Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Maria en hare zuster Martha.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Maria en hare zuster Martha.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En er was een zeker man krank, genaamd Lazarus, van Bethanië, uit het vlek van Maria en hare zuster Martha. Joh. u : J.

De karakters liepen bij Maria en Martha sterk uiteen.

Misschien niet zóó sterk, als de overlevering het zich allengs ging voorstellen. En stellig niet in zulk een boozen zin, dat op Maria al het licht, op Martha al de donkere schaduw valt; als ware Maria de stille, vrome, innige, Martha de bezige, drukke, geheel opgaande in de dingen des aardschen levens. Maar toch dat beider karakter in het oog loopend verschilde, zegt de Heilige Schrift ons duidelijk, en ze tobnt het ons meer dan éénmaal.

Lazarus, die als broeder bij de beide zusters bijhoort, maakt zelfs den indruk van weer een geheel ander karakter te hebben gehad. Naar wat we van hem lezen, zou men zelfs zeggen, een weinig teekenend karakter. Want stel u maar even voor, dat niet hij, maar óf Maria óf Martha uit de dooden ware opgewekt, en immers ge zoudt er iets van lezen, hoe ze voor Jezus te voet vielen, of hem den kus van dankbaarheid op de hand drukten, of op wat wijs ook uiting gaven aan de zielsverrukking die haar aangreep.

Maar van Lazarus leest ge niets. > Ontbindt hem, " zegt Jezus, sen laat hem heengaan", en Lazarus wordt losgewikkeld uit de lijnwaden, en hij gaat henen, en ge hoort verder niets van hem.

In dat kleine gezin van Bethanië, waar deze drie, broeder en zusters, saamwoonden, vindt ge dus niet minder dan drie zeer verschillende karakters. Personen die in hun schepping door God anders aangelegd zijn. Die een andere inborst van Hem ontvingen. En wier onderscheiden karakters door de omstandigheden allicht nog in verdere eenzijdigheid ontwikkeld was.

En toch woonden ze saam.

Ze zijn niet elk huns weegs gegaan, maar na het sterven hunner ouders bij elkaar blijven wonen.

Uit niets blijkt dat een van de drie gehuwd is geweest. En toch schijnen ze niet onbemiddeld te zijn geweest, want Maria had blijkbaar van haar eigen geld een nardusflesch van driehonderd penningen kunnen besteden, om Jezus te zalven.

Ook waren ze, gelijk er bij staat, in Bethanië en in heel den omtrek zeer geliefd. Maar de hoofdtrek in dit gezin is en blijlt toch, dat deze drie als broeder en zusters saam bleven wonen. Niet uiteengingen, maar het huislijk leven van vroeger bleven voortzetten. En in dien zin genomen is het de edele zuster-en broederband., die op dit stil gezin in Bethanië zijn geheel eigenaardig stempel drukte.

Bepalen we ons nu tot de beide zusters, zoo zou het op zich zelf ons inniger en warmer zijn toegeschenen, indien Maria en Martha meer als twee druppelen water op elkander geleken hadden. Geestverwantschap, zielsgelijkheid, hartsovereenstemmmg is zoo zoet en zoo verwarmend. Ge denkt dan ook zonder afspraak vanzelf over alles eender. Uw genegenheden gaan denzelfden kant uit. U beiden boeit hetzelfde en stoot hetzelfde af. Ge vindt als ware het uw eigen ziel in de ziel des anderen weder. In den ander ziet ge als in een spiegel uw eigen beeld. Ge zijt twee en toch één. Een verdubbeld leven, dat over en weer zich geeft en ontvangt.

Bij hartelijke, innige vriendschap is deze zielsgelijkheid tot op zekere hoogte dan ook altoos het uitgangspunt. En waar deze zielsgelijkheid ep bartsovereenstemming geheel ontbreekt, moge allerlei uitwendige band zekere vriendschap om de harten vlechten, maar dege, echte, warme, innige vriendschap als van een David en Jonathan wordt het dan nooit.

Natuurlijk is het niet noodig dat men precies op elkaar gelijkt. Zeker verschil in temperament en neiging is zelfs niet ongewenscht, en bezielt de vriendschap en maakt ze levendiger. Maar de grondtrek van het hart moet één zijn, één het fundament van beider leven, en één de hoeksteen van beider zielsbestaan.

Treft het nu zoo, dat God de Heere in één gezin twee zusters naast elkander plaatst, die al waren ze geen zusters geweest, elkaar toch gevonden zouden hebben, en als voorbestemd waren, om vriendinnen te zijn, dan komt de band des bloeds bij de innerlijke zielsgemeenschap bij, en verkrijgt men een ideaal saamleven, dat in innigheid en teederheid alles te boven gaat.

Maar zóó bestelde de Heere onze God het veelal niet.

Hij heeft er lust aan, zijn rijkdom als Schepper ook daarin te doen uitkomen, dat in hetzelfde geslacht en in hetzelfde huisgezin vaak twee als zusters saamleven, die in karakter soms bijna niet op.elkaar gelijken.

En dan juist, als er zoo sterk verschil bestaat, moet uitkomen wat de zusterliefde, wat de band van het zusterhart vermag.

Zoo nu was het ook te Bethanië, en juist dat .sterk verschil in karakter tusschen beide zusters, maakt beider optreden met opzicht tot de geaardheid der zusterlijke liefde zoo belangrijk.

Dit toch merkt ge aan alles, het verschil in karakter heeft hier de zusterliefdé. niet verstikt noch uitgebannen.

Ze loopen wel uiteen, en verschillen wel in hooge mate, zoo zelfs dat Martha bij Jezus over Maria klaagt; maar toch ze hebben elkaar zoo innig lief. Wat ook in den weg trad, de liefde is van beider hart geen oogenblik afgekoeld. Ze zijn bij elkaar blijven wonen en leven, en hebben er lust in, haar zusterlijke liefde voor elkaar te doen uitkomen.

Het verschil en onderscheid van karakter heeft in dit gezin niet storend gewerkt. Ze hebben het verstaan en ingezien, dat niet zij zelven elkaar gezocht hadden, maar dat beider God en Vader haar uit ééne moeder had laten geboren worden, en dat ze dus niet naar eigen keuze, maar naar Goddelijk bestel bij elkander hoorden, en op elkaar waren aangewezen.

God zelf had den band van het éène bloed om beider hart gevlochten, en hieruit was een van God gewilde plicht en roeping geboren, waaraan noch de één noch de ander zich onttrok.

Zoo hadden ze allengs geleerd elkaar aan te vullen. De één bezat wat de ander miste. Zoo hadden ze op elkander ingewerkt. Het hart van de ééne had invloed op het hart der andere uitgeoefend. En beiden saim waren ze rijker dan één der twee op zich zelve.

Maria had iets van Martha, Martha iets van Maria overgenomen. Door haar omgang was beider eenzijdigheid afgesleten.

God had ze voor elkander gebruikt, om zegenend op elkaar in te werken.

Dit nu is daarom te schooner, omdat men het én toen zoo vaak anders zag, én ook nu nog zoo vaak anders ziet.

Helaas, tot zelfs in onze Christelijke gezinnen is de band tusschen twee ongelijke zusters vaak zoo erger dan zwak en slap. Het komt zoo vaak tot tegenstellingen en huiselijke worstelingen, die dan een tijdlang wel weer stil gaan liggen, maar toch ook zoo telkens weer opwoelen, en soms er toe leiden, dat zusters van eenzelfde gezin elkaar niet zetten kunnen.

Gelukkig zijn de voorbeelden van dit laatste en ergste geval uiterst zeldzaam, maar toch, de gevallen dat het niet te best gaat, en alle wezenlijke sympathie ontbreekt, komen maar al te veelvuldig voor.

Bij ernstige ziekte, en vooral bij het sterfbed, verandert dit dan wel weer. Dan vlamt de vonk der liefde in het zusterhart wel weer op.

Soms wordt ook in zulke oogenblikken van ontzaglijken ernst de conscientie geraakt. En de voorbeelden bestaan zelfs, dat men vóór het tot sterven kwam, het zusterhart zich verteederen zag, dat het over en weer tot zeltbeschuldiging en berouw kwam, en dat twee zusters, die veelal in onmin hadden geleefd, onder de schaduwe des doods tot innige, tot hartelijke vergeving zijn gekomen.

Maar in het gewone leven duurde de koelheid, zoo maar niet de onmin, helaas, vaak maar al te lang voort.

En of dan vader en moeder hier ook al verdriet van hadden, en ze vermaanden, en ze tot meerder betoon van liefde, en tot hooger zelfverloochening opriepen, het hielp vaak allemaal niet.

De verstandhouding werd niet innig, en telkens kwam de oude onmin weer uit.

Vraagt men nu, waaraan dit lag, zoo zij geantwoord, dat dit kwaad alleen voortsproot uit gemis aan eerbied voor Gods bestel.

Men beeldt zich dan in, dat onze liefde althans vrij is. Dat het aan ons'staat en van ons afhangt, wie we zullen liefhebben, en wie we zullen afstoóten. Dat onze keuze hier oppermachtig is, en dat zelfs God het recht mist, om ons aan te wijzen, op wie Hij wil dat we onze liefde uitstralen.

Natuurlijk, er is ook vrije liefde.

Niemand is verplicht iemand te huwen, die hem niet aantrekt. En ook de keuze der vriendschap is vrij.

Bij Adam en Eva was ook dit niet zoo. Deze moesten elkander als man en vrouw nemen, omdat God ze aan elkander gaf. Zij hadden ook voor het huwelijk geen keuze. Maar in onzen tijd is de huwelijkskeuze door God zelven in onze eigen macht gesteld.

Maar al is er op die wijze een liefde die vrij is bij huwelijkskeuze, en een liefde die vrij is bij de keuze van een vriend of vriendin, daarom is lang nog niet alle liefde door God vrijgelaten.

Niet vrij is de liefde van de ouders voor hun kinderen. Niet vrij is de liefde van de kinderen voor hun ouders. En zoo ook, niet vrij is de liefde tusschen broeder en zuster. En zulks om de eenvoudige reden, dat hier God zelf door het bloed een band legt, die u om zijnentwil heilig moet wezen.

Hier hebt niet gij te kiezen, maar koos God voor u.

Hij gaf u dien vader, die moeder, die kinderen, dien broeder, die zuster. En zooals Hij ze u gaf, hebt gij ze uit zijn hand aan te; nemen.

Ware nu God als een mensch, die zich vergissen kon, zoo ware hier nog een uitvlucht, maar zoo is het niet. God kan zich niet vergissen. En naar zijn bestel moet het derhalve alzoo zijn, dat gij deze uw zuster, al is ze ook van heel ander karakter, toch als uw zuster zult liefhebben.

Ja, meer nog. Gij moet allengs verstaan en inzien, waarom God juist een zuster van zoo heel ander karakter in het bloed aan u ver­ bond en op uw weg en met u in één gezin plaatste.

Gij moet verstaan en inzien, dat zich hier een Goddelijke leerschool voor u ontsluit; dat gij een roeping tegenover haar hebt, en zij een hoogere roeping tegenover u heeft te vervullen.

Dat ge elkander hebt aan te vullen, dat ge op elkander hebt in te werken, en dat ge om Gods wil elkander ten zegen hebt te zijn.

Wel u, als het daarbij zijn mag als bij Martha en Maria, dat, hoe ge ook uiteenloopt in karakter en geaardheid, toch een hooger band, de band in Christus Jezus, u vereenigen mag.

Dan dient ge Hem saïlm, zij het ook elk op uw eigen wijze.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 april 1894

De Heraut | 4 Pagina's

„Maria en hare zuster Martha.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 april 1894

De Heraut | 4 Pagina's