Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ge berekt uw doet met.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ge berekt uw doet met.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 10 Maart 1893.

Met een ijver» dien v; e waardeerend stellen nog altoos de dusgenaamde orthodoxen allerlei hopelooze pogingen in het werk, om het massale lichaam der Ned. Herv. kerk tot de „orthodoxie" te bekeeren.

Dat blijkt uit den strijd voor de kiescolleges ; dat blijkt uit de benoemingen van ouderlingen en diakenen; dat blijkt uit hun beroepingen; dat blijkt uit het Seminarium Dijkiamim; dat blijkt uit de > Evangelisatie" der Confessioneele Vereeniging.

Nog altoos wentelt men in het zweet zijns aanschijns den Sisyphussteen tegen den berg van zijn noodlot op.

Én toch is het, helaas volkomfin duidelijk, dat alle succes hierbij slechts schijn is, en men het beoogde doel geen stap n& der komt.

Neem nu b. v. de Synodale kerk van Amsterdam, tot wat prijs handhaaft zich daar de dusgenaamde „orthodoxe concentratie" om een beeld aan de Fransche Kamer te ontleenen!

Immerstot geen minderen prijs, dan dat de kring van het meelevend kerkelijk publiek steeds slinkt. Iets wat ze zelve zoo terdege voelt, dat ze, gelijk we onlangs herinnerden, een nieuwe kerk buiten de Muiderpoort openende, die kerk zoo klein maakte, dat het met het oog op haar 160, 000 leden eenvoudig een bespotting is. Anderhalve ton gaf ze uit, om, toch vooral een groot gebouw en een hoogen toren te krijgen, maar de zitplaatsen zijn als voor de kerk van een niet te groot dorp.

.Laat nu straks, wat zoo lang niet meer uitblijft, ook Ds. Berlage zijn ontslag nemen, en Dr. Laurillard uit den dienst gaan, zoodat er enkel „orthodoxen" overblijven, och, dan krimpt de eigenlijke kerklievende groep in deze massa nogmaals in, en is het eind, dat men feitelijk niets dan een kerk van 25, 000 zielen in de massale grootheid van 160, 000 overhoudt.

En wil men dit nu weer stuiten, dan natuurlijk moet men van den anderen kant weer water in zijn wijn doen, en zijn orthodoxie al meer laten verflauwen.

Reeds nu is die orthodoxie een allerzonderlingst allegaartje : Neo-Kolhbrüggianen, het type Deetman-Gezelschap, Hoedemakers kuddeke, het groepje oude Confessioneelen genre Dr. Vos, dan de Irenischen, achter hen aankomend de oude Ethischen, dan de jonge Ethischen, de Methodisten, de Arminianen, de Mystieken, en allengs ook de Ritschlianen, die dan het hek sluiten.

Ge begrijpt xvat kracht *r in zoo gemengden hoop schuilt.

Maar juist aan zulk een mengelmoes is het dan cok eigen, dat het óf meer naar rechts óf meer naar lisiks kan zwenken. Alle bruggetjes liggen gereed. De ladder heelt vele sporten. Geen enkele overgang behoeft nu gemaakt te worden. Ge wandelt van de Neo-Kohlbrtiggianen naar den bijna geheel modernen Prof. De la Saussaye over een bestrating vaa asphalt en over gladde, platte bruggen.

Doch juist dit maakt dan ook, dat zulk een kerk, om het koord van haar hengel zoo ver mogelijk uit te slaan, er dan ook toe neigt, en er toe neigen moet, om haar orthodoxie zoo smakelijk en aannemelijk mogelijk te maken.

Er moet zoo gepredikt en gecatechiseerd, dat ook de lichtere groep het er kan uithouden.

Zoo slinkt óf de groep óf de orthodoxie.

Het is een oeverzand dat rusteloos in beweging is en aldoor voortkruit.

Er ontbreekt alle vastheid, alle fundament waarop te bouwen viel. En dat niet bij ge val, maar noodzakelijkerwijze, eenvoudig wijl het éénig fundament waarop een kerk te bouwen valt, de belijdenis, in deze schijnkerk geheel ontbreekt.

Recht der Zending.

II. {Slot.)

De vraag is nu, op wat wijze kunnen Gereformeerde kerken Dienaren des Woords, als zendelingen, op haar naam onder Joden, Mahomedanen en Heidenen doen optreden? We nemen ze alle drie, niet alsof wij in onze Koloniën nog zoo druk met het eigenlijke Heidendom in aanraking kwamen, maar omdat de nu gestelde vraag' voor alle drie categorieën dezelfde blijft.

En dan luidt het antwoord, dat alleen in een kerk een ambt bestaat, dat alleen een kerk in het ambt beroepen kan, en dat alleen een kerk iemand in een ambt kan bevestigen.

Altoos en onvoorwaardelijk is men dus aan een kerk gebonden; maar natuurlijk openen zich hierdoor twee wegen; want hetgeen ééne kerk kan doen, kan ook geschieden door meerdere kerken s4am. Bezien we daarom elk van deze beide wegen afzonderlijk.

De kerk van Amsterdam (hetzij dan A of B) heeft uit den aard der zaak het recht, om in de hoofdstad een missie onder de Joden te openen; en metterdaad wijdde deze kerk in vroegere eeuwen herhaaldelijk aan deze missie haar aandacht.

Ging ze hiertoe ook thans over, en oordeelde ze, dat het voor deze missie gewenscht was een Christen uit de Joden te nemen, dan kon ze b. v. Ds. Lion Cachet als Dienaar des Woords naar Amsterdam beroepen, en hem bij het beroep melden, dat zijn dienst hoofdzakelijk in de missie oader de Joden zou bestaan.

Bewilligde alsdan de geroepene hierin, en liep verder niets spaak, dan zou Ds. Lion Cachet onder de 60 a 70, 000 Joden te Amsterdam een arbeidsveld, eer te groot dan te klein voor zijn krachten vinden, en zijn positie ware dan vanzelf geregeld.

Of ook, kon men Ds. Lion Cachet hiertoe niet bewegen, dan liet het zich denken, dat de kerk van Amsterdam een jongen Christen van uit de Joden „liet studeeren", zooals teen platweg zegt, en hem, na zijn preparatoir-examen, terstond als Dienaar des Woords in haar eigen dienst beriep.

Na zulk een beroep zou hij dan peremptoir door de classis van Amsterdam geëxamineerd worden, en ging dat goed, dan kon hij ia zijn dienst openbaarlijk bevestigd wordeiï, en voorts zijn arbeid onder de Joden aanvangen.

Precies evenzoo kon de kerk van Amsterdam doen met opzicht tot de tienduizenden Heidenen die in Amsterdam en omtrek wonen. Men behoeft toch waarlijk niet naar Borneo, te gaan om onder de Heidenen te arbeiden. Er wonen tal van Heidenen vlak naast onze deur.

Doch stel nu, ea hiermee begint de moeilijkheid, dat de kerk van Amsterdam een Dienaar des Woords onder de Mahomedanen op Java wil uitzenden, wat zal ze dan doen?

Zal ze ook dan, zulk een Dienaar als predikant te Amsterdam beroepen, en na hem aldaar in zijn dienst te hebben gesteld, uitaendet.?

Dit kan natuurlijk, en er zou in beginsel niets tegen te zeggen wezen. Waarom toch zou een kerk niet ecu harer Dienaren mogen uitzenden om aan de Mahomedanen op Java het Evangelie te verkondigen ?

Alleen maar, er zou daardoor iets gema. niëreerds in ligfifen, overmits zulk een man predikant in Amsterdam zou heeten, zonder allicht ooit meer néiar Amsterdam terug te keeren. Dit zou iets fictiefs geven, ea men doet in de kerk van Christus beter als men dit mijdt.

Maar hos dan?

Zou dan de kerk van Amsterdam iemand zoo maar kunnen ordenen?

Natuurlijk niet, want er bestaat op Gereformeerd gebied geen ordening. Zulk een ordening hebben wel de Roomschep, ea ook is ze bij de Episcopalen blijven hangen; zelfs ten deele bij de Lutherschen; maar onze vaderen hebben, op grond van Gods Woord, zulk een eigenlijk gezegde ordening altoos en standvastig bestreden.

Men spele toch niet met woorden.

Er is zeer zeker handoplegging en alzoo bevestiging, maar dit is nooit anders dan instelling in den dienst van een bepaalde

kerk. Ordening daarentegen onderstelt, dat er zekere orde van geestetijken bestaat, en dat nu een candidaat door handoplegging in deze orde van geestelijken wordt ingelijfd. Zoo ordent Rome iemand eerst tot priester, en daarna stelt de bisschop hem aan als pastoor in deze of gene plaats. Men kan dan, ook priester zijn, zonder een plaats te hebben. Eenmaal priester blijft men priester. Het kenteeken is zelfs onvernietigbaar.

Zoo komt er dan een clerus, uit dien clerus een hiërarchie, en het is langs dien weg, dat heel de waarheid ten slotte verduisterd wordt. Immers bij een priester hoort een offerande, en zoo komt ge van het Avondmaal tot de Mis. De consequentie van het beginsel is onverbiddelijk.

Wij kennen daarom geen ordening, maar alleen bevestiging in plaatselijken dienst. Iets wat nu niet zeggen wil, dat het woord „ordening" niet wel gebezigd wordt, maar nooit als toovermiddel, om iemand, buiten een locaal ambt, een zekere macht in te storten om Woord en Sacrament te bedienen, Zulk een generaal brevet reikt de Gereformeerde kerk aan niemand uit.

Het puntje waar alles op aankomt is dus maar, dat er geen los ambt worde gecreëerd, maar dat elk ambtsdrager plaatselijk zij aangesteld.

Anders krijgt men de dusgenaamde clerici vagi, d. w. z, geestelijken zonder eigen standplaats, en de kerkhistorie weet er van te verhalen, wat de kerk van deze woekerplanten heelt te lijden gehad.

Hiermee hangt het dan ook saam, dat de Gereformeerde kerken geen generale emerituspredikanten kennen, gelijk Dr. Rutgers in de Bazuin opnieuw zoo voldingend heeft aangetoond.

Dit kunnen ze niet krachtens haar beginsel.

Men was nooit Dienaar dan in of van een bepaalde kerk; en kon men nu geen dienst meer doen, dan bleef men nochtans aan zijn kerk verbonden, ontving tractement, zat in den kerkeraad, en kon door zijn kerk evengoed als elk ander Dienaar vooraderlei tijdelijken dienst gebruikt worden.

Juist in verband hiermee wezen we dan ook in de eerste plaats op het meest voor de hand liggend middel: Beroep als kerk een Dienaar in uw eigen kerk, en zend hem daarna van uwentwege uit.

Loopt dit nu echter te zeer op een fictie uit, en wenscht men daarom een anderen weg in te slaan, dan staat er slechts één uitweg open, en die is, dat een kerk als die van Amsterdam iemand beroepe, en in den dienst zette niet voor haar eigen kerk, maar voor een plaats of streek, waar nog geen kerkeraad is, die het zelf kan doen.

Ontbrak in een plaats of streek de ambtsdrager, dan gold steeds als regel, dat de kerkeraad van een oa^ebuurde kerk, voor zulk een plaats of streek optrad, en er heen zond om er een kerk te verzamelen.

Of nu Java ver ai ligt, raakt natuurlijk het beginsel niet. Feit is het, dat er in heele streken van Java geen kerkeraden bestaan; dat dus ook de kerkeraden hier zich den nood van Java kunnen, en om onze koloniale betrekkingen, zelfs moeten aantrekken; en zoo laat het zich dus zeer wel denken, dat de kerkeraad van Amsterdam een Dienaar des Woords beriep, bevestigde en uitzond niet voor Amsterdam, maar óf voor Poerworedjo óf voor heel een reddentie. Mits ia elk geval zoo, dat deze Dienaar des Woords niet in de lucht hing, niet los stond, maar optrad als Dienaar des Woords te Poerworedjo of in de residentie Bagelen, en dat hij gesalarieerd werd door de kerk, en onder het opzicht bleef van den kerkeraad, van Amsterdam.

Op die wijze ware alles gevonden wat men voor de Zending noodig had, geen enkel beginsel werd geschonden, men bewoog zich op zuivere lijnen, en men werd voor het begaan van allerlei fouten bewaard.

Doch natuurlijk hieruit vloeit nu in de tweede plaats voort, dat hetgeen ééne kerk doen kan, ook geschieden kan door meerdere kerken tegelijk, hetzij dat ze in chssis, hetzij dat ze in synode provinciaal of generaal saam zijn.

Zoo heeft dan vroeger ook niet zelden de classis uitgevonden, en ook dat is normaal, mits de ui^ezondene maar uitga als Dienaar van een vaste plaats of vaste streek, en niet als clerictts vagtts, d.i. als een zwervend Dienaar.

Hij wordt dan beroepen door de gezamenlijke kerken van een classis voor een bepaalde plaats of streek van IndiS; hij wordt door de classis geëxamineerd, gesalarieerd, in zijn dienst bevestigd, en blijft onder haar opzicht.

Een classis is hiervoor dan ook eigenlijk aangewezen, en niet een synode, om de eenvoudige reden dat de synode te zeldzaam gehouden wordt, en dus niet in staat is, om aan de zaak behoorlijke leiding te geven en haar opzicht te oefenen.

Dat kan wel een classis die elke twee tnaandtn vergadert, dfsnoodig esn provin; ;

ciale synode, zoo die meermalen saamkomt, «laar een generale synode, die slechts om de drie jaren zit, is hiertoe geheel ongeschikt.

Ook nog om een andere reden.

Zenden alle kerken saam in synode vergaderd, dan moet de te zenden man ook fji de volle synode peremptoir geëxamineerd, en zulks om de gewichtige reden, dat geen kerk ooit in het ambt kan zetten, \ tenzij ze zelve examineert.

Nu kan men wel zich in de dïtssis door andere kerken laten bijstaan, maar men kan er zich nooit zelve aan ontrekken.

Zenden dus alle kerken saam, dan moe-\ ten ook alle kerken zelve examineeren, en dit gaat toch niet. Zulk een examen in i de volle synode ware niet te houden.

En het denkbeeld alsof de synode wel examineeren kon door deputaten, mag nooit toege'aten.

Dan toch zou al spoedig ook de classis door deputaten gaan examineeren, en dan had men het clericalisme met vlag en wimpel ingehaald, en ware het voorgoed niet het recht en de vrijheden der kerken gedaan.

Alles wel overwegen komen we daarom \ tot deze stellingen :

1. Alleen een kerk kan in het ambt zetten, dus ook meerdere kerken saam.

2. Men kan in geen ambt worden gezet en bevestigd, tenzij voor den dienst in een bepaalde plaats of streek.

3. Zoo één kerk geen macht heeft, en meerder kerken saam optreden, is de classis hiertoe aangewezen, en is de synode hiertoe iongescbikt.

4. Het examen moet altoos in de voile classis, en dus respective in de volle synode afgenomen, en evenzoo moet de bevestiging in de volle classis of synode plaats grijpen.

5. Deputaten zijn hiertoe als zoodanig onbevoegd.

Em goede zijde.

Met kwalijk verholen blijdschap maakt de Liberalistische en Synodale pers er tamelijk grooten ophef van, dat Ds. Van Lingen en Ds. Wisse er dan toch maar in slagen, om hier en ginds in den lande een zeker aantal personen tot afscheiding van de Gerefor meerde kerken te bewegen, en te vereenigen in eigen kerkjes.

Zoo onheusch en inhumaan als in 1834 de Afgescheidenenen in 1886 de Doleerenden van dien kant bejegend werden, zoo voorkomend, overlief en vriendelijk is men voor deze afscheiding.

Gratis biedt men hun localiteit aan. Men schiet hun geld voor. Men vaardigt af naar hun plechtigheden,

Nu we gunnen aan deze broederen, die er zoo op staan dat men de Synodale kerk toch vooral als valsche kerk zal brandmerken, dit eerbetoon en deze tegemoetkoming van deze h. i. hyper-valsche kerk van harte; al mag niet verheeld, dat ze door deze hulp en dit eerbetoon aan te nemen, zich zelven met hun oordeel van „valsche kerk" in een zonderling licht plaatsen.

In één ding vergissen de Liberalisten en de Synodalen zich echter zeer, indien ze namelijk zich inbeelden, dat deze nieuwe formatie óns een doorn in het vleesch is.

Natuurlijk doet het ons van harte leed om deze broederen. Een man als Ds. Van Lingen op zulke paden te zien afdolen, doet zeer aan het hart.

Zijn broederen houdt men liever bij zich.

Maar als de Synodalen zich inbeelden, dat ons door deze secessie een bitter kruis wordt opgelegd, en zoo leedvermaak hen genieten doet in het onderstelde kwaad, waaronder we gebukt zouden gaan, vergissen ze zich volkomen.

Integendeel onze eerbied voor de vrijheid op kerkelijk gebied staat zoo hoog, dat wij broederen, die niet anders dan met wrok en wrevel in het hart, bij ons blijven zouden zelfs, liever zien gaan.

Een kerk leent zich niet voor bittere verhoudingen. En zou dus blijven bij ons zulken broederen hun vrede, hun gemoedsrust rooven, en allerlei zonde in hun ziel prikkelen, dan is het ook o.i. het best, dat ze tijdelijk op zichzelven gaan staan, en zoo een kring zoeken, waarin ze hun God in stilheid dienen kunnen.

We hebben daarom wel een open oog voor het zondige dat in hun daad van ongerechtvaardigde scheuring ligt, maar we gaan uit van de onderstelling, dat deze broederen dit niet tasten, hier geen oog voor hebben, en dus niet met opzet handelen.

En zód de zaak genomen, is het veel beter, dat de bitterheid gedood worde, en dat zij een tijdlang op eigen wieken drijven. Als ZIJ hun pad voleind hebben, keeien ze toch vroeg of laat tot de Gereformeerde kerken weder, en ze zullen met open armen ontvangen worden.

Bij het lezen van de berichten over deze secessie is er voor ons dan ook slechts oorzaak tot blijdschap, dat ze zoo onbeduidend en gering in de afmetingen is.

Wacht maar op de volkstelling over "heel het land, en ge eult het zien. In het cijfer 19 deze secessie ontbloot van alle gewicht en beteekenis.

Rekent men nu hierbij, dat er altoos in enkele gemeenten zeker aantal malcontenten waren, die met dit of dat niet tevreden waren, die moeilijkheden met hun kerkeraad hadden gehad, of met hun predikant niet konden opschieten, dan ligt het voor de hand, dat er in elke vrije kerk altoos akere stof voor «ulk een secessie aanwezig is.

Wie voor de vrije kerk is moet dat aandurven. Wie er tegen reageert verloochent de vrije kerk in beginsel.

Ons vervult dan ook tegenov«r deze broederen niet de minste geprikkeldheid, en geheel oprecht h onsw bede, dat ook zij spoedig in het stadium mogen komen, waarin de laatste bitterheid ook uit hun hart zal geweken zijn.

Recensie.

Bij onzen uitgever is de verschijning aangekondigd van Ds. Lion Cachet's reisbeschrijving. Ze voert ten titel: Ben jaar op reis in dienst der Zending, en wordt uitgegeven in 10 afleveringen elk d/o.4S. Druk en papier zijn kostelijk. De plaatjes al wat men wenscfeen kan. En de proeve, het staal van den inhoud, dat het prospectus u biedt, leest prettig.

Hoe Ds. Lion Cachet schrijven kan, weet men uit zijn besc^ijving' van Transvaal, een boek dat kennelijk zijn weg heeft gevonden.

Er is dan ook geen twijfel of ook dit boek zal boeien, het zal interessant zijn, en in menig opzicht de kennis van het groote publiek kunnen verrijken. En daar nu on»e literatuur op missionair terrein tamelijk arm is, en zelden hoog staat, kan zulk een werk van zijn hand er ongetwijfeld toe bijdragen, om ook de belangstelling in de Zending te verlevendigen,

De taak die onze Gereformeerde kerken in lodië ondernomen hebben is een heilige eeretaak, ea veel zal er dus voor den inwendigen bloei onzer kerken van af hangen, hoe we ons van deze eeretaak kwijten.

Juist daarom hopen we, dat ook onze pers zich veel met de missie zal bezig houden, en dat geen critiek gespaard zal v/orden, om te zorgen, dat onze missie nu eens niet in het verkeerde spoor loope.

Deputaten voor de Zending zouden ongeschikt voor hun mandaat blijken, indien ze daarover gevoelig en niet dankbaar waren.

Aller lust en liefde toch moet zijn, om nu niet op eigendunkelijke paden en rast overhaasting voort ie jagen, maar om bezonnen en met vast beleid te handelen.

We staan in menig opzicht voor een geheel nieuwe taak, waarbij het niet zoo licht valt, aanstonds den goeden weg af tt palen.

Toch zal ons dit wel gelukken, zoo maar de liefde, de lust voor het Zendingswerk wordt aangewakkerd.

En daarvoor levert ook dit werk van Ds. Lion Cachet stellig een belangrijke bijdrage.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 maart 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Ge berekt uw doet met.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 maart 1893

De Heraut | 4 Pagina's