Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De mensch die in waarde is.“

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De mensch die in waarde is.“

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De mensch, die in waarde is, eii geen verstand heef: ordt gelijU als de beesten, die vergaan. Psalm 49 : 21.

In de algemeene schatting staan volstrekt niet alle kinderen der risenschen gelijk.

Er 7ijn er duizenden bij duizenden in allerlei steden en dorpen verspreid, die nauwlijks meetellen, CÏI wier naam buiten hun kleinen kring zelfs ternauwernood gehoord wordt. Maar er zijn er ook anderen, die in waarde zijn, gelijk de Schrift het noemt. Mannen en vrouwen, tegen wie de menigte opziet; voor wie men uit den weg gaat; wier invloed verder reikt; en die 'tzij door hun persoonlijkheid, 'tzij door hun familie, hun geld of hun positie, bovenaan staan op de ladder der maatschappij.

Dat noemt men dan „aanzienlijke, " „algemeen geachte, " > invloedrijke" personen, en deze allen rekenen meê onder de menschen die in waarde zijn, en, zoolang him positie niet geschokt wordt, door de menschen in waarde worden gehotiden.

Op zich zelf nu steekt hier geen kwaad in, en niemand zondigt, indien het zijn eerzucht wekt, om onder de menschen die in waarde zijn, te mogen behooren.

Ook al staan we toch oprechtelijk in de belijdenis, dat we in ons niets, en minder dan niets zijn, het mag ons daarom toch niet onverschillig wezen, of we voor anderen iets zijn kunnen; in de groote worsteling der maatschappij door onzen Vader, die in de hemelen is, tot een post van vertrouwen geroepen worden; en of we er ii slagen mochten, als zoodatjig door anderen te worden erkend.

Want een „post van vertrouwen", waartoe God ons roept, dat is het toch eigenlijk, als ons genie of talent, als ons goed en geld, of als ons invloed en macht werd geschonken.

God de Heere geeft nooit iets aan eenig schepsel, dan met het doel dat er de eere zijns Naams door uitkome; en zal het wel zijn, dan mogen wij, juist daarom, nooit eenige andere waarde bezitten, dan die ontleend is aan hetgeen God ons, voor die eere zijns Naams, heeft toevertrouwd.

Laat dit veel, laat het weinig wezen, als wij er maar het rechte inzicht in hebben, wat God wil dat we met die talenten, met dat geld, met dien invloed doen zullen, dan is er waarde in ons; en indien onze medemenschen die waarde in ons erkennen, en ons deswege meetellen, is er oorzaak van dank aan Hem, die ons niet alleen zijn gaven, maar ook de erkenning ervan bij anderen schonk.

Maar vergeet nooit, dat er in dat in waarde zijn ook een zeer ernstig gevaar schuilt.

Immers de waardemeter, die door de wereld wordt aangelegd, meet zoo dikwijls valsch.

Caiaphas en Pilatus golden te Jerusalem voor mannen van den eersten rang „onder de menschen die in waarde zijn"; en van uw Heiland moest reeds de profetie getuigen: „Hij was veracht en de onwaardigste onder de menschen; hij was veracht, en wij hebben hem niet geacht."

En al teekent zich nu de tegenstelling zóó scherp alleen in oogenblikken, als het tot breuke, openlijke breuke met de heer-schende opinie moet komen, toch is het feit niet te loochenen, dat de wereld bij haar bepaling van wie menschen in waarde, en wie menschen zonder waarde zijn, nog altoos zoo veelszins mistast.

Schijn bedriegt zoo licht, en in elke periode en in eiken kring heeft men zich zeker ideaal gevormd. Aan dat ideaal, aan dat modei moet iemand beantwoorden, om gunst in de oogen dermenrchen te vinden. En wie zich daar nu maar naar voegt, zich daarnaar schikt, ia alles aan dat model poogt te beantwoorden, die vindt genade in de publieke opinie, en heet een man zooals het hoort.

Maar gaat ge hiertegen in, wijkt ge welbewust en opzettelijk van dat model af, omdat het u zondig gekozen en met Gods Woord in strijd dunkt, dan keert de wereld zich tegen u en straft u met haar spot en toorn, omdat ge den euvelen moed hadt, u niet te storen aan haar.

Dat valt dan hard; het is een veelszins biltere beker, die u te drinken wordt gegeven; en velen, die tegen die bitterheid opzien, geven dan den strijd ten leste op; plooien en schikken zich; en voelen zich gelukkig, als ze er in slagen mogen, om, vaak tegen hun conscientie in, als „een mensch die in waarde is", onder de kinderen der menschen mee te tellen.

En erger nog wordt het, zoo opzettelijk bedrog in het spel komt. Iets wat din plaats grijpt, als personen van laag zedelijk gehalte zich voor het uitwendige schikken naar de eischen van zedelijkheid en eerlijkheid, die ook de wereld nog altoos stelt, en op die manier in het oog hunner medemenschen een waarde pogen te stellen, die ze innerlijk niet bezitten.

Soms houden ze dit niet vol. Op het bedrog volgt de ontmaskering. En zoo zagen we vooral ia onze dagen niet weinigen, die eerst zoo in waarde waren en hoog stonden aangeschreven, en die men plotseling, met name ter oorzake van hun verborgen oneerlijkheid, als een ster van den hemel heeft zien vallen.

Vooral Gods kinderen voegt het daarom, nauw te letten op den waardemeter, die hun waarde bepaalt.

Die waardemeter nu is velerlei. Allereerst de waardemeter, dien s; e zelf voor u zelven aanlegt.

Want ook uzelven moet ge wegen en schatten. Anders is er geen zelfonderzoek, geen zelfkennis, en dus ook geen kennisse van uw stand voor God en menschen.

Gedachteloos, onverschillig om wat ge zijt, moogt ge niet voortleven. En ook gij moet dus, om uw eigen waarde of onwaarde te bepalen, een v/aardemeter bezitten, die de zaak voer u uit wijt t.

Die waardemeter voor onszelven nu is meestal tweeërlei. Eenerzijds een waardemeter, die ons egoïsme ons in de hand legt, en die bijna geheel ontkend is aan onzen persoon, zooals wij zijn.

We hebben dan van onszelven een goeden, maar al te vaak, een hoogen dunk. Wfe is zooals wij zijn, voldoet ons en bevredigt ons. En vandaar, dat wij, met dien waardemeter onszelve metende, zoo vaak in een valsch zelfbehagen ons eigen ik bewierooken.

Maar toch hebt ge ook voor uzelven nog een anderen waardemeter, waarheen uw conscientie u telkens verwijst; die in Gods Woord voor u geteekend ligt; die uit zijn heilige Wet u tegenspreekt; enhet is die waardemeter, die u dan klein voor God maakt, al uw hoogheid ter nederwerpt, en u op uw knie in boete en be­ rouw voor den Heilige doet verkwijnen, tot Hij u in den Christus weer opricht.

Heel anders daarentegen is de waardemeter, die anderen bij u aanleggen; en ook hier is die waardemeter veelal tweeërlei.

Ge stuit telkens op lieden, die niets goeds in u vinden; alles in u afkeuren; u tegenwerken en tegenstaan; en bij wie ge voelt en merkt, dat ze u miskennen.

Maar ook, ge ontmoet er anderen, die, soms op het vleien af, met u ingenomen zijn, en vaak juist uw ; Mï«(f^> 'goede eigenschappen prijzen, zoodat ze u niet opleiden, maar achteruitzetten, en meer u pogen te vormen naar het beeld der wereld, dan naar het beeld van den Zone Gods.

Tusschen die beide klippen door, van miskenning en vleierij, het scheepken uwer ziel in veiliger haven te brengen, is voor wie het ernstig met zichzelven meent, vaak de bangste strijd.

Buiten sympathie kunnen we niet; en toch juist die sympathie, die toejuiching van anderen brengt zoo vaak ten verderve.

En daarom is het zoo heerlijk als God u in zijn genade, in eigen huis ot in engeren vriendenkring, een trouw hart beschikt, dat voor u klopt en u liefheeft, en toch uw zonde niet ontsiet, u het vermaan tot beter niet spaart, en het geheim der liefde verstaat, om u ongemerkt aan uw eigen verkeerdheid te ontdekken, en u te lokken naar hooger.

Maar toch, ook zelfs die waarde, die we in het oog onzer trouwste vrienden bezitten, blijft nog altoos menschelijk toegemeten, en de eenige waardemeter, die waarachtig en juist meet, is en blijft toch het oordeel onzes Gods.

Want Hij, die uw hart kent en uw nieren proeft, meet zoo heel anders dan de menschen meten.

Hij gaat nooit af op den schijn, altJos op het wezen. maar

Hij vraagt niet wat waarde heeft in uw beperkten kiing of voor de korte jaren van uw leven op aarde; zijn oordeel bepaalt steeds wat waarde heeft voor zijn duurzaam koninkrijk en met het oog cp uw eeuwig bestaan.

En dat oordeel houdt Hij niet voor u verborgen; maar Hij openbaart het u gedurig, zoo ge uw geestelijk oor maar niet voor Hem toesluit.

Zeker, wie buiten Gods verborgen omgang leeft, merkt daar schier nooit iets van; maar wie weet wat het is, gedurig nabij zijn God te zijn, die kan telkens die innerlijke stem beluisteren; die stem, die afkeurt of vrijspreekt; en die richt telkens, na eiken val in zonde, zich aan dat oordeel van zijn God weer op.

Ja, hij doet meer nog door deze gestadige ontdekking van zijn heilig oordeel. Hij troost er door wie bij de wereld in geen waarde is, en bewaart er zijn kind dat bij de wereld geacht is, voor, dat het aan dit vleiend oordeel der wereld zich niet bezondige.

Hij troost. Want kent de wereld er slechts enkelen die ze hoog acht en in waarde houdt, en rekent ze die duizenden bij duizenden kleine existentiën van de vergetenen en eenvoudigen niet meê, voor Hem daarentegen heeft elk van zijn kinderen waardij, zulk een waardij, dat Hij ze mint a!s zijn oogappel, en hun een plaatse der eere toezegt in zijn hemelsch Koninkrijk.

Voor Hem is de groote niet groot en de

kleine niet klein. In zijn goddelijke geschiedenis wordt niet alleen met veldheeren en koningen, maar ook met den vergeten dorpsbewoner, met het kleinste kind, en met den armste in den lande gerekend.

Juist wie voor de wereld als »een man van waarde" geldt, is het voor Hem niet; en omgekeerd bezit vaak de man of vrouw, die vergeten leefde en vergeten wegstierf, de hoogste zedelijke waarde in zijn goddelijk oog.

En niet alleen, dat Hij zoodoende de kleinen en de vergetenen troost, maar ook helpt hij door zijn oordeel de verlosten zijns Zoons, om ia het gunstig oordeel der wereld niet verstikt te raken.

De miskenning der wereld zal u geen schade aan uw ziel berokkenen; maar de eere die de wereld u biedt, kon u ten valstrik worden.

En daarom komt Hij soms met zijn oordeel tusschenbeide om te maken, dat ge aan dit oordeel der wereld niet te zeer hecht; er u niet op verlaat; en er niet op inslaapt.

En het hoogste is dan bereikt, als ge, met een heiligen lach om de lippen, dien wierook der wereld zelf van u wegblaast, om, als de tollenaar in den tempel, het op uw knieën voor uw God uit te roepen: o, God wees mij zondaar genadig!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juli 1893

De Heraut | 2 Pagina's

„De mensch die in waarde is.“

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juli 1893

De Heraut | 2 Pagina's