Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het zevende Gebod.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zevende Gebod.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZUNDAGSAFDEELING XI.

Maar ik zeg u, dat zoo wie zijne wouw veiiatca zal anders dan uit oorzake van hoererij, die maakt, dat zij overspel doet; en zoo wie de verlatene zal trouwen, die doet overspel. Matth. 5:23.

IV

Juist echter wij! het huwelijk een zoo hooge en alles beheerscliende plaats in bet raenschelijk leven en het leven der menschheid inneemt, is er geen banger verwoesting denkbaa'-, dan die door de zonde inzake het huwelijk is aangericht. Het beste iii-7-icht hierin erlangt men door uit te gaan van hst vraagstuk der Echtscheiding; Twee stroomingen gaan hier tegen elkander in, eenerzijds de ideale opvatting van het huwelijk, die roept: Nooit scheiden. En anderzijds de vraag naar vrije liefde, die, onder het luchthartig zingen van haar Divorgms^ het huwelijk tot een contract verlaagt, eji op dien grond eischt dat dit contract, evenals eik ander, door de overeenstemmende wilsuiting van beide contractanten elk oogenblik ontbindbaar zal zijn. Zoo zegt men eenerzijds : Nooit, anderzijds: Elk oogenblik, en het kan, helaas, kwalijk ontkend, dat de mannen der vrije liefde de laatste jaren steeds meer veld v/onnen. Niet alleen toch de sociaaJ-demncraten, maar zelis invloedrijke leden ira Europa's parlementen, die allerminst voor Socialisten willen gerekend worden, ontzagen zich tcch niet, ter gelegener tijd, ook in ons land, voor den eisch der vrije liefde in de bres te springen.

Metterdaad staat hier het Evangelie tegenover de Revolutie. Het Evangelie nu niet enkel genomen a!s prediking van den Raad der behoudenis, maar met zijn voUedjgen Schriftuurlijken achtergrond, enalzoo met de majestueuse uitspraak: Wat God •vereeniqd heeft dat scheide de mensch niet. Eu tegenover dit Evangelie de heel ons leven ahr.eer beheerschende Revolutie, dis geen hooger ordinantie erkent, alle ding op de spil van 's menschen vrijen wil laat draaien, en alzoo ook aan het huwelijk geen hooger grondslag dan vaa het gemeene contract gunnen kan, noch gunnen wil. Ook dit laatste. Niet toch alleen een zielkundige theorie, maar ook zinnelust en vleeschelijke zin is hier in het spel. Vrij met alle vrouwen wil de man, en vrij met allen man de vrouw leven. Dat doen deze mannen en vrouwen dan ook nu reeds; thans echter iTioeten ze het nog min of meer ter . Luiks doen. Ze drukchen er mee in tegen de rechtsorde, tegen de publieke opinie, tegen wat voor fatsoenlijk geldt. Ze vieren dus v; el bot aan hun lust, maar met zekeren hinder. En nu moet ook die hinder weg. Ook die publieke opinie moet omgeyet. Ook die rechtsorde moet omgekeerd. Wat ze nu door afwijking en overtreding doen, moet eerlang in het volle licht der zon, voor aller oog, onder aller gadoogea, met aller medeweten kunnen geschieden, zonder dat-er smet aankleeft of blaam op volgt. Er moet een tijd komen, en die tijd komt spoedig, zoo roepen'de mannen onzer eeuw, dat noch Kerk noch Overheid zich meer met het huwelijk Inlate. Eigenlijk moest heel de instelling van wat men nu het huwelijk noemt, de wereld uit. En dan moet elke man en elke vrouw vrij over eigen persoon beschikken kunnen, om zich, met of zonder contract, voor een maand, voor een jaar, voor tv/intig jaar, of levenslang met een ander te verbinden. En zulks met beding van steeds het recht te hebbes, om, ontmoet de man morgen iemand, die hem, of de vrouw iemand die haar beter bevalt, op staanden voet, m.et beiderzijds goedvinden, het gesloten contract te ontbinden, teneinde met een van deze twee nieuw gevonden personen elk voor zich een nieuw contract, dat evenzoo opzegbaar zijn zal, aan te gaan.

Nu is het volkomen duidelijk, dat deze contract-theorie binnen zeer korten tijd in een bloote formaliteit zou verloopen. Zulk een contract toch laat zich ook voor één dag, ja, voor een halven dag aangaan. Op die wijs wordt het ganschelijk illusoir. En zoo eindigt men dan met geen huv/elijk, zelfs geen contract meer te hebben, De overheid zal alle kinderen opvoeden, Zorge kent men dus niet meer. En het slot is derhalve, dat de menschen als da dieren zullen leven, ontheiligd en ontwijd. Of liever, zoo zal het niet maar zijn, maar zoo is het ten deele reeds in de zonde-eeuw van het keizerlijk Rome geweest. Reeds toen was dat huwen voor één dag niet zeldzaam.

Scherp daartegenover staat nu de hooge ordlnantie: Wat God veieenigd heelt, dat scheide mensch niet; en de Roomschcanonieke regêllrig, die feitelijk aile verniettajsiï vaa een gohsel voldsügbis huvvchjk onmogelijk keurde, mag van protestantsche zijde nooit bespot, maar moet steeds geëerd als de heroïeke poging, om het huwelijk in zijn heili? karakter staande te houden. Contracthuwelijken voeren natuurlijk tot de grootste lichtzinnigheid en onnadenkendheid in het sluiten van de huwelijken, terwijl omgekeerd niets zoozeer geschikt is, om nadenken te wekken en voorzichtigen ernst uit te lokkei? , dan de wetenschap dat een eens geslolCH huwelijk onherroepelijk is, Eens voor altijd. Alleen door zulke absolute verordeningen is het mogelijk geweest, den wilden heidenschen geest te bezweren. De diepe indruk, dien het huwelijksdenkbeeld nu nog op het levensbesef van ons Christelijk Europa maakt, is voor geen gering deel uit deze onverbiddelijke gestrengheid te veiklaren. En in deu machtigen strijd, die ook thans weer voor en tegen het huwelijk ia alle landen ge.'itreden wordt, lijdt het geen twijfel, of wij verdedigen met de Roomsch-Katholieken een gemeenschappelijk pand.

Hieruit leide men echter niet af, dat onder de vigueur van het Roomsch-canonieke recht allen, die eens gehuwd waren, tot aan hun dcod toe saam moesten blijven leven. De moeielijkheden van het practische leven waren te overweldigend, om het beginsel in zoo volstrekten zin te laten gelden. Zoo nam men de toevlucht tot allerlei uitwegen. Er kon zijn huwelijksvernietiging, waarbij verklaard werd, dat het huwelijk een vergissing was geweest en er dus eigenlijk nooit een huv/elijk bestaan had, B, v, als twee personen gehuwd waren, die niet sadm hadden mogen huwen. Dit liet zich natuurlijk breed uitmeten, en er zijn door dit hulpmiddel heel wat gehuwden aan elkander ontkomen. Voorts pr.ost men zich ook afvragen, of het huwelijk wel geheel voldoisgeo was geweest. Zoo niet, dan wierd door echtscheiding geen eigenlijk huv/elijk ontbonden, maar slechts iets wat op een hu%'elijk leek. Vfin dien aard nu was elk huv/elijk, dat niet op volkomen wijze sacramenteel bevestigd was, B. v. huwelijken met cngedoopten; ten deele ook huwelijken éiQ men gemengd noemt; of ook als de sacramenteele actie niet volledig was geweest. Ook kon een enkel maal disptnsatie helpen. Maar wat meer nog afdeed: Echtscheiding greep, zoo zei men, eerst dan ten voUa plaats, als de gescheïdenen elk voor zich weer een ander huwelijk konden aangaan. Het was dus nog geen echtscheiding, zoo men man en vrouw uiteen liet gaan, en tot scheiding tusschen tafel en bed liet komen. Deze separatie kon dan tijdelijk of voer altoos zijn. Maar in geen geval v/as dat wesenlijk echtscheiding, daar rnen elkaar nog in den weg stondvoornisuwhuwelijk, en c. q, weer saam koa gaan v/onen.

Toch lag in dit alles niets dan een poging, om het ideaal hoog te houden, en nochtans door ds branding van de practijk behouden door te komen. Het u'as, helaas, eenmaal een feit, dat het huwelijk niet gaf wat het beloofde, niet was wat hetscheen; niet omdat het huwelijk niet rijke, goddelijken beloften in zich droeg, maar overmits wij menschen d'e heilige gave Gods bedierven door onze zonden. Een onbezonnen aangaan van het huwelijk. Een huwen, eer men recht weet wat men doet. Een huwen buiten God den Heere, Niet om elkaar naar ziel en lichaam in de eenheid van hel Goddelijk scheppingsmysterie te bezitten; maar om elkander te bezitten oï naar het vleesch, 5f naar den geest alleen, of ook om \vat aan den persoon aanhangt, in den vorm van geld dat er is, of te komen staat; of van invloed en macht, gelijk de vorsten hiervan telkens het onheilig voorbeeld gaven. En natuurlijk, dan moet het huwelijk wel een plage in stee van een zegen, een drukkende last in plaats van een weelde des levens, een gestadige ergernis in stee van heilige ziels verkwikking zijn. Bij onze deftiger kringen leidde dit dan, in paleizen en aanzienlijke woningen, er toe, dat elk zijns weegs ging, onderwijl men als twee logeergasten in eenzelfde hotel elkander beleefd en voorkomend bleef bejegenen. Maar bij kleiner behuizing, minder middelen en ruwer levenstoon, ook wel hartstochtelijker leven, gaf dit dan aanleiding tot allerlei strijd en twist, tot krakeel en geweld; en ten slotte was het niet meer mogelijk, om altoos den strengen eisch vol te houden, dat twee, die moeilijk elkaar zetten konden, nochtans als man en vrouw, bij dag en nacht, in een soms kleine woning sa^m zouden verblijven. Feitelijk zag men dat dit uit­ liep op mishandeling eiii moord. Zoo diep zonk de mensch oor in het huwelijk door zijn afval van den Isvenden God. En dat er nu een ui'-'•et., noest gevonden, kon daarom niet geacht worden tegen Gods wil in te gaan, daar immers ook Mozes het geven van den scheidsbrief onder Israël, niettegenstaande de goddelijke ordinantie, had ingevoerd. Want het is wel waar, dat Jezus gezegd heeft: „Mozes heeft u dat toegestaan vanwege de hardigheid uws harten, maar van den begiane is het alzoo niet geweest." Edoch, is die hardigheid van hart er niet altoos nog.^ Is ze niet veeleer toegenomen.? Ea blijkt daaruit niet, dat zekere uitweg hier moest gezocht worden, ook al mag nooit ééa oogenblik vergeten, dat die uitweg exceptie op den regel is, en dat de goddelijke ordinantie altoos blijft wat ze is?

In de dagen der Hervorm ing heeft men op dit punt, dan ook slechts in zoover zekere wijziging aangebracht, dat ten eerste ook de beslissing in deze 2; : ak ten deele van de Kerk op de Overheid ging, en ten tweede' dat men aan datgene, wat het Roomsch-caaonieke recht slechts door een huismïddeltje toeliet, allengs meer wettigen vorm schonk. Het woord van den Christus: Ik zeg u dat zoo wie zijn vrouv/ verlaten zal anders dan uit oorzake van hoererij, die maakt dat zij overspel doet, " oefen.deJ|hier zijn machtigen invloed. Al moet toch toegegeven, dat Jezus allerminst, na gebleken overspel, scheiding gebiedt, toch laat Jezus'uitspraak in Matth. 5 : 32 ea 19 : 9 geen andere uitlegging toe, dan dat wie zijn vrouw verlaat, na-gebleken overspel, en alsdan een andere trouwt, «ïV^ schuldig staat aan overspel, en akoo onder de vigueur van het zevende gebod vrij uitgaat. Er ligt niet in Jezus' zeggen, dat overspel op zichzelf het huwelijk vern!etigt; ''daïi--t> jch zou-bewijs van een vóór tien jaar bedreven overspel het saamleven gedurende die tien jaren buiten huwelijk stellen. De vergevende, verzoenende liefde kan ook hier ds breuke heeien, en waar de schuldige schuld belijdt en de beleedigde persoon vergeeft, daar kan aan den voet van het Kruis ook deze zonde vernietigd v/orden, en ook na overspgl, mits aldus verzoend, het huwelijk zijn gebroken kracht hernemen. Maar wel ligt er in, dat, waar dezs Inmenging der verootmoediging en des ontfermens niet plaats grijpt, en de beleedigde tegenover het oriverzoende overspel bÜjft staan, verlating geoorloofd Is en het aangaan van een ander huwelijk vrij staat. Vrij staat van beide zijden. Zoowel voor den man (zie Matth. 19 : 9), als voor de vrouw (zie ook Matth. 5 : 32).

Zal men nu daarom zeggen, dat dit akoo Christelijk gehandeld is? Stellig nist. En in zooverre heeft het Canonieke recht volkomen gelijk, als het ontkent dat Jezus althans bij echtbreuk scheiding sanctioneert. Gesanctioneerd kan de scheiding op Christelijk terrein nooit worden. Heeft men toch met een man en vrouw te doen, die Christenen zijn, niet slechts in naam, maar in der daad, dan moet na de vreeslijke en cnzettende zonde van overspel, onverwijld verbreking en verbrijzeling voor God en verootmoediging voor de beleedigde partij volgen, en moet evenzoo de verzoening deze verootmoediging kroonen. Is dit niet geval, dan moet de kerkelijke tucht tusschen beide treden, AÏQ, leidt ze niet tot verootmoediging' en verzoening, moet voeren tot excommunicatie en alzoo tot uitsluiting van het Christelijk terrein. Onder Christenen in den engeren zin van het woord, is echtscheiding dus feitelijk ondenkbaar. En al de moeite waarin men thans geraakt is, ontstaat uit de valsche opvatting van de kerk als volkskerk en het houden in die kerk van een wilden hoop, die niets van Christus afweet en niets met zijn heiligheden te maken beeft.

Onze Reformatie deed daarom in zooverre een stap op den beteren weg, toea ze de Kerk er maar buiten hield, en de Ovrerheid ten deze Het optreden. Niet toch de Kerk, maar wel de Overheid heeit te voorzien in de regeling van allerlei betrekking tusschen personen, die niet als Christenen door een hooger beginsel geregeerd worden. En zij mi, de Overheid, kan dan natuurlijk niet bij dien Vi^ilden hoop den maatstaf aanleggen, die onder Gods kinderen als de eenig ware en heilige geldt, maar moet wel rekenen met de vreeslijke macht der zonde en de gevolgen die de zonde na zich sleept. Twee kinderen Gods, die saam gehuwd zijn, mogen dus eigenlijk nooit scheiden, zelfs nigt al kwam er overspel tusschenbeide. Maar de Overheid, die voor verreweg het grooter deel te reke­ nen heeft met een ongebreidelde menigte, moet haar hu welijksregeling zoo maken, dat er een veiligheidsklep zij, die, bij te sterken druk de stoom ontsnappeji late. Zij staat dan voor den dubbelen eisch, om eenerzijds het huwelijk als opbouwend element van hetstaatslevea, in zijn hooge waardij tegenover de vrije liefde •• f het huwelijkscontract, te handhaven, en daarom de echtscheiding zooveel mogelijk te bemoeilijken. Maar ook anderzijds om, waar brutale zonde en ruw geweld helsche toestanden in het leven roepen, een uitweg te openen. Bij het openen van dien uitweg nu geeft Jezus het spoor aan, door het overspel aan te duiden als huwelijksbreuke, en in zoo goed als alle wetgevingen van Europa is overspel, mits wettig bewezen, dan ook nog steeds aangewezen als de eerste en sterkste grond, waarop een rechtsvordering tot echtscheiding lean worden ingesteld.

Hierbij is men echter niet blijven staan, maar heeft bovendien ook kwaadwillige verlating, ruwe mishandeling en onteerende straf, als genoegzamen grond voor echtscheiding ia onze regeling van het Burgerlijk recht opgenomen. In andere wetgevingen is de echtscheiding nog veel gemakkelijker gemaakt. En v/at vooral het kwaad in de hand werkt, is de lichtvaardige manier waarop vaak het bestaande recht wordt toegepast. Een man en vrouw, die van elkander af willen, zijn reeds nu bijna altoos in staat, om een vonnis van echtscheiding te verkrijgen. Dit nu hangt meest aan den geest die den magistraat bezielt. Geldt nog onder al wal jurist heet als hoogste beginsel, om het huv/elijk heilig te houden, en alzoo niet dan In het uiterste geval tot echtscheiding over te gaan, dan oefent dit ongemerkt een bindenden invloed op de maatschap.pij «jit. Wint daarentegen bij orizen magistruat de neiging veld, om dusgenaamde ongelukkige huwelijken" uit de wereld te helpen, dan zal hst aantal echtscheidingen steeds toenemen, en zal er in het huwelijk al minder geluk gesmaakt worden. Niets toch houdt in het huwelijk nog zoozeer de uitbarsting van de booze tweedracht tegen, dan de wetenschap, dat men tcch tot zijn dood toe saam met elkaar leven moet. Maar hef die wetenschap op en geef voedsel aan het denkbeeld, dat men desnoods zeer wel ook van elkander at kan, natuurlijk, dan ontbrandt de toorn In veel heftiger mate, en beweegt de wcderzijdsche antipathie zich almeer naar de echtscheiding toe.

Hiermee Is nu n=st geaegd, dat de Overheid daarom uitsluitend ter oorzake van hoererij een huwelijk ontbinden kan. De Overheid heeft ook voor het leven der personen te waken, en is dus gerechtigd, waar gevaar voor moord ontstaat, tusschenbeide te treden. Toch zij men hierbij niet te sentimenteel. Voor den welstand van land en v:3lk is het veel minder gevaarlijk, dat hier of daar een enkele vrouw ruw mishandeld wordt, dan dat een echt-Echslding op schijn-mishandeling den grondslag van het huwelijk ondermijne. Iets waar te meer nadruk op moet gelegd, omdat separatie tusschen tafel en bed reeds toereikende is, om het bestaande gevaar voor het leven op te hefïen. Als met ds natuur van het huwelijk in meer rechtstreeksch verband staande, is scheiding d jor verlating In den boozen zin des woords, nog eer te verontschuldigen. Maar In geen geval gaat het aan, echtscheiding om een onteerende straf uit te spreken, en o, I, zou de Kerk nooit een tweede huwelijk van wie alleen op dien grond gescheiden was, mogen sarxtioneeren. Een onteerende straf heeft als zoodanig niets met den aard van het huwelijk te maken, tenzij zulk een straf om schending van de eerbaarheid zij lytgesproken. Steeds toch heeft men b; grepen, dat allerlei schandeliJKC zonden, die vaak op onnatuurlijke wijze tegen de huwelijkstrouw begaan worden, met overspel op één lijn staan. Is er dus een Overheid, die b. v. de gruwelen in Rom. i beschreven, strafrechtelijk vonnist, dan spreekt het vanzelf, dat zulk een vonnis wel ter dcge tot echtscheiding leiden kan. Dit echter zijn al te groote g!uwelen, die onder Christenen zelfs niet mogen genoemd worden, en van wier bespreking we dus verder afzien. Wat een oude kerkenordenlng uit de dagen der Reformatie voorschreef: Niet de Overheid mag eenig huwelijk ontbinden, maar als de duivel een huwelijk verbroken heeft, dan m.ag en moet de Overheid de beleedigde partij tot haar recht helpen, " diukt op snijdend juiste wijs het eenig goede standpunt uit, waarop we ons bij de behandeling van heel dit vraagstuk te plaatsen hebben.

Nog een kort woord zij hieraan toege­ voegd over het verwante vraagstuk van een tweede huwelijk.

De dood ontbindt den huwelijkband. „ladïen de man gestorven is, zoo is de vrouw vrij van de wet des mans, alzoo dat zij geen overspeelster is, zoo zij eens anderen mans wordt." (Rom. VII : 2, 3). Geen kerk heeft dan ook ooit tegen dit beginsel gestreden, ea steeds Is geoordeeld, dat wie na den dood van zijn echtgenoot of echtgenoote huwde met een anderen man of andere vrouw, hiermee een wettig huwelijk voor God en menschen aanging. Toch verlleze men nooit uit het oog, dal hierbij niet de ideale opvatting van het huwelijk, maar de orde des levens tot uitdrukking komt. De ideale opvatting is en blijft altoos: én man en ééne vrouw.-Slechts verdedige men deze Ideale opvatting niet met een beroep op de eeuwigheid, want volgens Jezus' uitdrukkelijke verklaring, gaat de betrekking, die hier man en vrouw verbond, niet op de eeuwigheid over. Zij, die het verlies van man of vrouw beschouwen als een tijdelijke opschorting van hun huwelijksleven, dat straks, als ook de wederhelft sterft, in den hemel zal worden voortgezet, tasten alzoo èn de natuur van het huwelijk aan èa verlagen het karakter van de heerlijkheid des hemels. Dit Is niet Ideaal, maar ziekelijk. Wel ideaal is het daarentegen, indien een eerste huwelijk zoo.lang duren mocht en zoo volledig de vervulling schonk van wat men zocht, dat de opengevallen plaat"! niet is in te nemen. Men leeft dan als weduwe of als weduwnaar tot aan zijn dood toe voort, zonder nieuwen band te zoeken.

Doch al is dit het ideale, daarom mag toch nooit een ander geoordeeld, zoo hij of zij een tweede of ook een derde huwelijk aangaat. Vooreerst toch is het een feit, dat een Ideaal huwelijk zoo hooge u'tzonderisig !s, dat sr geen regel uit 'js at ts leiden. Ten tweede kan allerlei hulslijke nood en ongelegenheid er toedringen. En ten derde laat Rom. 7 : 2 en 3 het uitdrukkelijk vrij. Slechts gelde onder Christenen als regel, dat men niet om de publieke opinie, maar om Gods wil, zulk een tweede huwelijk nitt aanga op een wijze, die de nagedachtenis van wie overleed te na komt. Er behoort zekere tijd te verloopen, een tijdsverloop dat In Christelijke landen altoos op minstens een jaar gesteld is-; niet alleen voor de vrouw maar ook voor den man. En zonder nu angstvallig hierop te staan, en onder erkentenl.9, dat soms de nood des levens tot korter termijn dringen kan, is het toch voegzaam, is het eerbaar, is het kiesch en blljit het eisch der teederheid, dat deze termijn onder ons in eere blijve.

De oude Christelijke kerk v/as tegen alle tweede huwelijk gekant, iets waarin deels haar ideale, maar toch ook anderzijds haar eenzijdig spiritualistische richting zich uitsprak. Het Roomsch-Car.onieke recht heeft later de bepahng van het Christelljk-Romeinsche recht, waarbij eerst na een jaar aan de weduwe vrijheid tot hertrouw werd gelaten, op grond van Rom. 7:2, 4 op zij geschoven. De kerken der Hervorming daarentegen hebben, gelijk bijna In alle quaestiën van het huwlijk, ook in dit opzicht de bepalingen van het Chrlstelljk-Romeinsche recht hersteld, en zelfs ook op den weduwnaar toegepast. Voorzoover wij oordeelen kunnen, ten onrechte. Verbieden mag de kerk ia strijd met Rom. 7:1, 2 niet, en het Is niet hel kerkelijk verbod, maar de Christelijke conscientie, waardoor het te spoedig aangaan van een tweede huwelijk moet blijven afgesneden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 februari 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Het zevende Gebod.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 februari 1893

De Heraut | 4 Pagina's