dan kwam het wel voor, dat het verlangen naar weerzien eer nog klom dan afnam, en dat na tien en twintig jaren nog altoos de stille zielsverzuchting uitging naar dat ééne voorwerp onzer liefde dat van ons ging en ons zoo onherstelbaar alleen liet.

Maar ook dan toch moet zulk verlangen onder de tucht van Gods Woord staan. . . . en Gods Woord zegt er u zoo bijna niets van.

Ware het de wil des Heeren geweest, dat we, na onzen eigen dood, het oude gemeenschapsleven met onze vroeg gestorven magen of vrienden weer zouden voortzetten, dan zou de Schrift u dit gedurig als lokaas voorhouden, om heimwee te koesteren naar het eeuwig vaderland.

Maar zie, dat doet Gods Woord niet. Wel prikkelt de Schrift in u het heimwee naar het eeuwig vaderland, maar nooit door het verlangen naar het weerzien op te wekken, doch eeniglijk door u naar uw God en zijn zalige gemeenschap te doen verlangen; door u een zielsverlangen naar uw Heiland in te boezemen; door u te doen dorsten naar de gemeente der uitverkorenen; door de erfenisse der heiligen in het licht voor u te doen schitteren; en door u te wijzen op dien dag van glorie, die komt met het Maranatha.

Het herkennen is daarmee wel niet uitgesloten. De rijke man in de gelijkenis herkent Lazarus en Lazarus hem; maar als er sprake van is, om de aardsche betrekking tusschen man en vrouw ook daarboven voort te zetten, wijst Jezus al zulke overdenkingen af, door te zeggen: In den hemel bestaat het huwelijk niet, maar zijn al Gods heiligen als engelen Gods. En ge weet het, de liefde van Gods engelen gaat uit naar den Heere der heirscharen en naar dat eeuwige Wezen alleen.

En hier nu ligt het teedere punt.

Ge zult ook bij het graf van uw liefsten doode steeds het hoog gebod indachtig blijven, dat uw eerste, uw diepste, uw rijkste, ja al uw liefde trekken moet niet naar eenig schepsel, maar naar Hem, die u gemaakt heeft.

Ook bij de graven uwer dooden blijft uw God met heilige jaloerschheid roepen : Geef Mij uw hart.

En noch de lijkbaar, noch het graf, noch uw overstelpende rouw kan iets afdingen op de heilige ordinantie, dat ge den Heere uwen God zult liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziele, met heel uw verstand, en met al uwe krachten.

En nu, het is tegen deze heilige ordinantie, dat vooral in dagen van rouw soms zoo schromelijk, zoo onnadenkend, zoo zonder eenige weet van zonde, gezondigd wordt.

En toch, die heilige jaloerschheid van uw God sluit daarom het menschelijke in het trekken van uw hart niet uit, maar eischt alleen dat uw rouwe niet aan uw liefde voor uw God in den weg trede.

Wat hieruit volgt, voelt ge zelf.

Deze regel namelijk, dat alle band, die in God geheiligd was, blijft, maar ook dat alle band, die buiten God omging, door den dood voor eeuwig wordt losgemaakt.

Is uw kind, dat God van u nam, niets voor u geweest dan een speelpop, uw lust en uw verrukking; lag er niets anders en niets diepers achter uw liefde; was er geen band in den Doop, geen band in het Verbond, geen band in den gebede, geen band die u met uw kind voor uw God verbond, zeg zelf, wat zou dan in het eeuwige leven u met uw lieveling gemeen zijn ?

En zooals het met uw kind is, zoo is het met al uw dooden. Ge kunt u door o, zooveel geboeid hebben gevoeld, door veel liefs in het uiterlijk, door veel gezelligs in het leven, door veel vriendelijks en innemends; ge kunt onder de koestering van al dit minnende als meengesmolten zijn, zoodat uw leven met het leven van uw doode dooreengestrengeld lag; en toch zoo er geen hoogere gemeenschap in de aanbidding voor uw God en in de liefde voor uw Heiland; werkte, wat wil dan uit zoo aardsche genegenheid rijpen voor of nabloeien onder Gods engelen?

Zeker er is een opstanding des vleesches, 'en hoe heerlijk ook het lichtgewaad zal zijn, waarin Gods heiligen op de nieuwe aarde onder den nieuwen hemel verkeeren zullen, er zal overeenkomst zijn, en het herkennen van wie we op aarde gekend hebben, is niet uitgesloten. Maar ge weet ook, zoo gij komt waar Lazarus ontwaakte, kunt ge alleen gemeenschap hebben met wie. ontwaken waar gij zijt. Van alle anderen scheidt u een klove, die niemand overbrugt.

Alleen Gods kinderen komen dus met Gods kinderen saam; en ze komen saam zonder zonde, in een staat van geestelijke volmaaktheid, waarin aller liefde voor het Eeuwige Wezen volkomen zal zijn.

Hoe zou er dan in zulk een hemelschen toestand, een liefde, die niet in de liefdevoor God wortelde en buiten den band aan God omging, mogelijk, of ook maar denkbaar wezen?

En nu voelt ge de kracht, die van dit hooge gezichtspunt uigaat.

Immers, nu volgt er uit, dat ge hier reeds op aarde hebt toe te zien, dat elke band met man of vrouw, van vader of moeder, van kind of vriend, niet buiten uw liefde voor God blijve liggen.

Een hart dat nog gedeeld ligt, is krachteloos. En zoolang ge nog eenerzijds uw liefde voor uw God, en daarnaast een heel andere liefde voor uw magen en vrienden hebt, ontbreekt u die innerlijke harmonie, waarin het schoon der ziel ligt.

Dat wreekt zich dan bij het sterven, en niet zelden zult ge dan hij het graf een bangen strijd voeren tusschen uw hefde voor uw God en de liefde voor uw dooden, en zoo vaak g a e dringt de hartstocht in uw rouwe dan uw liefde voor uw God naar den achtergrond.

Maar werd dat anders, en werd uw gemeenschap met uw vrouw en met uw kind al meer een gemeenschap in Christus, een gemeenschap in de liefde voor uw God gegrond, dan komt die breuke niet, an wordt het Soli Deo gloria ook op het dierbaarste graf, waar het meeste van uw hart in wegzonk, niet verloochend.

Dan toch blijft ook bij uw graven de liefde voor uw God boven alles gaan, en denkt ge, als ge aan de eeuwigheid en aan uw eigen sterven denkt, niet het eerst aan het weerzien van uw dooden, maar vóór alle ding aan het zien van uw Heiland en aan het aanschouwen van uw God; en uit zijn liefde is het dan, dat ge alleen die gemeenschap met uw dooden terugwacht, die Hem verheerlijken kan en door zijn genade u wordt gegund.

KUYPER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 september 1892

De Heraut | 4 Pagina's

„Als engelen Gods.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 september 1892

De Heraut | 4 Pagina's