Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CX1.V111.

PIERRE DE ROUSSEAU.

Toen wij van den martelaar Jean Rabec spraken, gewaagden wij ook van zijnen medegevangene, Pierre de Rousseau. Deze martelaar, uit Anjou geboortig, heeft, evenals zoovele andere bloedgetuigen van Frankrijk, eenigen tijd in Geneve en Lausanne gewoond en is daar zeer toegenomen in de genade en de kennisse des Heeren. In een zijner brieven, uit den kerker geschreven, gewaagt hij nog van den gelukkigen tijd, toen de Heere hem in het gezin bracht, waar hij 's Heeren woord, waarvan hij op dat oogenblik de getuige was, voor den rechter, meer en beter leerde verstaan. Door het Woord en den Geest Gods toegerust tot den kamp tegen bijgeloof en onkunde, keerde hij terug naar Frankrijk. Te Angers bezocht hij irfjnen schoonbroeder en vroeg hem om zijn erfdeel. Daar dit dezen niet aanstond, verried hij hem aan de justitie en beschuldigde hem van ketterij. In de maand October van het jaar 1555 werd hij gevangen genomen en in den kerker geplaatst van Jean Rabec, door wien hij bijzonderlijk werd gesterkt en bemoedigd in de waarheid. Over zijn geloof werd hij ondervraagd, zoowel door de vicarissen des bisschops als door de ambtenaren des konings, ook door verscheidene priesters en monniken, voor wie hij eene dergelijke belijdenis aflegde als Rabec. Hij verhaalt «elf de ondervragingen, die hij.onderging, 't Liep over dezelfde zaken, als toen bij dergelijke gelegenheden gedaan werden. Laat ons een oogenblik luisteren:

Den i8en October 1555 werd ik gebracht voor de beambten des konings en de dienaren van den bisschop van Angers. Opnieuw werd mij gevraagd, of ik bij mijne (gegeven) antwoorden wilde blijven. Ik zeide ja, want zij zijn bevestigd door het gezag der Heilige Schrift. Toen werd ik omringd door een hoop in koorheraden gehulde kanunniken, gekapte dokters en meer anderen onder wie een Franciscaner monnik, die mij vroeg: Eilieve, gelooft gij niet, dat, toen Jezus Christus zijnen Apostelen het brood gaf, in het brood zijn lichaam wezenlijk was en in den drinkbeker zijn bloed ? "

Ik antwoordde: Gij lastert, als gij zegt, dat zijn bloed in den kelk was, daar het nog niet uit zijn lichaam was gevloeid. Want het brood en de wijn, dat hij aan zijne Apostelen gaf, diende alleen tot gedachtenis van zijn lichaam en bloed, dat voor ons in den dood werd overgeleverd zooals Paulus getuigt in Cor. 11: Zoo dikwijls gij dat brood zult eten en dezen drinkbeker zult drinken, zoo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt." Zij zeiden: Christus heeft gezegd in Joh. 6:51, 53 en 54: Het brood, dat Ik u geven zal, is mijn vleesch, en wederom: Voorwaar, voorwaar zeg ik u, tenzij dat gij het vleesch des Zoons des menschen eet en zijn bloed drinkt, zoo hebt gij geen leven in uzelven. Die mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven."

Ik antwoordde: »In hetzelfde hoofdstuk staat geschreven, dat vele van zijne discipelen, die dat hoorden, geërgerd werden. Jezus, nu wetende bij zich zelven, dat zijne discipelen daarover murmureerden, zeide tot hen: »Ergert ulieden dit? " Wat zou het dan zijn, zoo gij den Zoon des menschen zaagt opvaren, waar hij te voren was. De Geest is het, die levend maakt; het vleesch is niets nut.

De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven. Derhalve is het niet het wezenlijk lichaam van Jezus Christus, zooals gij ons doet gelooven. Dat zou zijn tegen zijn woord, dat ons verbiedt, zeggende (Matth. 24 : 23 en 26). «Alsdan zoo iemand tot ulieden zal zeggen: iet, hier is de Christus, of daar, gelooft het niet.

sZoo zij dan tot u zullen zeggen: Ziet, hij is in de woestijn, gaat niet uit: ziet, hij is in de binnenkameren, gelooft het niet." Hieruit volgt, dat het lichaam en bloed van Jezus Christus niet wezenlijk in het brood of den wijn besloten zijn, zooals gij zegt; derhalve moet men het zoeken in den hemel, zooals Johannes zegt, in geest en in waarheid. Maar in het Avondmaal, wanneer dit naar de instelling van Christus gebruikt wordt, zooals de Apostelen het gevierd hebben, ontvangen wij het lichaam en bloed van Christus op geestelijke wijze en door het geloof." . De arme monnik werd zeer verlegen, en al de omstanders begonnen tegen mij te murmureeren, zelfs de heer du Bois, die tot mij zeide:

»Hoe gij verklaart ons, althans naar uwe woorden te oordeelen, voor afgodendienaars? Ik antwoordde hem: »Gij begrijpt het beter, dan gij het zegt." Een der dienaren van den bisschop wilde mij spreken over de offerande, en zeide, dat de priesters de offerande mochten volbrengen en heiligen. Hierop beweerde ik: «Ik ken geen anderen offeraar dan Jezus Christus die naar den heiiiel is gegaan, als onze voorlooper en een Hoogepriester is geworden tot in eeuwigheid naar de orde van Melchizedek. Wij zijn geheiligd door de offerande van zijn lichaam, die eenmaal volbracht is, door welke offerande Hij in eeuwigheid volmaakt heeft degenen, die geheiligd worden." Ik geloof wel, dat mijn tegenstander, al heet hij doktor, den brief aan de Hebreen nog weinig bestudeerd heeft, want hij antwoordde mij niet en bleef verlegen voor zich staren. De procureur des konings ontstak in groote woede tegen . mij en liet mij ontkleeden om opnieuw te onderzoeken, of ik nog meer geld of boeten had. Hierdoor deden zij mij groote moeite aan. Ik bid u, denk er eens over na, hoe het gaat met een arm schaap onder de wolven, die allen met luider stemme roepen: Crucifige (kruis hem). Tot zoover de martelaar zelf.

Zijne vrijmoedige en standvastige belijdenis van de waarheid Gods had tengevolge, dat hij veroordeeld werd tot den brandstapel, nadat hij ontwijd zou zijn, aangezien hij priester was geweest in het pausdom. Hij beriep zich echter op het hof van het parlement van Parijs. Daarom kreeg mr. Remir Ambroys, president van Aix in Provence, in de maand April 1556 van koning Hendrik II bevel, om te infornieeren naar hen, die men ketters en Lutherschen noemde. Toen deze andermaal de belijdenis van Pierre de Rousseau gehoord had, en bemerkte, dat hij daarin volhardde, bevestigde hij het vonnis, door den rechter van Angers uitgesproken. Vrijdags, den 22en Mei, dus 3 dagen na zijne aankomst, liet hij de Rousseau ontwijden en daarna drie malen, zoo wreed mogelijk, pijnigen. Omstreeks 4 i, 5 uren in den namiddag van denzelfden dag, beval hij hem de tong uit te snijden en een ijzeren bal in den mond te duwen. Aldus verminkt en gebroken, werd de martelaar op een slede naar de strafplaats op de markt gevoerd. Toen hij nu op een ladder gebonden en in de lucht opgeheven werd, sloeg hij zijne oogen ten hemel, terwijl de eeuwige God hem toonde, dat Hij hem niet verliet. Want toen hij reeds door de vlammen zwart geworden en als half geroosterd was, viel de bal uit zijnen mond en riep hij den naam des Heeren aldus aan: »Jezus Christus, sta mij bij; Heere God, help mij." Vele menschen, dit hoorende, waren venvonderd. Zoo stierf onze martelaar, volhardende tot het einde.

DE GAAY FORTMAN.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 maart 1894

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 maart 1894

De Heraut | 4 Pagina's