Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ze weten niet wat ze doen”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ze weten niet wat ze doen”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Jezus zeide : Vader! vergeef het hun, want zii weten niet, wat zij doen. En verdeelende zijne kleederen, wierpen zij het lot. Luk. 23:34.

Indien er onder de soldaten, beambte», gerechtsdienaars en beulen, die in Gethsemané, op Gabbatha, in Herodes' paleis of op Golgotha, handgeweld aan den Christus hebben gepleegd, ook maar één geweest is, die later door Jezus' bloedstorting. verlost bleek te z^n, dan moet het voor zulk een »bekecrde tot Christus" een vreeslijk besef zijn geweest, dat hij zelf, met zijn eigen hand, geweld had durven plegen aan zijn Heiland.

Stel hij was de man, die den Heere Jezus met de geeseltouwen op den ontblooten, strak gespannen rug had geslagen. De man, die Jezus zijn kleed had afgetrokken. Of, ijslijker nog, de man, die Jezus de ijzeren pin door de hand had gedreven. Wat gevoel, wat besef, wat bange en benauwde zielsgewaarwording moet dat dan later voor zulk een man geweest zijn, als hij er zijn eigen booze hand nog eens op aanzag, en denken moest: met die hand heb ik dat booze stuk aan mijn lieven Heiland begaan.

En toch, ook daar mogen we ons wel eens indenken. Want het is wel licht en snel uitgesproken, uw roepen, van j, Christus en dien gekruist"; maai-ook dat Kruis was toch aEeen mogelijk tot den bitteren prijs, dat er men--schenkinderen zouden jzijn, die Hem aan dat Kruis sloegen en dat booze handgewéld aan den Christas met eigen Hand zouden begaan. Ook om die personen nu moet worden ge­

dacht. Immers, Jezus zelf heeft om ze gedacht.

Aan ze gedacht in liefde.

Aan ze gedacht in liefde. Te midden van al wat zijn ten doode toe geperste ziel benauwde, en terwijl het stormde in en om Hem, met een felheid en demonische kracht, zooals wij ons dat van verre niet kunnen voorstellen, heeft Jezus er die soldaten

en die beulen op aangezien. Op die eigen personen, wier booze hand Hem zoo ruw geweld en zoo harde pijn aandeed, heeft Hij zijn blik niet in bitterheid, maar in deernis laten rusten.

En toen Hij eindelijk aan het Kruis hing, en de lichamelijke pijn in haar volle kracht doorbrak, heeft Jezus in zijn Goddelijke grootheid nog een woord, neen raeer dan een woord, een geöed voor die ruwe mannen in zijn hart gevonden, en het voor aller oor uitgeroepen: » Fader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze ioenV

Ge moet u in den toestand van die personen wel indenken.

Immers het waren geen lieden, die opzettelijk, uit boozen lust, om eens hun woede aan Jezus te koelen, in Gethsemané of op Golgotha kwamen toeloopen. Van die soort waren enkelen onder zijn vroegere hoorders geweest, die steenen opnamen, om Hem te steenigen.

Het is zoo, uit wat een enkele deed, die Jezus uit eigen booze aandrift een vuistslag in het aangezicht gaf, mag afgeleid, dat er wreede, ruwe, ontfermingslooze menschen onder warent

Maar wat een enkele misdeed, moogt ge niet aan allen toerekenen. En neemt ge hen in 't generaal, dan waren het stellig niet anders dan zeer gewone personen, die naar een opengevallen postje gesolliciteerd, daarop een aanstelling bekomen hadden, en nu, evenals thans onze agenten, eenvoudig hun orders uitvoerden. v

Het behoorde zelfs tot de opvatting van hun taak, die hun was ingeprent, dat zij als handlangers en dienaars niet te oordeelen hadden. Die oordeelde was de rechtbank. En zij hadden niet anders te doen, dan te grijpen dien de rechtbank vangen wilde, en te geeselen of te dooden een iegelijk tegen wien zulk een vonnis geveld was.

Hadt gij of een ander in die dagen in Jerttzalem geleefd, en waart ge door toevallige omstandigheid, en zonder de minste booze bedoeling, agent of gerechtsdienaar geworden, zoo zou men ook u gecommandeerd hebben, om dat handgewéld aan Jezus uit te oefenen, en ... zonder aarzeling, zonder aan iets buitengewoons te denken, zoudt ook gij het hebben gedaan.

Het waren lieden in dienst, mannen die onder orders stonden, en die dus wel moesten; bovenal het waren, zooals Jezus uitriep, mannen die zonder eigen oordeel te werk gingen en gaan moesten, en daardoor niet wisten wat ze deden. h

Naar den gemeenen maatstaf zoudt ge nu zeggen: Dus hadden ze ook geen schuld. En verreweg de meesten denken dit dan ook. »Als iemand iets doet, waarvan hij niet weet, dat het slecht is, wat schuld zou hij dan hebben? Als ik bedoel, niets dan mijn plicht te doen, en het blijkt van achteren, dat in dien plicht kwaad stak, hoe zou dat mij veroordeelen? ''

En toch de bede, door Jezus van het Kruis uitgeroepen, snijdt deze eigengerechtige voorstelling eens vooral af.

Wij zouden dat wel zoo willen. Alleen maar hechten aan dien uitroep : »Ze weten niet wat ze doen", en dat » Vader, vergeef het hun'' dat vlak vo©rafgaat, overhel hoofd zien en vergeten.

Maar de Schrift staat het u niet toe.

Dat gebed is er ook. Bat gebed is zelfs hoofdzaak. Wat op het gebed volgt, is slechts bijgevoegd motief.

Jezus acht hen dus niet onschuldig. Jezus spreekt ze niet vrij, maar bidt ze vrij. Hij weet, dat ze een vreeslijke schuld op zich laden, en juist daarom is Hij hun Voorbiddcr. Zij denken er niet aan, om-voor zichzelven te bidden, en daarom bidt Jezus voor hen.

Dat verstaat nu de wereld niet, die enkel weet van persoonlijke schuld, van schuld voor wat ik persoonlijk, wel bewust en met opzet, deed, en daarom van zonde en schuld in een klein kindeke niet hooren wil; ; en dien volgens ook den heiligen Doop niet begrijpt; en het nog minder begrijpt, als er gesproken wordt van een »in zonde ontvangen en geboren zijn." Maar wie vader is, en bij den Doop van zijn kindeke beleden heeft, dat ook dat kindeke, omdat hel in zonde ontvangen en geboren was, allerlei ellende, ja der verdoemenis zelve onder worpen is, die verstaat dal wel.

Wat in Gethsemané en op Golgotha aan Jeïus misdaan is, dat hebben niet die enkele mannen, maar dat heeft de menschheid aan Jezus misdaan, en in zoover ook die mannen in deze gemeenschappelijke schuld der mensch-Tmd stonden, rustte, om wat ze deden, de vloek ook op hen.

Jezus zelf heeft onderscheid tusschen zonde en zonde gemaakt. Of sprak hij niet tot Pilatus, dat het Sanhedrin, «lat hem aan Pilatus had »vtrg«lev«rd, meerdtr umie had? Bn vslgt hier niet uit, dat op zijn beurt Pilatus zelf weer meerder zonde had, dan de gerechtsdienaren, die aan zijn vonnis executie gaven.

Ongetwijfeld zijn er dus graden van schuld? en graden, af te meten, naar het kleiner of grooter deel van verantwoordelijkheid, dat in elk gegeven geval op u gelegd is. Als er tegen een kind gezondigd wordt, heeft een oudere zuster meer schuld dan een dienstbode, en de moeder op haar beurt meer zonde dan die oudere zuster.

De Heere onze God is een rechtvaardig Rechter; en juist daarom stelt hij niet alle zondaren gelgk, maar weegt in de weegschaal van zijn heilig recht aan een iegelijk juist die mate van schuld toe, die te zijnen persoonlijken laste komt. We zullen allen voor den Rechterstoel van Christus verschijnen, om weg te dragen wat we in het lichaam gedaan hebben. Bovenal in het oordeel zal een iegelijk »zijn eigen pak dragen". Want al geldt voor allen één wet, toch is de mate van aansprakelijkheid en van verantwoordelijkheid, en daarom van toerekenbaarheid, voor een iegelijk uiteenloopend en verschillend.

En zeker ligt hierin deze rijke en heerlijke vertroosting, dat als de menschen ons veroordeelen, omdat ze de motieven van ons hart niet hebben gekend, onze benauwde ziel naar God kan vluchten, die alles weet, en den onschuldige niet schuldig houdt.

Maar vergeet niet, er ligt naast die vertroosting ook het ernstig vermaan in, dat het a niet baat, of al da menschen u vrij laten uitgaan, ja, dat ge er ook niet meê af-zijt, of uw eigen conscientie u vrgspïeekt, want dat •God alle schuld altoos, schuld noemt, en u toeweegt; en dus, tenzg er vergiffenis intrede, ook die schuld en die zonde, waarvan ge zelf niet hebt geweten,

Hebt ge geweten, wat uw eerste vader deed, toen hij in het'Paradijs voor Satan koos en van zijn God afviel?

Natuurlijk niet, en toch was Adams daad uw daad, want hij was de mensch, hoofd en type van alle mensch die komen zou, en gij zijt uit dien éénen dicpschuldigen Adam geboren.

Hebt ge ervan geweten, toen uw moeder u onder het hart droeg, dat ge toen reeds met allerlei kiem van zonde in uw wezen ontwikkeld waart, en heeft uw moeder, toen ze u droeg voor u gebeden: Vader vergeef het mijn kindeke, het weet nog niet, in wat schuld het voor u ligt?

Toen ge naar de Doopvont gedragen werdt, wist gij er toen van af, onder wat schuld en verdoemenis ge voor uzelven laagt, en hoe alleen die Jezus, die nu bij den Vader leeft, en ook u met zijn Doopgenade opwachtte, u redden kon, door ook voor u te bidden: Vader vergeef het hem, want hij weet nog zelf van zijn schuld en zonde niet af?

En toen ge later waart opgegroeid, en als knaap en als jongeling de wereld zijt ingegaan, hadt ge toen weet van allerlei, dat ge toen onbezonnen deedt, en waar ge eerst van achteren het schuldige voor uw God van inzaagt?

En nu, nu ge groot zgt geworden, en volwassen man, zoudt ge dan nu allicht meenen, dat ge thans tenminste wel weet wat ge doet, en dat er dus nu althans bij u geen sprake meer zijn kan van een schuld, die buiten uw schuldbesef omging. s g

Maar speurt dan de één niet reeds zonde, waar de ander nog lacht? Hebt ge u nooit erbaasd, als ge, in een heel anderen kring inkomend, een vader, een moeder vondt, die geen zweem van schuld gevoelde over de slordigheid van hun opvoeding, vooral op geestelijk gebied?

En boven alles, kent ge dan de bede van den Psalmist niet: Heere, reinig mij van de verborgen afdwalingen.

Kent ge niet den apostolischen uitroep: Indien ons hart ons al niet veroordeelt, God is meerder dan ons hart, en Hij weet alle dingen.

Zult ge dan nu onbarmhartiger voor uzelven zijn, dan Jezus voor zijn beulen was|?

Jezus wist, dat die mannen schuld hadden, al wisten zij het niet, en daarom heeft Jezus voor hen gebeden. En gij, die dus erkent en belijdt, dat ook gij een schuld, velerlei schuld hebt, waar ge uzelven niet van bewust zijt, gij zult voor die onbewuste schuld niet bidden?

Neen, zoo kan het bij Gods kind niet zijn.

Wel bij het kind der wereld. Als zulk een des avonds nog neerknielt, en hij herinnert zich niet een of ander merkelijke zonde, dan dankt ij als de Pharizeëer, dat hij zoo braaf geweest is, maar denkt er niet aan, om de vergiffenis van zijn God in te roepen.

Maar Gods kind kan niet buiten die bede; want al geeft zijn eigen herinnering hem ook geen heugenis van booze zonde in, toch gevoelt hij zich in zijn geheele wezen en zijn voor God bevlekt en bezoedeld. Hij beseft hoe God allerlei vlekken zag, waar hij zelf niets bespeurde. Hij weel en erkent, dat zijn schuld niet op zichzelf staat, maar dat hij ook deelt in de schuld van zijn gezin, van zijn familie, van zijn volk, van de menschheid

En 'daarom bidt hij Jezus na. En wat Jezus voor die beulen bad, dat bidt hij voor zichzelven, en voor zijn huis en voor zijn kinderen, o, Onze vader vergeef ons toch. We weten zoo weinig van wat we dezen dag, en deze weke, en heel dit jaar laag tegen u, onzen s h God, misdeden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1893

De Heraut | 4 Pagina's

„Ze weten niet wat ze doen”

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1893

De Heraut | 4 Pagina's