Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„In ben de Alpha en de Omega.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„In ben de Alpha en de Omega.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Hij sprak tot mij: et is geschied. Ik ben de Alpha en de Omega het begin Jen het einde. Ik zal den dorstigen geven uit de fontein van het water des levens voor niet. Openb. 21:6.

Er ligt in dat vreemd klinkend getuigenis van den Christus, dat hij de Alpha en de Omega is, een ongemeene kracht van taal.

Het is alsof er in onze taal stond: Ik ben de A en de Z, of anders nog: Ik ben de eerste en de laatste letter van het alphabeth. Toch gaat dit in onze taal niet geheel op, omdat bij ons de eerste, letter een klinker en de laatste een medeklinker is; terwijl in het Grieksch het alphabeth met de klinker a (of alpha) begint en nut de lange o (of o mega) eindigt i). Nu vormt de overgang van de a tot de lange o een geheelen ademtocht. De a wordt diep in de keel, de lange o vooraan bij de lippen uitgesproken. En zoo ligt in dat: Ik ben de Alpha en de Omega, den dubbelen zin, gelijk er dan ook bij staat, van de eerste tot de laatste letter en van het begin tot het einde van onzen ademtocht. Ik ben de Alpha en de Omega, de etrsic en de laatste, het begin en het einde.

Ge doet dus aan den zin van dit woord tekort, zoo ge het in 't algemeen opvat als de uitdrukking van wat in den aanvang was en eeuwig zijn zal. Immers Hij, die zoo spreekt, is het Woord, en omdat Hij het eeuwige Woord is, daarom noemt Hij zichzelf met de eerste en de laatste letter van dat alphabeth, waaruit alle menschelijk woord gevormd is.

In dat Alpha en Omega treedt het eeuwige Woord voor u als vleesch geworden, als tot u komende in het menschelijk Woord. Het is uw Messias, die in de wereld va, n uw menschelijke gedachten ingaat, en die, in deze wereld van uw overleggingen, en uw geestelijke worstelingen voor u verschijnend, het u alsnu toeroept, dat Hij ook in die wereld van uw bezorgdheden, van uw angsten, van uw nooden, de eerste is, om uw zielsworsteling te peilen, en de laatste om umet uzelven te verzoenen en uit te redden, en deswege op zgn Alpha en Omega zoo vertroostend volgen laat: Ik zal den dorstigen geven vit de Fontein des Levens te drinken voor niet.

Dat: k ben de Alpha en de Omega staat daarom twee malen in de Openbaring van Johannes, Eerst in den aanvang in kap. i : 8, en dan aan het slot van kap. 21 : 6. 2)

In den aanvang, omdat het Boek met zijn zeven zegelen staat ontsloten te worden, en 's Heeren volk een steunpunt noodig heeft in de wereld van zijn gedachten, eer het de vreeslijkheden van de laatste worsteling tegengaat. En dan nogmaals aan het einde, , als er door Gods hemelen geroepen wordt; Het is geschied, om alsnu de nieuwe gedachtenwereld van de zaligheden des hemels voor Gods kind te ontsluiten. Christus voor hem, en de Christus achter hem. Altoos zijn Heiland, die hem ook in de worsteling zijner angsten, als zijn voortocht en achtertocht beschut en behoedt.

Buiten den Christus duizend vragen, duizend dooden. Maar met den Christus een heerlijk licht gespreid over den weg die achter u ligt, en een even heerlijk licht gezaaid op den weg dien ge tegengaat.

Zoo wil de Christus voor den rechtvaardige wezen, voor wie zich rechtvaardigen liet in zijn bloed.

Nu ligt het verschil tusschen een gewonen dag en de dag waarop jaar met jaar wisselt, meest hierin, dat we gemeenlijk bij den dag leven, en hoogstens een week terug of een week vooruit rekenen, In Mei denken we misschien nog wel aan April of Juni, maar niet meer aan Maart noch aan October, Onze greep is zoo klein. Slechts kort is de spanne tijds die we, achter ons terug en voor ons uit ziende, plegen te omvatten.

Maar dit nu juist wordt anders als Oudejaarsavond en Nieuwej aarsmorgen komt. Dan denken we opeens, niet aan een tweetal weken of tweetal maanden, maar omvat onze herinnering met onzen piofetischen blik saam op eenmaal twee volle jaren. Het jaar dat doorleefd wierd en het jaar dat we intreden.

Die beide jaren mengen zich dan in ons besef dooreen. Niet in de werkelijkheid, maar in de wereld onzer gedachten. Niets dan gedachten zijn het. die ons vervullen en het hart spannen. Spannen met weemoed of dank bij de herinnering, en spannen met hope of vreeze voor de toekomst. En het is juist dat geheel uit de werkelijkheid in de wereld der gedachten ingaan, waardoor uw ziele dan, zelfs meer nog dan op uw geboortedag, die eigenaardige trilling ondergaat, die u slingert tusschen het verleden en de toekomst.

Dit nu weet Uiv Heiland.

En omdat hij uw menschelijke natuur aannam, en dus ook in de wereld van uw menschelijke gedachten inleeft, stelt Hij aan die bange slingeringen voor zijn verlosten paal en perk, door u te zeggen, dat Hij, uw trouwe Middelaar, achter uw verleden als de Alpha en voor u uit, aan het eind van uw weg, als de Omega staat, en dat, mits uw ziele maar raag dorsten. Hij u geven zal uit de Fontein van de wateren des levens te drinken voor niet.

Soms heeft overgeestelijke zin de beteekenis van het oudejaar en de intree van het nieuwe pogen te onderschatten.

Dat alles was wereldsch; uit het burgerlijk leven; aan de kinderen der wereld met ons gemeen; en daarom niet in zijn soort Christelijk.

En iets is hiervan aan, in zooverre, o, zoo velen, die nog geen dorst naar genade kennen, toch geroerd worden als op Oudejaarsavond hun gevoel en hun conscientie wordt geraakt.

Maar zoudt gij u daarom boven die menschelijke aandoening verheven rekenen? Omdat God u genade schonk, zijt ge daarom geen mensch meer? Gaat daarom het menschelijk leven u niet meer aan ? En bovendien, rekent dan onze tijdrekening niet van Christus' geboorte? En ligt er niet een heilige poëzie in dat uitroepen van .. . het jaar omes Heeren achttienhonderd drie en negentig.

Dat overgeestelijke houdt toch geen steek. Het leven is er te aangrijpend Voor, De nood en de zorgen klimmen vaak te sterk. En bij het tegengaan van zoo onzekere toekomst wreekt zich toch de menschelijke natuur van uw hart.

Alleen dit zal het verschil tusschen u en de lieden der wereld zijn, dat bij hen de zorgen des levens het één en al zijn; dat bij hen lief of leed geheel hun stemming beheerscht; en dat zij aan de spanning van het hart lucht zoeken te geven, eerst door prikkeling van het sentiment en dan door luidruchtige vroolijkheid ; tranen schreien eer het twaalf slaat en op nieuwe jaar vol zoeten wijnszijn; —terwijl Gods kind, dat naar genade dorst, ook op dit keerpunt van zijn leven op Hem blijft staren, die de wateren van de Fontein des Levens kan laten vloeien of inhouden-

Ook gij zult dus dezen overgang van jaar op jaar vieren, maar gij zrult het op twe twijie doen.

Ziende op Hem, die niet alleen de Overste Leidsman uws geloofs wil wezen, maar ook in de wereld van uw bekommeide gedachten, in uw verleden als de Alpha, en in de toekomst als de Omega voor u treedt.

Die is, die was en die komen zal.

Niet dat Hij daarom den sluier oplicht, die de toekomst voor uw oog bedekt. Dat kan, dat mag niet. Veelszins zou uw menschelijk hart dit niet dragen kunnen.

Maar dit wil Hij, dat alle beklemdheid over uw verleden wijken zal, zoodra hij u toeroept, datlHj in dit verleden is en het overdekt met zijn Verzoening, En zoo ook, dat alle bezorgdheid over uw toekomst in u gestild zal worden, zoodra ge in het geloof Hem weer aan het einde van uw eeuwig pad ziel staan, met de kroon die u bereid is.

Vanzelf ligt hier dan in, dat ge in uw zorge voor de toekomst het goud, niet met het zilver verwart.

Ook uw aardsche, menschelijke vreugde toch heeft hooge waardij; alleen maar wat het wezen en welwezen van uw verborgen zieleleven raakt, staat veel hooger. Al wat uw persoonlijk wezen rijker of armer maakt, rekent met goud en hierbij vergeleken is de waardemeter van uw uitwendig lot niet meer dan zilver.

Nu zal, wat goud is, goud voor u blijven; en immers moet deswege de eerste vraag met het oog op uw toekomst zijn, niet of ge nog lang te leven hebt, maar of ge, als ge sterft, van het goud uwer ziele zeker zijt. Niet, of dit komende jaar voorspoed en geluk u zullen verzeilen, maar of ge aan dat innerlijke goud voor uw hart zult winnen. En juist die vraag dringt u vanzelven naar Hem, die de Alpha en de Omega is, toe.

En dan kome ook het zilver en gelde in zijn volle waardi; , want ook uw positie in het leven; de stand van heel uw gezin; uw middel van bestaan; uw persoonlijke gezondheid en de levenskracht der uwen; het lot van uw vaderland, de bezoekingen des Heeren die komende zijn; dit alles weegt, en mag zelfs zwaar wegen. En men zou geen mensch, geen man, geen vader moeten zijn, om niet ten volle te beseffen, hoe ook dit alles zich in de wereld van uw gedachten verdringt.

Alleen maar, zoo ge althans en bij alles van de Alpha af en naar de Omega toerekent, is er in u niet die afdwingende wil, die aan geen lijden aamvil, en voorspoed eischt, en anders mort.

Ge zijt dan nuchteren, en weet en beseft maar al te goed, dat elke dag genoeg heeft aan zijn eigen kwaad, en dat ook dit nieuwe jaar te over hebben zal aan zijn eigen zorgen.

De krankheid zal blijven pijnigen, de dood zal offers blijven vergen, en de ééne zondaar zal het leven van den anderen zondaar blijven veibitteren; nu en dan slechts door enkele droppelen van goddelijke en menschelijke liefde verzoet.

Maar hierover mort ge niet.

Integendeel, ge weet dat er gemeenlijk meer goud in de ziele komt, als het tegen wind en tij ingaat, dan in dagen als we zoo zachtkens en zoetekens meê afdrijven met den stroom. En d? t alles gaat niet bij geval, zoo min als het in het Alphabeth bij geval van de eerste naar de laatste letter gaat.

Veeleer is in dat alles uw Heiland, en zijt ge des verzekerd, dat lief en leed, dat booze en goede dagen, u, zoo ge zijns zijt, moeten medewerken ten goede.

En daarom is ook voor het jaar, dat zich nu voor u ontsluit, dit toch eigenlijk de eenige vraag, of ge het met Christus als uw Alpha begint, of ge van Hem uit rekent, of ge alle ding afmeet naar de waarde, die het in zijn heilig oog heeft, en of ge in leven en sterven naar dien Eenigen dorst.

Dan toch weet ge, wie ook aan het eind van dit jaar uw Omega zijn zal; en al moge het dan alle de dagen en weken en maanden, dat dit jaar loopen zal, stormen om u heen, en bang voor 's Heeren volk worden, maar dit hebt ge dan toch, dat er lessching voor uw dorst zal wezen; om niet; uit de Fontein van eeuwig leven. En dat is u genoeg.

KUYPER.

i) Bij ons wordt de u nog meer na.lr ds lippen uitgesproken, maar de Grieken spraken deze letter anders uit.

2) Ook in Openbaring 2Z : 13 komt nogmaals dezeltde uitdrukking voor, maar na a (loop van het eigenlijke visioen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893

De Heraut | 4 Pagina's

„In ben de Alpha en de Omega.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1893

De Heraut | 4 Pagina's