Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„In het breken des broods.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„In het breken des broods.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij vertelden hetgeen op den weg geschied was. en hoe hij hun bekend was geworden in het breken des broods. Lukas 24:3^

Ook in het Opstandingsverhaal is sprake van het brood dat we eten.

In het dorpke Emmaus viel voor, wat hiertoe aanleiding gaf.

Naar dat vlek was Jezus opgewandeld met 4wee jongeren, Cleopas en Lucas, zonder dat deze Jezus herkenden. En toen hij nu in dit vlek met hen aanzat, was hij, zoo verleiden ze het later zei ven, hun bekend geworden onder het breken des broods.

Veel heeft men gegist, hoe dit kon. Of Jezus het brood dan brak op een bijzondere wijze. Of hij er een eigenaardig teeken bij deed. Of hij het deed als Dij de instelling van het Avondmaal. Of ook dat ze het hieraan merkten, dat Jezus als aller gastheer zelf het brood brak, in stee van te wachten, dat een der anderen het deed.

Altegader gissingen, die tot geen zekerheid leiden kunnen.

Van een bijzonder teeken lezen we niets. Met geen woord wordt ons van vroeger gemeld, dat Jezus een eigen manier van brood breken had. Als er drie zijn die in een herberg aankomen, is er geen gastheer, en kan dus elk der drie beginnen.

Met terzijdestelling van deze gissingen, blijve men dus liever bij het eenvoudig verhaal, en neme aan, dat Jezus gewoon was ook die broodbreking en het gebed voor den eten op een wijze te doen, die trof door haar ernst en stille plechtigheid. Hij deed het evenals elk ander, en toch zoo als niemand het deed.

Daar hadden de jongeren een indruk van ontvangen. En nu, zie, die vreemdeling, die hen op den weg achterop kwam, deed het juist met dien zelfden ernst, op die zelfde, plechtige, stille manier. Ze dachten er bij aan Jezus. En toen hem in het oog ziende, toen ging hun opeens een licht op. Ja, waarlijk hij was het zelf. Die met hen was, deed ni.t maar als Jezus. Maar hij was het.

Nu speelt het brood dat we eten heel de Schrift door een gewichdge rol.

Als door de zonde de dood in de wereld is gekomen, en de mensch den dood in zijn leden draagt, komt God uit genade tot hem, en wijst hem op het hrood als het door God beschikte middel, waarmee de mensch tegen den verterenden honger, en alzoo tegen den dood zal kunnen v/orstelen. Niet dan in het zweet zijns aanschijns zal hij dat brood erlangen kunnen, maar ook met dat brood wint hij zijn leven.

Als in de woestijn het uitgeleide volk geen akker vindt, dien h-ït bouwen kan, en dus zelfs in het zweet zijns aanschijns geen brood gewinnen kan, en dies moet sterven, als God niet redt, is nogmaals het brood zinnebeeld der opstanding, en zendt hun God hun het manna, d. i. het broad uit den hemel.

In het heiligdom op Sinaï, gelijk eertijds reeds in de Tente der samenkomst, heeft een tafel gestaan met brood er op, de tafel der toonbrooden, als om tot in het heiligdom het symbool van 's volks levenskracht in te dragen.

Op het Pascha werd het Lam geslacht, maar ook aan den Paaschmaaltijd werd bij den beker, dien men dronk, ook het brood gebroken en onder de aanzittenden rondgedeeld.

Toen Jezus op aarde kwam, heeft hij met Satan den strijd gestreden, en hem afgeslagen met wat eens Mozes sprak, dat het brood alleen redde, zoo God het zegende, want dat bij brood alleen, bij brood zonder dien zegen, de mensch niet leven kan.

Echt menschelijk heeft Jezus in de beden die hij zijn jongeren op de lippen legde, na de beden voor Gods eer, vóór alle ander gebed, ons leeren bidden : »Geef ons heden ons dagdijksch brood^' om eerst daarna de geestelijke beden voor verzoening en verlossing van zonde te laten volgen.

Zelf noemt Jezus zich het ware hemdsche broed, dat uit den hemel is nedergedaald, om aan een wereld, die in den dood verzonken ligt, het leven te geven.

Als de schare hongert neemt Jezus debrooden, die een jongsken aandroeg, breekt ze, vermenigvuldigt ze onder het breken, en spijst heel de schare roet het wonderbrood.

In den laatsten nacht, eer het naar Gethsemane gaat, neemt Jezus met den wijn, ook het brood om het heilig Nachtmaal in te stellen, en op het brood dat hij brak wijzende, zegt hij in sacramcnteelen zin: »Ddt is mijn lichaam."

En nu ten slotte, na zijn opstanding, met twee der zijnen op den weg zijnde, gebruikt Jezus datzelfde brood op beteekenende wijze, om hun te ontdekken, dat hij is opgestaan.

Zoo is dan het brood dat we eten tot een symbool van ons leven geheiligd, een symbool van ons leven, geli)k dit op den dood veroverd wordt.

Onze Confessie zegt het zoo schoon, dat daarom het brood in het heilig sacrament des Avondmaals optreedt, omdat door brood ons natuurlijk leven onderhouden wordt en dit dus een zinnebeeld wordt van het leven der opstanding in ons, dat Christus voedt en onderhoudt.

En zoo is het. We liggen middenin den dood. We sterven alle dagen. Heel ons aanzijn is ééne gsbtadigé vertering van onze lévenskracht. We zijn als een lamp die brandt, en die daarom moet uitgaan, als er straks geen versche olJe wordt bijgegoten. En zoo nu ook, gaan; '^! uit, en moet het levenslicht in ons oog' ^S|^at worden, als er géers brood komr, eii' GtM dat brood zegent, om de vergane, verbruikte Of verspilde levenskracht, in ons aan tfi. YulLeii, te vernieuwen en te versterken.

Het brood is zulk een wondere gave. In het ééne brood zit bijna alle element in, dat de mensch behoeft om te leven. Brood en water kan heel uw lichaam in stand houden. Even wonderbaar als de moedermelk, die het kindeke voedt, bereidt God brood en water tegen het vergaan van den volwassene.

En daarom is brood eten iets veel gewichtigers dan de onbedachtzame waant. Immers de onnadenkende merkt het niet, dat hij aldoor versterft en let er niet op, dat zijns levenskracht aldoor verbruikt wordt en afvloeit. Hij weet het wel, maar rekent er, o, zoo zelden meê, dat zijn brood een gestadig tegengif is, dat zijn God hem reikt, om tegen de vernieling van den dood in te gaan, en over die vernielende kracht te triorafceren.

En toch, zóó is het.

Eiken morgen en eiken avond, dat ge uv/ brood eet, zijt ge doende, om den dood in u te onderdrukken, om het leven in u over den dood te doen triomfeeren. Als ge aan het morgen-of aan het middagmaal aanzit, is het nemen van uw spijze een tegen den dood ingaan, en het frisch gevoel van vernieuwde levenskracht, een symbool der opstanding.

Zoo zou er reeds uit zichzelf in alle brood, dat v/e eten, een sprake liggen van verrijzenis; maar die sprake wordt nog luider, als ge het hoort, en het gelooft en het daarom naspreekt, dat geen brood gedijt, als niet God de Heere door zijn almogende en alomtegenwoordige kracht dat brood zegent.

Mozes kende het gevaar wel waaraan het menschelijk hart bloot stelt.

In den nood roepen, bidden, smeeken, schreien tot God in zijn verzuchting; maar als de nood van den hongaï bezworen is, en men heeft akkers en huizen en overvloed van alle dingen, dan trotschhet hart verheffen en zeggen: »Mijne kracht en de sterkte mijner hand heeft mij dit alles verkregen", in stede dat ge gedenken zoudt, dat Hij het is, die u - de kracht gaf, om dit brood te gewinnen, en die alleen door zijn Goddelijk vermogen dat brood in uw vleesch en bloed kan omzetten.

Daarom is eten zonder bidden de manier der wereld die God niet kent, maar geeft wie Hem vreest, voor hij eet, Gode kif en dankzegging en roept zijn goddelijken zegen in.

Niet slaafs, niet alsof men niets zou mogen nuttigen, zonder gebeden te hebben, want dan moogt ge ook geen beker waters drinken zonder voorafgaand gebed. Neen maar om op vaste tijden, met al de zijnen, te erkennen en te belijden, dat men sterven zou, als God geen spijze gaf, en dat God door zijn spijze en zijn zegen ons dag aan dag van den dood redt.

Want dat is het ja, Hij redt ons dag aan dag van den dood. Van den dood, die als er geen brood is, gewisselijk komt, snel komt, onverbiddelijk komt^ en u in vreeselijken doodsangst doet bezwijken.

De hongerdood is zoo ontzettend, en toch wat duizenden en tienduizenden zijn door dien vreeselijken dood niet weggeraapt.

En van dien dood nu redt de Heere u eiken dag.

Dat doet Hij door het brood, dat Hij voor u groeien laat op den akker, dat Hij u toebrengt in zijn gunste, waar Hij u den trek voor geeft, en dat Hij in uw bloed laat gedijen.

En zoo is het zoo vreemd niet, als we dit brood ook in de Opstandingsverhalen aan het woord zien komen.

Eens toch houdt bij elk onzer de trek op; dan verkwijnen we in krankheid en weigeren we voedsel te nemen; ook al is het brood er in overvloed, het weert den dood niet meer van ons; we sterven en ons lichaam, van de ziel gescheiden, zinkt als een prooi des doods in het graf.

Maar, en dit is immers ons Pascha, die zelfde God, die tijdens ons leven op aarde door het brood den dood in ons terugdrong, blijft die zelfde machtige God, om eens aan dien dood ons lichaam weer te ontwringen.

En dan staan we op, heerlijk als Christus opstond, dan voor eeuwig aan geen dood meer onderworpen.

KUYPER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 april 1893

De Heraut | 4 Pagina's

„In het breken des broods.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 april 1893

De Heraut | 4 Pagina's