Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Mij driemaal verloochenen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Mij driemaal verloochenen.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus zeide tot hem : Voorwaar ik zeg u, dat gij in dezen zelven nacht, eer de haan ge-Icraaid zal hebben, mij driemaal zult verloochenen. Matth. 26:34.

In Petrus' verloochening van zijn Heiland, staat niet de ontrouw, maar het lijAen dat menschelijke trouwloosheid aan het menschelijk hart veroorzaakt, op den voorgrond; en wel zeer bepaaldelijk het lijden hierdoor aan uw Jezus aangedaan.

Petrus' verloochening is een stuk uit de lijdensgeschiedenis van den Middelaar. Een schakel in de reeks van bange gebeiutenissen, die van Gethsemane tot Golgotha elkander met zooveel snelheid zijn opgevolgd.

MiskcoA, niet ^«kend, niet «-kend te worden, is een der pijnlijkste ervaringen, die we doorstaan. Niet in den zondigen zin, dat ge u al allerlei inbeeldt, ik weet niet wat hooge gedachte van uzelven koestert, en op alsoortig eerbetoon aanspraak maakt, en nu boos en bitter wordt, omdat men weigert den gewenschten wierook voor u te branden. Dan toch is er geen miskenning, maar gebrek aan zelfkennis te uwen laste, en is het een zegen te achten, zoo men u niet vleit, maar nuchter de waarheid zegt, en alzoo de ongezonde zelfverheffing' en dwaze inbeelding in u neerslaat.

Maar miskend te worden in uw wezenlijken ernst, in uw heiligste bedoelingen, in uw bangsten levensstrijd, in de worsteling der ziele waarmee ge opstaat en waarmee ge u eiken nacht weer nederlegt, dat ja, , is lijden, bitter lijden voor het hart, dat God met den dorst naar. menschelijke sympathie geschapen heeft.

Want al is die sympathie van lager orde, waar ze alleen in het betoon van goedwilligheid bestaat, ze kan toch ook geestelijk en van hemelsche waardij zijn, als ze bedoelt in den machtigen strijd der geesten hart aan hart te verbinden, en zoo de macht in de worsteling voor ons levensdoel te verdubbelen.

Veilig moogt ge dan ook zeggen, dat voor al Gods profeten en apostelen en bloedgetuigen juist het gemis aan die sympathie, dat alleen treden van den wijnpersbak, die doodelijke eenzaamheid en drukkende verlatenheid, het bangste kruis is geweest, dat ze hebben gedragen.

En als ge u nu in het leven, in het zelfbesef, in het innerlijk bewustzijn' van uw Heiland indenkt, die rijpte eer iemand iets van zijn levensstrijd vermoedde, en toen hij optrad, drie lange jaren geworsteld heeft zonder dat iemand hem begreep, hem verstond, en geestelijk met hem ineensmolt, verstaat ge dan niet dat er voor uw Jezus een kruis vóór zijn Kruis is geweest?

Zooals onze Catechismus zegt, »een lijden alle de dagen zijns levens op aarde."

Maar natuurlijk dat gemis aan sympathie treedt in nog veel scherper vorm op, als ge stuit op geestelijke antipathie, juist bij wie u volgen en schijnen de uwen te zijn.

En toch dat was het in Jezus' kring.

Ze waanden het met Jezus ééns te zijn, en ze waren het niet. Heel hun omgang met Jezus, al die jaren lang, was één doorloopend misverstand. Hoe duidelijk Jezus zich ook uitsprak, ze bleven hem geeselijk vreemd. Ze waren mannen eens anderen geestes. En tel kens kwamen ze Jezus weer pijnigen met hun banale vragen, wanneer hij toch het koninkrijk in Davids stad zou oprichten, en wie dan eerste minister zou zijn.

Jezus om het van zielewee te besterven.

En als Jezus dan alles wil afsnijden door te zeggen: s> Mijn weg is naar het kruis, " dan komt de antipathie tegen zijn geestelijk bedoelen juist het sterkst uit in den man, die de warmste sympathie voor Jezus' persoon had, en moet Jezus die antipathie wraken en breken door zijn uitroep: Satan, ga achter mij!

Toch helpt het niet.

Zelfs na het Avondmaal staat Petrus nog antipathetisch tegen Jezus' geest over, en hij schaft zich een sabel aan, en wondt een der dienaren in Gethsemane.

Ge kunt u zoo begrijpen, dat Jezus telkens alleen naar den berg ging om te bidden; om zijn ziel voor zijn Vader uit te storten, en zich te sterken in zijn heraelschen Zender.

Want vergeet niet, geestelijke sympathie, stijgende tot een warm bezield geloof, zocht Jezus onder menschen niet tot streeling van zijn eigen gevoel, of uit besef van te kleine kracht. Neen, die geestelijke sympathie was hem onmisbaar, zou de wereld gered worden. Als ge een drenkeling naspringt in den stroom, is niets vreeslijker dan dat hij niet wil gered worden, en u ontzwemt, en wegdmikt, en toil verdrinken.

En dat, dat heeft in de bangste mate uw Jezus ondervonden.

Wel poogde Satan, wel poogde de schare hem mee af te trekken naar de diepte, opdat hij met hen onder zou gaan, maar de wereld wilde niet gered worden. Geen hart ontsloot zich, geen ziel die zich aan hem overgaf. Genezen, gespijsd, o, ja, dat wilden ze in elk vlek en doip wel worden. Maar ze willen niet met Jezus alles op één worp zetten. Ze willen niet overgaan uit den dood in het leven.

Die bittere ervaring heeft Jezus alle de dagen zijns levens gekweld.

Die sympathie des geestes moest komen, en ze kwam niet. En ten slotte als allen wegsluipen, moet hij zijn eigen jongeren vragen: Wilt gij ook niet weggaan? En dan antwoordt Petrus wel heerlijk, zoodat het Jezus goed aan zijn hart doet. Maar toch begreep hij ook zoo zijn Heiland nog niet. Op verre na niet.

Hij dacht het wel, maar het was niet zoo.

Het was een lichtvonk, voor een oogenblik uit God in zijn ziel ontstoken, maar die straks weer verdooft.

Van zijn discipelen heeft Jezus het meeste verdriet gehad.

En onder dat alles het bangste verdriet juist van den discipel, die zoo naar waarheid betuigen kon: „Heere, gij weet alle dingen, gij weet dat ik u liefheb."

Want wel was de antipathie bij de schare veel sterker, en de miskenning onder het volk snijdender, maar dat trok Jezus zich zoo niet aan. Dat kon-hem zooveel pijn niet doen. Dat vervulde hem wel met schreienden weemoed, zoodat hij weende over Jeruzalem. Maar dan kon hij althans nog wectten. Een leed waarbij ge nóg wcenen kunt, is reeds half verzoend.

De stomme smart is de bangste voor het hart. En die bangste smart, die leed Jezus dan juist het meest, als hij met zijn discipelen alleen was.

Met zijn lieve jongeren, die alles voor hem verlaten hadden, die zoo kostelijke bedoelingen hadden, die voor hem door een vuur zouden vliegen.

Maar wat baatte hem al die liefde, hij zocht geloof, hij zocht geestesgcmeenschap, hoogere eenheid, een saamgaan in den diepen, bangen strijd met Satan. En. . . . hoe dikwijls hielpen ze Satan niet tegen hem!

Als de schare Jezus schrijnde aan zijn hart, dan hield hij nog altoos zijn discipelen over, wier sympathie hem verkwikken kon Maar als nu zelfs in dien kring der zijnen het snijdende misverstand altoos voortduurde. Zij altoos een ander doel voor oogen, en nooit in zijn levensdoel, in Gods bestel kunnen inkomen, o, Dan wordt het menschelijk hart van Jezus toegenepen, en dan voelt hij zich juist in het midden der zijnen zoo ontzettend alleen.

Gethsemane is niet iets nieuws, maar in Gethsemane trekken zich al de stralen saam van wat Jezus al die jaren reeds geleden had.

En nu breekt zijn hart schier, en smeekt hij althans zijn drie beste jongeren, om hem niet alleen te laten.

Want natuurlijk, was het lijden voor Jezus onder de schare erg, erger nog onder de twaalven, het allerergst was het onder zijn drie verkorenen uit die twaai-i!

En dat zelfs die drie sr toen, in Gethsemane, nog niets van begrepen, dat is voor Jezus de bitterste druppel geweest, waarin de bittere druppel van Petrus' verloochening reeds vooruit gesmaakt werd.

En toch is de wonde die Petrus door zijn opzettelijke verloochening aan Jezus' hart toebracht, een nieuwe bitterheid op zich zelf geweest.

Miskend, niet begrepen te worden, tegen wie u het meest liefheeft het hardst te moeten strijden, is reeds ontzettend, maar banger wordt dit nog, als het in verloochening overslaat, d. w. z. als men u dat aandoet niet onbewust, niet als ge alleen zijt, maar voor het oog en oor der menschen. Sterker nog als men u dat aandoet tegenover uw vijanden.

Dan vlijmt het wapen zoo diep, en schrijnt de wonde die men u toebrengt zoo bitterlijk Want dan merken de menschen het, en het komt uit. Dan merkt uw vijand het, en bespot er u om.

Zie, zoo bejegenen hem zijn eigen vrienden!

Dan eerst wordt het verloochening Prijsgeving, voor zooveel aan hen staat, van uw heilig bedoelen aan den schimp van uw vijand. Een zich vrijwaren, dat men toch vooral met uw geestelijk bedoelen niets uitstaande heeft. Een afsnijden van alle gemeenschap dés geestes met uw geest. En dus feitelijk een zich stellen naast uw vijand tegenover u.

Verloochend worden, als ge voor het hoogste strijdt en worstelt, ea dan verloochend worden door den man, op wien onder menschen uw beste hope gevestigd was, o, zeg zelf, is voor het menschelijk hart van den worstelaar grievender pijn denkbaar?

En nu kan dit onder gewone, maar het kan ook onder ongewone omstandigheden plaats grijpen, en juist door dat ongewone nóg banger, nóg onduldbaarder wórden.

Men kan u verloj!W; b, snen, dat ge er niet bij zijt, en er eerst later van hoort. Maar als men u verloochent in uw aangezicht, dat ge het moet aanhooren, en elk woord u vuur op uw ziel werpt, dan gaat die verloochening in een marteling over, waarbij het gevoel over u komt, alsof er geen trouw of waarheid meer onder menschen ware.

En toch toen Jezus door Petrus verloochend werd, was het nóg erger.

Jezus stond er niet alleen bij en hoorde het, maar Jezus stond geboeid, midden onder zijn vijanden, die gereed stonden zijn bloed te vergieten. Het ging met Jezus naar het einde.

Maar immers, zoo ooit, dan zoekt de ziel van den worstelaar in zulk een hachlijk oogenblik een blik van sympathie. En als dan een zijner getrouwen er bij staat, en hij merkt dat ook die zich afwendt, om zichzelven en niet om hem denkt, zich vreemd houdt, en hem openlijk verloochent, dan is bijna het toppunt bereikt, en zou het voor elk ander menschelijk hart te veel worden.

En toch Petrus maakte het nóg schrikkelijker.

Hij verloochende Jezus niet maar ééns, maar drie malen.

Ten slotte zelfs deed hij er een vervloeking aan toe. God mocht hem eeuwig verdoemen, zoo hij een discipel van Jezus was.

Haast om niet in te denken. Om niet uit te spreken. En toch zoo is het geschied.

Dat alles heeft uw Heiland van zijn discipel Petrus geleden.

En dat is het wat die verloochening van Petrus op het Evangelieblad bcteekent.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 maart 1893

De Heraut | 4 Pagina's

„Mij driemaal verloochenen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 maart 1893

De Heraut | 4 Pagina's