Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De dagelijksche weelde.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De dagelijksche weelde.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die de dagclijksche weelde hun ven-naak achten. 2 Petr. 2 13-

Veroordeelt uw Christelijk geloof alle weelde als zoodanig ?

Vergelijk, om het antwoord op die vraag te vinden, het optreden van den Christus met het optreden van Johannes den Dooper, die als heraut vóór hem uitging; en immers dan wees Jezus zelf er op, hoe Johannes zich zelfs aan drank en spijs speende, maar hoe de Zoon des raenschen gekomen was, etende en drinkende, zoo zelfs dat het volk riep: »Hij heelt den duivel." Op de bruiloft te Kana in Galilea gaat het dan ook verre van schraal toe, en nadat alle gereede wijn is uitgeschonken, vernieuwt Jezus door zijn wondermacht den wijn in de vaten.

Ja, zelfs het spillen van een flesch kostelijken Nardus, om zijn voeten te zalven, keurde wel Judas, maar niet Jezus af. Bij een ander zou dat verkwisting geweest zijn, maar voor hem, en op dat oogenblik, was het dat niet.

Nu moogt ge daarom wel niet zeggen, dat een iegelijk die ook nu nog aan de methode van den Dooper de voorkeur geeft, deswege tegen den Christus ingaat; daar toch de Schrift leert, dat de Dooper niet tegen Jezus streed, maar hem den weg bereidde. Ook groote soberheid, zelfs onthouding van velerlei kan in haar recht zijn. Alleen maar, de stelling dat alk weelde, voor een ieder, en onder alle omstandigheden afkeurenswaardig en zondig zou zijn, kan voor het levensbeeld van onzen Heiland niet bestaan.

Jezus heeft volstrekt niet alle weelde als zoodanig bestreden; veeleer heeft hij het betrekkelijk recht der weelde in zijn eigen voorbeeld geëerd.

Alleen maar de weegschaal mocht, door verkeerd gebruik, niet naar het booze overslaan, want dan gaat de rijke jongeling weenende weg, kan de rijke niet in het Koninkrijk der hemelen ingaan, en ziet de arme Lazarus na zijn sterven den rijken man in de hel.

Weelde is, o, zoo betrekkelijk.

Wat voor den één weelderige overvloed is, is voor den ander al te sober. Dit hangt aan stand èn middelen. Salomo baadde zich dag aan dag in al de schittering eener Oostersche hofweelde, zelfs sterker nog dan 'zijn vader David, en wie zou dit in een koning afkeuren? Of heeft een vorst niet een geheel andere positie op te houden, en voegt bij hem, om de kroon die hij draagt, niet pracht en praal?

Een arbeider ten plattelande zal van opgespaard geld op zijn feestdag een maaltijd aanrichten, voor hem .ongewoon rijk en overvloedig; maar zonder dat daarom een welgesteld edelman er voor zijn dagelijkschen kost genoegen meê zou nemen.

God zelf heeft de weelde in zijn Schepping even ongelijk verdeeld. Hij toch was het, die aan alle vogelen hun vederkleed uitdeelde, en hoe sober is dan niet het vederpak van de musch en van den nachtegaal vergeleken bij de pracht van den goudfazant. Vergelijk het grauwe kleed van den ezel eens met den gespikkelden pels van den tijger.

En zoo nu is het onder menschen ook. Ook onder menschen is geen gelijkheid en kan geen gelijkheid zijn. Het verschilt alles. Volk bij volk, stand bij stand, en zelfs in den éénen stand gezin bij gezin. Aller middelen loopen uiteen, aller levenspositie is verschillend, en overmits nu iemands woning, kleeding en levenstrant de uitdrukking moeten zijn van de plaats die hij inneemt en van de roeping die hij van Godswege op die plaats te vervullen ontving, moet er wel een machtig verschil in levenswijze bestaan, zoodat voor den een nog gewone soberheid is wat voor den ander een weelde zou wezen, waar hij nooit aan dacht.

Wat rijke herdersvorsten waren de patriarchen Abraham, Isaak en Jacob niet, en hoe niets bezittende staan daartegen niet over een Petrus, een Andreas en Jacobus, allen visschers van het strand van Nazareth.

Zoo ziet ge dat weelde tweeërlei beteekenis heeft. De ééne goed, en de andere kwaad. Er is een goede weelde, die bij iemands stand en positie hoort; maar er is ook een kwade weelde, die het gevolg is van een slecht rentmeesterschap over zijn goed, vrucht van jacht op zingenot en zucht naar ijdelheid.

Die eerste weelde nu veroordeelt de Schrift nooit; die tweede altijd. En hieruit vloeit voort, dat ook Gods kind die eerste weelde niet verachten, maar die tweede als boos en zondig mijden zal.

Zoo vatt'en dan ook onze Puriteinsche vaderen het op. Ze staan in heel de historie bekend als Calvinistische mannen, die nimmer in de weelde hun vermaak zochten, en die soberen levensernst weer in eere brachten.

Maar dit neemt niet weg, dat ook onze vaderen in hun beter dagen een eigen levenstoon voor een hoogeren stand ophielden, hun huizen met marmer plaveiden, zeer kostelijke kleeding droegen, en zelfs voor sieradiën soms groote sommen besteedden.

En dat mag en moet zelfs, want de peerlen liggen in den stroom om opgevischt te worden, de diamanten zijn niet bestemd, om in het zand verscholen te blijven, de wijn groeit niet om aan den wijnstok te verdorren, en de zijderups spint haar zijde niet, om haar spinsel in den moerbeziënboom te laten verderven.

Alle ding dat God schiep heeft zijn gebruik. En dit niet alleen, maar ook is die door God gewilde standsweelde het brood van den werkman en kunstenaar. In een wereld van enkel monniken zou geen vertier en geen bedrijf zijn.

Zelfs kunt ge bij standsweelde nog de wedde van den dag der vreugde voegen. Als het bij Gods oude volk Loof huttenfeest was, leefde elk gezin die dagen weelderiger dan anders. En de aloude gewoonte der Christenheid, om op den Dag des Heeren in een sierlijker gewaad uit te gaan, dan in de dagen der week, blijft ook onder ons. Christenen der negentiende eeuw, haar goede traditie nog handhaven.

Maar nooit verontschuldigt dit de zondige weelde, d. w. z. de weelde boven zijn stand, de weelde uit wellust en onbeteugeld zingenot, en evenmin wat de heilige apostel de ^dagelijksche weelde" der brooddronkenen noemt.

Dat soms de prikkel werkt, om op de ladder der maatschappij een sport hooger te klimmen, is op zichzelf nog geen zonde. De Schrift zelve wijst ons gedurig op mannen, die uit lager stand tot hooger stand verheven zijn. Maar dan moet die prikkel edel zijn. Dan moet het ons niet te doen wezen, om dat opklimmen in stand te gebruiken als middel om weelderiger te leven: maar dan moet het edeler leven in dien h(ii-^-.r stand ons aanlokken, en het milder leven er gevolg van zijn.

Wie daarentegen boven zijn stand leeft, toont dat het hem om ijdelheid en zingenot in de eerste plaats te doen is, en dat hij daarom dat weelderig leven reeds vooruit grijpt, nog eer hij zich door vlijt en inspanning tot dien hoogeren stand wist op te werken; en dan ondermijnt hij zijn eigen toekomst en die van zijn gezin. Een zonde die soms zoover gaat, dat men zijn kinderen het noodige voedsel onthoudt, om maar met rijke kleeding te kunnen schitteren langs de straten.

Ook zegge niemand: »Als ik mijn weelde maar betalen kan, ben ik vrij mij die weelde aan te schaffen; " want God gaf u uw middelen niet voor u en uw gezin alleen. Hij stelde u over die middelen als rentmeester aan, ook opdat gij zijn kerk, opdat ge zijn instellingen, opdat ge zijn armen zoudt gedenken, en zoo mogelijk iets op zoudt leggen voor den. dag des kwaads.

Maar toch, veel boozer wordt die weelde nog, ook al zetten uw middelen uit, zoo wat u tot die weelde uitdrijft, de zondige drijft^eer is om lekkerlij k te willen leven j om u zei ven in uw praal en ijdelheid te behagen, en te streelen den vleeschelijken zin die u prikkelt.

Dan toch heerscht het vleesch over den^r^'j/, en hebt ge de orde van den levenden God omgekeerd, die u geroepen heeft en nog roept, om juist met uw" geest over uw vleesehelijke begeerlijkheden, en over de begeerlijkheden der oogen te heerschen.

Dan onteert ge uw kindschap Gods, om als kind der wereld uw lust te voldoen.

Dan gaat ge van God af, en keert u naar de paden, waar Satan u op^yacht, om u te bekoren en u te verleiden.

En dat nu hebben onze vaderen gevoeld en beseft, en het is daarom dat ze vooral in het dagelijksche Jeven zoo aandrongen op soberheid, op nuchteren zin en eenvoud.

Een enkel maal vierden ze feest, en dan genoten ze met dankzegging den overvloed des levens, maar in hun gewone leven legden ze zich opzettelijk toe op stillen eenvoud en sobere levenswijs; en in dien weg heeft God de Heere hen dubbel gezegend. Met een zegen naar den geest^ door ze aan de ontzenuwing der weelde te onttrekken en hun wilskracht te stalen. En niet minder met een zegen naar het lichaam., doordien niets gezonder is dan een dagelijksch leven in soljéi-heid en öp hUchteren voet.

Gods kind' heeft zijn vermaak in de wet Gods, en hij gebruikt de wereld. Maar de goddelooze heeft zijn vermaak in de dagelijksche weelde, en gebruikt zijn God om hem te redden van en na den dood.

En daarom moet dit onder al Gods kinderen als regel des levens gelden, dat ze, élk naar eisch van zijn stand, in het gewone dagelijksche leven, den eenvoud en de soberheid minnen, en daarentegen de dagelijksche weelde hunner ziele vinden in den verborgen omgang met hun God.

Nu is er een macht in de wereld, die, onder den naam van mode of usantie, ook aan Gods kinderen de wet poogt te stellen, hoe ze leven zullen, en die booze macht drijft vooral in onze dagen steeds de weelde hooger op.

Zoo was het ook in het laatst der vorige eeuw, en toen heeft dat geduurd, totdat de vreeslij ke revolutie te Parijs uitbrak, en Napoleon als geesel der volken werd uitgezonden; en toen was het op eenmaal met die roekeloos opgedreven weelde uit, en werd er soms zelfs in de betere standen letterlijk gebrek geleden.

Maar juist dit moet voor Gods kind niet noodig zijn. Hij bezit een andere macht, om de toongevende macht der wereld te weerstaan, en met de wet zijns Gods moet hij van die slavernij der wereld zich vrijhouden.

In ons moet de moed, de heilige, de geestelijke moed worden gevonden, om niet aan de wereld, maar aan onzen God te vragen, hoe we ons leven zullen inrichten, hoe we ons zullen kleeden, wat we zullen eten en drinken, en wat het ons gegund vermaak zal zijn.

Zelfs de Heidensche volken hebben het al te bitter ervaren, hoe de dege geest die stand hield, zoolang de weelde bleef buitengesloten, opeens - week en in ondergang eindigde, toen de overdadige weelde de overhand kreeg.

Ook de burgerstaat der Romeinen, eens door soberheid sterk en groot, ging: onder toen de weelde den burgergeest verzwakt en ontzenuwd had.

En daarom is het de roeping der Christenheid thans ook in dien zin een bederfwerend zout in het midden der natiën te zijn, dat ze aan die weelde niet toegeve, maar haar weersta in soberheid.

Bezittende als ? zïV/-bezittende, en in alles rentmeester'ende als voor het aangezicht van den Heere haar God.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 februari 1894

De Heraut | 4 Pagina's

„De dagelijksche weelde.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 februari 1894

De Heraut | 4 Pagina's