Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het zevende Gebod.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zevende Gebod.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAGSAFDEELING XI.

Maar van het begin der schep ping heeft ze God raan en vrouw gemaakt. Mark. 10 : 6,

II.

Zoo ligt dan het huwelijk, naar v/e zagen, gefundeerd in de twee mysteriën van ons menschelijk wezen. Dat ééne mysterie is de organische samenhang van ons menschelijk geslacht, die alleen mogelijk werd doordien de mensch in man en vrouw uiteenviel en uit man en vrouw het kind des menschen geboren wordt. En dat tweede mysteiie is de eenheid van ziel enhchaam in de eenheid des persooRs. Vereeniging nu van een man en een vrouw, zonder dat ook dit tweede mysterie tot zijn recht kome, geeft nog niets dan paring, gelijk ook de dierenv/ereld die kent. Eerst door kruising met dit tweeds mysterie, zoodat ook de eenheid van ziel en lichaatn bewaard blijvs en geëerbiedigd worde, verheft ge de paring tot het huwelijk.

Toch is ook hiermee nog niet genoeg gezegd. Het mag toch niet zóó voorgesteld, aJsof een huwelijk niets anders éo^ix zou dan één man met ééne vrouw saambrengen. Zoo was het wel 'm het paradijs, omdat Adam noch Eva iets achter zich had; maar 7.00 is het daarna niet meer. Als er een prins uit het ééne vorstelijke huis met een prinses uit het andere trouwt, worden niet maar die twee princelijke personaadjes, maar twee htmen verbonden, twee geslachten met elkaar in gemecBEchap gezet, en twee stroomen van menschelyk leven met elkaar m aanraking gebracht. En al let men hier bij gewone familiën niet zoo op, ja al weten kleine burgerlijke geslachten soms geen anderhalve eeuw haar geslachtsboom aan te geven, tcch spreekt het vanzelf, dat dezs verwantschap ook bij die andere geslachten door huwelijk wel terdege ontstond. Als iemand uit mijn naaste bloedverwantschap huwt, raakt dit dus ook mij persoonlijk; want al naar de band is, maakt zoo iemand door dat huwelijk mij. tot schoonvader, tot grootvader, tot oom, tot neef en v/at dies meer zij. Niet alleen voor hem, maar ook voor mij worden u"t zijn guwelijk, betrekkingen geboren. Uit een huwelijk van A kunnen voor B belemmeringen voor een huwelijk met C ontstaan. Het huwelijk van een ander kan ook voor mij voordeelige of nadeeiige geldelijke gevolgen hebben. Kortom, een huwelijk, waarin ik zelf niet als partij sta, maar dat door twee andere personen wordt aangegaan, zaJ, zoo één van dJe beiden met mij in bloedverwantschap staat, wel terdege ook voor mii gevolgen hebben. Een huwelijk is uit dien hoofde niet een geï; oleerd feit tusschen twee personen, maar een feit, dat zijn spoor achter Iaat, en deswege niet alleen dien man en die vrouw raakt, maar ook derden. Uit het huwelijk toch ontstaat bloedverwantschap en maagschap, elk met haar velerlei schakeeringen, als zoovele reëeie banden, die de eindelooze massa menscheüjke personen verbinden. In het ééne huwelijk toch zit niet alleen de man en de vrouw, maar ook de vader en de moeder, de ouders en het kind, zuster en broeder, grootvader en kleinkind, oom en tante, nicht en neef, zwager en schoonzuster, en voorts alle familiebetrekking tot in de verste graden van gemeenschap. En niet alleen dat op deze wijze door een huwelijk een aantal personen, die op dit oogenblik leven, met elkaar in zeker verband worden gezet, maar door datzelfde huwelijk ontstaat evenzoo een historische band, die het nu levend geslacht in verband zet met de vroegere geslachten, en met de geslachten die na ons komen zullen. Wat we in den aanvang uitspraken, dat het huwelijk voortspruit uit het mysterie van de eenheid van ons geslacht, ligt dus niet alleen in de splitsing in man en vrouw en het telen van het kind uit beiden, maar is ook op breeder schaal aanwijsbaar in alle verbinding van gezin en familie, geslachten volk, en even zoo in de historische eenheid tusschen de geslachten, die in den loop der eeuwen elkaar opvolgen, na uit elkaar te zijn opgekomen. Feitelijk is heel ons menschelijk leven, onze menschelijke historie, onze menschelijke maatschappij, als vanzelf voortgekomen uit dat éene feit, dat God den mensch » man en vrouw" gemaakt had. _Was er geen man en [vrouw, waren er niets dan menschen, zoo zou ons menschelijk leven niet alleen geheel anders, maar er zou geen menschelijk leven zijn; ja, de menschen E l m v w b zelf zouden er niet wezen. En zoo is dat ééne wondere feit, dat God den éénen mensch tweezijdig schiep, d. i, anders naar lichaam en ziei de'ti man, en .anders , «aarllêïaatti en'zhi de vrouzv, — de rijke kiem, v/aaruit met Goddelijken eenvoud al de veelheid, al dé weelde, al de rijkdom van ons menschelijk leven en onze menschelijke samerileving voortkomt; en ook waar ze ineenzonk, altoos opnieuw zou kunnen voortkomen.

Daarom is het huwelijk geen menschelijke verzinning, geen betrekking doomenschen uitgedacht, geen vinding van eigen vernuft, maar een zóó grootsche en verhevene gedachte, als alleen God de Heere verwezenlijken kon. Het schijnt zoo eenvoudig, het gaat zoo vanzelf, en toch in die zoo eenvoudige verbinding van man en vrouw door het van God geordineerde huwelijk ligt de oplossing van heel het raadsel van ons menschelijk leven. Geen wonder dan ook, dat juist cm die uitnemende hoogheid vaa bet huwelijk, dit huwelijk reeds onder Israël beeld werd van dsn heiligen band, die Jehovah aan Israël verbond; „Hoor, Israël, de Heere is uw Man"; en dat Christus en de gemeente in dicjzelfde eenheid van het huwelijk een afbeeldend type vinden. En niet wie met de.n rossen gloed derzinlijkheid op het gelaat slechts zijn lust zoekt, maar wel hij, wien voor deze heerlijkheid van het huwelijk het oog allengs ontsloten wordt, zal in de Heilige Schriftuur ook een boek als het Hooglied cp zijn plaats vinden en keren verstaan.

Staat KU echter bet huwelijk zóó hoog, 'z dan gevoelt ge terstond hoe dwaas het is, zich in te beelden, alsof twee jonge per­ een een jongen en de sonen, waarvan ander een meisje ÏF, nu zoo maar met hun Pebgiaanschen vrijen > wil over hethuv/elijk te beschikken hadden. Ii zija zonde v/i! de mensch dit wel zoo, en niet zelden rijst in het opstandig hart de vraag, wat men toch met al die huwelijkswetten en belemmerende bepalingen van doen heeft. Is men dan niet vrij.'' En indien men elkaar maar liefheeft, waarom hangt men dan van anderen af, en waarom is een ieders pad dan niet open ? Dat is de onnadenkende Pdaglus in ds roekelooze liefde. Maar zoo .spreekt de Schrift, zoo spreekt Augustinus, BCO spreekt Calvijn, Z50 spreekt de ernst in het Christenhart niet. Integendeel, op heilig erf verstaat men uitnemend wel, hoe volstrekt niets Pelagius hier uitrichtj en hoe het een hooger Goddelijk bestel is, v/aardoor de Heere als met zijn hand de vrouw aais den man toebrengt; en ook waar de mensch zich inbeeldt alles zelf te bsdfsselen, toch feitelijk Gods Voorzienigheid regeert en trlumfeert ook in het huwelijk.

Dat er zooveel weinig bevredigende, dat er niet zelden ongelukkige huwelijken zijn, en dat eea ideaal huwelijk tot de hooge uitzonderingen behooi-t, strijdt hier niet mede. Buiten zonde, In Paradij-s-toestand, dan, ja, zou een mm bevredigend huv/eüjk de harmonie van Gods ordinaKtiön storen. Maar nu niet, Thsns zjjü er, zoo het heet, soms zeer gelukkige huwelijken, en die toch slecht zijn, overmits hst gsluk er ontstaat doordien man en vrouw ia eenzelfde zondige eenzijdigheid saamgaat? , of zonder hooger critïek, alles |in en aan elkander toegeven. Een min bevredigend liuwelijk daarentegen kan zeer wel het gevolg van hoogere motieven zijn. En voorts, op zich zelf is het volkomen natuurlijk, dat een zoo enge band als het huwelijk knoopt, O'^ velerlei knelling moet uitloopen, waar de jonge man en jonge vrouw die huwen, zijn zooals ze zijn; met zooveel zondige neiging in zich, nog zoo weinig geoefend, nog zoo overhellende naar geestelijk of ziniijkegoïsme; en nu plotseling geroepen tot de intiem» ste verhoudingen, maar ook tot de vervulling van een zoo veel omvattende roeping. De Gereformeerde kcrkesi, die hun huweüjkformulier openen met te wijzen op het velerlei kruis, dat gemeenlijk den gehuwden overkomende is, hebben dan ook feitelijk m.eer tot bevordering van het huwelijksgeluk bijgedragen, dan de luchthartige ideale poësie der liefde, die het hait met droomen vervult, wier schoon en zoet ge in de werkelijkheid niet terugvindt. Juist na zoo poëtische verwachting, slaat het leven dan dubbel tegen, en ontzinkt dn moed, om tegen den stroom op te roeien. Vandaar dat in landen als Italië en Frankrijk, waar deze poëtische neiging den boventoon heeft, het huwelijksleven zoo jammerlijk kwijnt, en dat men daarentegen in Calvinistische landen, waar men nuchterder bleef en de zaak meer voor Gods aangezicht bezag, het gezondste, rijkste en beste huwelijksleven én eertijds vond, én nog na ziet bloeien.

Natuurlijk werkt óók eigen wilskeus, en tot dat het huwelijk gesloten is, moet de wil ageeren, opdat het Irawelijk tot stand , kome. Maar wie gel; ; r-'' doorleeft ook al deze di.'^gen met jv, » - aöd, en heeft geen vrede, zoo niet de mystiek zijner ziel hem zegt, dat wat zijn wil doet, slechts het geven van uitvoering is aan wat God gehengde. En is men dan eenmaal gehuwd, dan is het niet een spel, dat men samen spelen gaat, maar een hoogernstige roeping, waarin niea onder Goddelijk bestel geplaatst is. E«n roeping, door ons zeevarend volk weleens bij het ondernemen van een reis overzee vergeleken; waas bij men dan vooruit weet, dat het niet altoos voor wind en tij kan gaan, dat het ook kan stormen, en dat de golven over het scheepke kunnen slaan, maar om toch geen oogenblik den hoogen moed te verliezen, en met Gods huipe eens behouden de haven der ruste binnen te glijden. Wie gelooft zal ook in het huwelijk geen schipbreuk lijden, o, Ge komt ook in het huwelijk zoo ver, indien ge zelf maar kennisse hebt van zonde en ellende, zoo ge van een Heiland weet, dJe verzoent en verlost, en zoo ook in uw huwelijksleven maar de toon blijft klinken der dankbaarheid.

De regel, waarnaar het huwelijk tot stand moet komen, is juist uit dien hoofde niet absoluut te stellen. Sloot Pdaglus het huwelijk tusschen een ik en een ik; dan natuurlijk kon die regel altoos dezelfde ziJR. Ge hadt dan de vrije liefde, door niets dan eigen wilskeuzs, aan niets dan aan elkander gebonden; en dus v/aart ge dan ook 'zelf vrijmachtig om te bepalen, hoever de vereenlging gaan zou, en hoelang ze zou duren. Dat is het hM^sVilk buiten geloof, het huwelijk ontwricht door revolutie. Maar nu het huwelijk van God is, en In zija macht staat, nu is de regel vcor het huwelijk eer. hoogst ingewikkelde, en gedurig wisselende.

In het paradijs was uiteraard van onzen vorm van huv/elijksslulting geen sprake; en het huwelijk van de kinderen van Adam onderling strijdt met onze eenvoudigste begrippen van zedelijkheid. Ea thans, gelijk ia étn loop der eeuwen, wat reeks van vormen en formaliteiten en wat tsl van beperkingen waaraan het huwelijk onderworpen is ! Met de vraag te stellen of ds Kerk dan welde Overheid het huwelijk moet sluiten, is dit vraagstuk dan ook niet uitgeput. Uiteraard behcoit het huwelijk tot het nattmrlijke leven, d. w.z. ook al v/are er g«; en zonde gekomi-n, en al ware er dus geea kerk gesticht, tcch zou hst huwelijk er geweest zijn. Reeds uit dien hoofde gaat het niet aasi, dat de Kerk het huwelijk voor zich opeische. Al staat toch het huwelijk ongetwijfeld ook met de Kerk in zeker verband, toch kan hst huwelijk nooit uit de zaligmakende genade afgeleid, waarvan de bediening aan de Kerk is toevertrouwd. Doch evenmin kuat ge zeggen, dat de Orerheld beslag cp het huwelijk mag leggen. Plet uitgangspunt tcch voor het huwelijk ligt niet in het staalsleven, maar iïi het famiUekven; en geheel het maatschappelijk saatnstsl leidt schade, ^ indien, met voorbijgang van dezen gewichtlgen familiefactor, de Overheid rechtstreeks het paar huwt, als liep met eca officieel contract tusschen twes iridividusn heel de zaak af. Juist onïgekeerd eiscbt het wezsn van het huwelijk en eischt goede orde, dat het huwelijk ? ija'eerste regeling vindeinde fanailiën, v/aaruit bniid en bruidegom zijn; en dat daarna eerst de 0/trheid sanctie verleene in rechten aan w.^t privatelijk reeds is overeengekomen. Het strijdt daarom volstrekt niet met de ideale opvatting van het huwelijk, zoo tusschen de beidejamilië.'i over allerlei, ook materieele, aangelegenheden wcrdt overeengekomen, en hoe meer de usantie meebrengt, dat ook de bloedverv/anten in het huwelijk gekend worden, en bij de huwelijkssluiting zekere verplichtingen op zich nemen, hoe rijker het maatschappelijk leven bloeien zal. Het huwelijk vlecht geslacht aan geslacht, en het is billijk, dst dit niet vanzelf zoo ga, maar met bewustheid alzoo gewild en doorleefd worde.

Dat daarom ook de 0/erheid in deze zaak gekend wo!de, ligt in étn aard der zaak. Niet alsof dit uit haar souverein gezag voortvloeide, en alsof de Overheid eigenlijk het huwelijk schiep. Daartegen moet steeds ten ernstigste geprotesteerd. Het huwelijk was er eer er een Overheid was. Buiten zonde ware er nooit een Osrerheid, maar wel terdege een huwelijk geweest. En ook, het huwelijk doet een kring ontstaan met ei^en souverelniteit. Maar wel moet de Overheid in het huwelijk gemengd^ om te kunnen beslissen, welke na huwelijk de positie en relatie van personen en bezittingen zal zijn. Zoo lang de bescherming van personen en bezittingen geheel aan de familis-en stamhoofden was overgelaten, bleef dj Oi? erheid er d? .n ook brlten; maar zoodra ds RijksJdét-opkomt en de Overheid voor de zekerheid van personen en bezittingen waakt, begi.it ook de bemoeiing van de Overheid met het huwelijk. Niet alsof zij het huwelijk maken, scheppen of sluiten kon, maar in zooverre zij alleen in staat en bevoegd is, om het huwelijk ia de voltrekking te sanctloneeren en er de geldende rechtsgevolgen aan te verbinden.

En vraagt ge v/at dan de Kerk inzake het huwelijk te doen heeft, zoo zij opgemerkt, dat de verleiding oudtijds voor de kerk zeer groot was, om alle huwelijkszaken aan zich te trekken. Eensdeels omdal alleen de kerk oorspronkelijk genoegzaam zedelijk gezag bezat, om het huwelijk onder de toen nog wilde volken van Europa tot een hooger standpunt op te heffen. En anderdeels omdat niets aan de Roomsche hiërarchie uitgebreider invloed beloofde dan juist de inmenging en de beslissing in huwelijkszaken. Toch heeft de scherpzinnigheid der Calvinisten hen van meet af het zeer ernstig gevaar doen inzien, dat uit bestendiging van deze traditie kon volgen. Ook hier te lande hebben onze Gereformeerde kerken van meet af alletlel uitwendige regeling van het huwelijk naar de Overheid verwezen. En reeds de Synode van Emden toonde duidelijk, dat zij op het gebied van het natuurlijk leven geen opperheerschappij van de kerken beoogde. En dit was juist gezien. Want v/el Is het volkomen waar, dat alken God het huwelijk schept en sluit, en dat alleen zij v/aarachliglijk gehuwd zijn, die weten dat hun huwelijk voor God goed en bandig h; maar hieruit volgt nog geenszins, dat de kerk het huwelijk aan zich behoeft ts trekken. Immers heel het burgerlijk leven staat onder Gods hoogheid en bestaat bij iijn gratie, en nergens is de kerk aangewezen, om In d; n naam des Heeren óok op burgerlijk terrein als zijn representant op te treden. Ook zonder en buiten de kerk moet én de O/erheïd, én de familie, é; i het gesin, én het te huwen paar met God rekenen ea handelen voor zijn aangezicht. D2 voorstelling alsof alleen in de kerk Gods eere heilig v.'are, en a'scf al wat - buiten de kerk sprak en handelde buiten God oiDging, is/^^«.•-SchrJftuuirlijk. Ook bij volken, waar de kerk niet Is, bestaat toch huwelijk. Oiider ocgeloovigen is het huwelijk als zoodanig geenszins uit^^esloten. En riicmaiid zal een kind een bastaard noemen, omdat zijn vader en moeder geen lid der kerk zijn.

De inmenging van de kerk in het huweüjk heeit daa ook een heel anderen grond, ea komt voort eensdeels uit het gezinsleven en anderdeels uit bet kerkelijk leven zelf. Uit het gezinsleven, in zooverre de Christelijks familiën als leden van het ééne groote kerkelijke si-ciai, gezin, uu«. ook ^. geheel den kerkelijken kring In denefamiife-aangelegenheld kennen willen, opdat alle Christelijke faoiiliëa hierin naar heilige usantie te werk gaan, en ook hierin de broedsrlijke liefde spreke. Maar OSIÏ ten anderen heeft de kerk zelve hier rechten met hel oog op het Genadeverbond. Dat genadeverbond leefc uitwendig in de geslachten der geloovigen, en plant zich voort door huwelijk. Zonder huwelijk stieif de kerk; door het huwelijk büjfi: ze In aanzijn. Ea overmits nu de kerk het zaad der kerk zoekt oider de kiaderen harer leder? , en aan de kinderen der geloovigen het Sicrament des Daops toedient, komt het aan de kerk toe, door een eigen acte, het fanalüebuwelijk ook harerzijds te sanctloneeren en tot zijn heilige hoogte op te heffen. Is nu het saamleven in tzxi kerkelijken kring innig en hartelijk, zoodat de familiën over en weer het leggen vaa den band tusschen de gehuwden aan den Dienaar des Vfoords overlaten, dan is het natuurlijk gevolg hiervan, dat men de sluiting van het huwelijk in d< 2 kerk als de eigenlijke sluiting beschcuwe. En hier is ook op z'chzelf niets tegen, mits men het recht tot deze sluiting maar niet uit hst ambt van den Dienaar afleide, maar zulk een huwelijkssluiting late opkomen uit het 'Christelijk familieleven, dat m de kerk zija orgaan zoekt. De kerk komt dan fiiet achter de overheid aan, maar overheid en kerk beide voldingen een acte, die uit het familieleven opkomt. De overheid geeft daa een sanctie voorzoover het den burgerstaat aanbelangt, en de kerk voor wat aangaat het Genadeverbond; wat altoos onderstelt dat bruid óf bruidegom of belden saam leden der kerk zijn.

Dat nu de Jamilie-zcie veelal met de kerkelijke acte ineenvloeit, verhoogt zeer zeker de beteekenis van het kerkelijk huwelijk, : «aa? verk'; rit toch aan de kerk geen hoogere, noch andere bevoegdheid. Het zuiverst zou de zaak loopen, indien het huwelijk in de familie gesloten, en daarna eenerzijds door de overheid en anderzijds door de kerk gesanctioneerd, en alzoo voor wat aangaat den Burgerstaat en het Genadeverbond, geldig gemaakt wierd.

Nu echter het practlsche leven deze strenge en zuivere scheiding niet toelaat, en de afzonderlijke sluiting van het huwelijk in de familie als zDodanig niet plaatsgrijpt, moet deze daad beschouwd worden, als hetzij in die van de overheid, hetzij in die van de kerk begrepen. Is er nu sprake van een huwelijk tusschen personen, die buiten de kerk staan, dan moet die familieacte wel gezocht worden in hetgeen de Overheid doet. Wordt er daarentegen een huwelijk gesloten, waardoor twee Christelijke familiën verbonden worden, | die haar onderllngen band veel Inniger in den kerkelijken kring dan in den burgerstaat gevoelen, dan is het zeer natuurlijk, dat voor aller besef, niet in de acte der Overheid, maar in die der Kerk de acte der beide familiën gesubjumeerd zal zijn. Vandaar dat hetgeen bij de Ovesfeeid geschiedt hun een koude formaliteit zal dunken, en alleen wat in de kerk plaatsgrijpt een geestelijke realiteit.

Nooit echter mag dit er toe leiden, om de sanctie van de Overheid als hinderlijk of min noodzakelijk te beschouwen. Want wel is het volkomen waar, dat getrouwd zijn, die getrouwd zijn voor God; maar juist getrouwd voor God zijt ge niet tenzij ge voldaan hebt aan al zijn ordinantiöa. Die ordinantiën Gods nu noodzaken u te rekenen met den drieërlei kring waarin ge leeft: dien van uw familie, van den burgerstaat en van uw kerk. Eerst moeten de familiën er in gekend, te beginnen met „ouders of momboiren" gelijk ons formulier zegt, d. z. onze voogden. Maar hoe hoog ook dezer aller toestemming en bewliliging sta, toch Is dit niet genoeg. We leven niet In é& a. patriarchalen tijd. Land en volk vormen thans een eigen geheel, en ook in dat geheel moet ons huwelijksleven, straks ook met het oog op onze kinderen, worden Ingeweven." Vandaar dat ook de orde, die door de Overheid is ingezet, moet nageleefd; natuurlijk onder beding, dat de Overheid zich daatbij niet aanmatige wat haar niet toekomt en zich niet aanstelle, als ware het huwelijk haar uitdenksel en haar creatuur. Doch ook als de familie bewilligt en de Overheid sarsctie verleent, gevoelt een Christenjonkman en een Christen jonkvrouw nog niet, dat het huwelijk voltrokken is. Al hebben ze voor het aangezichte Gods in de binnenkamer elkander trouw gezworen; al hebben vader ea moeder wederzijds hun handen in elkaar gelegd; en al heeft de ambtenaar van é^xx Burgerlijken Stand hun het stuk papier laten teekenen; toch ontbreekt er nog iet."? , ontbreekt er nog het heilig zegel, nog de sanctie van het Genadeverbond. En die kroon op het geheel drukt eerst de actie, van de kerk. Mits, en hier letie men wel op, die actie van de kerk, niet enkel een actie van de familie ia het kerkgebouw zij (iets wat maar al te dikwijls zoo is), maar een actie van die familie zij in de qemeente des levenden Gods.

KUYPER,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Het zevende Gebod.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1893

De Heraut | 4 Pagina's