Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De kracht die in ons werkt.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De kracht die in ons werkt.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hem nu die machtig is meer dan overvloediglijk te doen, boven al wat wij bidden of denlien, naar de liracht, die in óns werkt. Efeze 3:20.

»Nademaal de wortel der zaak in mij gevonden wordt", was Jobs bescheid aan Biidad den Suhiet, toen hij ineenkromp van pijn en versmolt van weedom des harten op zijn aschhoop.

Er was ook voor hem »een zaak, " en dat ééne »ongenoemde iets" gold bij Job boven alles. En hierin nu roemde hij, dat die wondere, die in vcrborgenheden schuilende »zaak" ook aan zijn ziel niet vreemd was.

Seheen het al anders, dit deerde niet. Een jasmijnstruik kan als de winter komt, wel tot op den grond toe worden afgesneden, maar als de wortel van de jasmijn maar in de aarde blijft, schiet straks als de lenlezoelte terugkeert, op dien wortel het jonge, frissche leven weer uit.

En zoo ook stond het met Job voor zich zelf.

Hij voelde in zijn spreken wel, dat de kracht om voor zijn recht te pleiten, hem begaf. Door de bange smarten die hem bevingen, voelde hij zich als versteend en verstijfd. En toch wil hij het aan Bildad en Zophar en Eliphaz niet gewonnen geven; want dit weet hij : hetgeen waar het eigenlijk op aankomt, is in hem, zoo niet in zomerbloei, dan in wintergestalte. En of nu zijn vrienden, die oordeelen naar wat voor oogen is, al het hoofd schudden en Job van verborgen gruwel verdenken, zijn God die hem van binnen kent, moet en zal anders oordeelen. Want in zijn hart daarbinnen, daar zit de wortel der zaak, en in de wetenschap dat die wortel niet kan uitgeroeid worden, ligt al zijn sterkte.

Uit dien „wortel der zaak" sproot zijn geloof

op. De kracht van zijn taal en van zijn woord vond in dien wortel haar oorsprong.

Die wortel was in hem met werkeloos. Er werkte uit dien wortel een drijvende kracht aar boven, die het levenssap opstuwde. Vanaar dat hij zelf te midden van zijn nameloos ijden nog zoo heerlijk getuigen kon.

Maar toch, zoomin die kracht van zijn taal, ls die beslistheid van zijn getuigenis kon op ich zelf zijn steunsel zijn.

Het steunsel zijner hope, wat hem ruste schonk , ij al zijn ontzettende slingeringen, het was de etenschap, dat de wortel der zaak in hem iet verstorven was, en dat die wortel hem echtvaardigde tegen allen smaad, waarmee de alsche troost zijner vrienden hem overstelpte.

Dit beroep van Job nu op »den wortel der zaak die in hem gevonden werd" sprak te allen tijde Gods kinderen toe.

De vrome vorm had ook wel] beteekenis, maar bevredigde toch niet. Zulke vrome vormen went de één zich uiterst gemakkelijk aan, terwijl de ander er zich niet naar plooien kan. Bovendien de hypocrieten zijn op het in acht nemen van die vrome vormen altoos het felst.

Eeuw na eeuw gaat juist deze bedrieglijke vroomheid voort met het verticnen van dille en komijn.

De practijk der goede werken hield 's Heeren volk evenzeer in waarde als de vrome vormen. Maar toch ook die opzettelijke practijk der godzaligheid bood hun nooit een steunpunt bij de slingeringen waaraan hun ziel blootstond. Of had niet de heilige apostel vermaand, dat men al zijn goed den armen kon geven, ja zijn lichaam overgeven om verbrand te worden, en dat men toch, omdat men de liefde niet had, nog weinig anders was, dan een klinkend metaal of een luidende schel ?

Fijn en zuiver belijden was ongetwijfeld, evenals de vrome vorm en de schoone practijk een begeerlijke zaak voor wie zijn Heiland gevonden had. Desnoods achterlijk in veel dingen der wereld, maar wijs in de zake van het koninkrijk Gods te zijn, gold onder de vrijgemaakten des Heeren steeds als een kostelijk sieraad. Thuis in het Woord, gefundeerd in de waarheid te zijn, en vlot en vloeiend uit de waarheid te kunnen spreken, het gaf invloed, het bleek een geestelijke macht, die vaak de een den ander benijdde.

En toch ook hierin kon de grondslag onzer hope niet liggen. Immers het hoofd was zoo dikwijls het hart vooruit. Een scherp en snelwerkend geheugen bewees niets voor geestelijke rijpheid. Helaas, het was zoo dikwijls gezien, dat een mooiprater in geestelijke dingen, achter zijn rijkdom van woorden, een zwarte ziel verborg.

En daarom die vrome vorm was aantrekkelijk, die practijk der godzaligheid uitnemend, dat fijn en keurig belijden kostelijk; maar toch, als de wateren tot aan de ziel kwamen, gaf dit alles niets, en bleef het altoos weer de hoofdvraag, of het waarheid in het binnenste as, en of de wortel der zaak in ons gevonden werd.

Die »wortel der zaak" wijst ons terug op de mystiek van het hart, en op hopelooze wijze verarmt het volk, als het van die mystiek des harten wordt afgetrokken en zoo de zake Gods veruitwendigt. Veruitwendigt in veel diepe redeneering, veruitwendigt in veel kerkelijke vormen, veruitwendigt in veel »raakt niet'' en »smaakt niet." a d

Diep in ons wezen verborgen ligt in ons wat we noemen ons gemoed, en achter en onder dat gemoed nog dat allerdiepste van ons verborgen leven, waarvan de Schrift zegt, dat het in onze nieren schuilt, als onze nieren ons bij nacht onderwijzen, of, God de Heere niet alleen ons hart kent, maar ook onze nieren proeft. t z w

Doch ook al vat ge dit nu niet bij de m letter op, het feit blijft dan toch, dat ge zulk een verborgen leven in het binnenste van uw wezen /iel> t Datgene wat Jezus zei, dat in u worden kon tot een fontein springende tot in het eeuwige leven. In dat verborgene van uw innerlijk wezen heerscht niet de stilte van het graf, is geen ijiige onaandoenlijkheid, maar ge hebt daar binnen allerlei aandoeningen en gewaarwordingen, ge ontvangt daar velerlei indrukken, ge neemt allerlei ervaringen en bevindingen waar. Kortom, ge merkt, hoe meer ge er op let, dat daar binnen in u heel een wereld omgaat, en dat in die wereld van uw binnenste allerlei aanmerkelijke stukken worden afgespeeld.

Vooreerst toch woont gij zelf in uw eigen binnenste, en uw eigen ik, dat in de vrereld steeds bedekt en verbloemd voor den dag komt, vertoont zich in die wereld daar binnen in al zijn naaktheid, zooals het werkelijk in u is en bestaat.

Maar ge zijt in uw binnenste niet alleen. Met u verkeeren in uw binnenste al de beelden en de dingen der wereld en van de personen in die wereld, die een zaak met u hebben, en wier belangen uw belangen kruisen.

Ge hoort daar, in uw binnenste, de stemmen der verleiding en verzoeking, die uit de wereld tot u doordringen. En daar binnen in uw ziel wordt alle strijd gestreden, en alle bange worsteling doorkampt.

Ja, wat meer nog zegt, daar, in uw binnenste wordt ge opgezocht door Satan en door zijn onheilige defno^iijen; maar ook, daar in de binnenkamer vaa uw gemoed ontwaart ge de toenadering van het Eeuwige Wezen en verneemt ge het ruischen •van de zomen zijns kleeds.

Nu zijn die bevindingen van Goddelijke tegenwoordigheid onderscheiden.

Gemeenlijk zijn ze niet anders dan het besef, hoe uw inwendig wezen niet op zich zelf drijft, maar van oogenblik tot oogenblik in Gods hand rust, door Hem gedragen wordt, en alleen door zijn almogende kracht in stand blijft.

Ge ontwaart dan Gods oog, dat op u ziet, ge merkt in u zelven hoe God hoort al wat ge zegt, en heel Psalm 139 wordt u bewaarheid in uw eigen gemoedsleven.

Maar bij Gods kinderen is dit nog slechts het begin en de ondergrond der zaak.

Hun toch is het overkomen, dat die eeuwige God, die den hemel en de aarde draagt door het woord zijner kracht, zich tot hen geneigd, de vleugelen zijner erbarming over hen uitgebreid heeft, en zich heel anders, nu niet als een God van verre, maar als een God van nabij, in grondelooze ontferming, aan hen geopenbaard heeft.

Toen eerst hebben zèMqeren kennen, wie de Heere eigenlijk was.

En zie, altoos meerder is hierop gevolgd.

Ontdekt werd voor hen het beeld des Zoons, die zijn belofte vervulde en woning in hen kwam maken, zoodat hun ziel betuigen kon:

»Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij.'^

Die liefdegemeenschap des Zoons is toen allengs nóg verdiept, doordien ze ontdekten hoe God de Heilige Geest zelf in hen leefde en werkte, om nimmer van hen te scheiden, en zelfs als zij niet bidden konden, in en met en voor hen bad in onuitsprekelijke verzuchtingen.

En zoo voelden ze ten leste iets over hun eigen ziel vloeien van die alles te bovengaande liefde, die alleen de Heilige Geest in onze harten kan uitstorten; tot ze merkten hoe ook de Vader zelf hen liefhad, en met den Zoon tot hen inkwam., om hun den kus te geven van zijn eeuwigen vrede.

Zoo ontwikkelde zich in hun herboren gemoed een'steeds rijker, warmer, inniger zieleleven, vol van zalige gewaarwordingen. Een leven wel afgewisseld door dorheden en bestrijdingen, door verlatingen en bezoekingen. Maar dan toch een rijke heerlijke wereld daar binnen.

Een wereld vol zaligheden.

Een vrede die alle verstand te boven gaat, heilige vrede met hun God.

Was er nu Gods Woord, was er de Dienst des Woords niet, zoo zou die rgke majesteit van het gemoedsleven onbegrepen en onverstaan blijven, en ons eer in verwarring dan tot klaarheid brengen.

Ge zoudt dan wel voelen, bevinden en merken, dat »er een kracht in u werkt", maar ge zoudt die kracht niet kennen noch verstaan.

Dit is dan ook de oorzaak, dat alle mystiek des harten, die op zichzelve wil teren, en niet tot het Woord gaat, innerlijk beschimmelt en krank wordt. Ze gaat dan leven op inbeeldingen, op wat ze zichzelve voorstelt, op wat ze zelve gist, of wat anderen gisten; maar de echte Vertolker ontbreekt.

Neen, de eenige echte Vertolker van dat inwendig werk is diezelfde Heilige Geest, die het in u v/rocht en nóg werkt, en daartoe nu gaf de Heiige Geest u het Woord.

Dat Woord, bij Gods licht verstaan, ontraadselt u het verborgen werk in uw binnenste en de bevinding van uw binnenste zet op wat dat Woord u openbaart, het zegel.

Daarom moet v/el waardeloos en onvruchtbaar blijven elke prediking des Woords, die zich niet steeds op dat mystieke leven, op die mystieke v/ereld in het hart van Gods volk richt, en er siet op uit is, om de geestelijke werkelijkheid, die daarbinnen omgaat, toe te lichten, te leiden en te verklaren.

Maar even waardeloos en onvruchtbaar, ja gevaarlijk, is elke mystiek die uit zich zelve, in plaats van uit het Woord put, en duisternis in plaats van licht brengt; en dus ook elke prediker, die niet de bevinding uit Gods Woord verklaart en toelicht, maar uit zich zelven in plaats van uit het Woord onzes Gods wijsheid poogt voort te brengen.

Voorwerpelijke prediking zonder aansluiting aan de mystiek des harten is het maken van prachtige becijferingen, maar bij een kas die leeg is.

En omgekeerd, een bevindingsprediking, die op het gemoed in stee van op Gods Woord eert, is - het uitblusschen van de toorts, die icht kon geven, om bij den walm dien zij chterlaat in nog duisterder duisternis af te alen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 november 1893

De Heraut | 4 Pagina's

„De kracht die in ons werkt.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 november 1893

De Heraut | 4 Pagina's