Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Eene nieujwe liturgie. Strijd voor de officieele^ exkenning door de Oud-Lutherschen.

In D'uitschland is de kerkelijke wereld zeer in de weer over de nieuwe |> agenda" die staat ingevoerd te worden. Deze vraag naar eene nieuwe sKirchen-agenda" of, gelijk wij het zouden noemen, eene nieuwe of herziene liturgie, is aan de orde gekomen, sedert vele predikanten op het voetspoor van den Ritschliaanschen hoogleeraar Harnack te Berlijn openlijk uitgesproken hebben, dat zij de 12 artikelen van ons algemeen, ongetwijfeld. Christelijk geloof niet meer konden beamen waaruit volgde, dat men in de liturgie zich ook niet meer van genoemde artikelen wilde bedienen.

De apostolische geloofsbelijdenis moet, volgens-de nieuwe agenda, bij het afnemen van belijdenis des geloofs, bij het bedienen vanden Heiligen Doop, bij het bevestigen van een predikant, ja, bij elke godsdienstoefening gebruikt worden.

Dat de mannen van de «Protestanten-verein" daartegen toornen, is te begrijpen. Het gaat niet aan, zoo spreken de modernen in de Pruisische landskerk, om een ieder te dwingen zijn persoonlijk geloof uit te spreken in eene formule, waarin verschillende dogmatische uitdrukkingen voorkomen, die bij vele Protestantsche Christenen ernstige bedenking vinden. De modernen kunnen zich maar niet verbeelden, dat, wanneer een dienaar des Woords eenige liturgische handelingen verricht, hij daarbij niet staat om volgens eigen inzicht en geloofsovertuiging te handelen; maar geroepen is, om in overeenstemming met de belijdenis der gemeente, den dienst te verrichten. Is zijne persoonlijke overtuiging in strijd met het geloot der gemeente, dan behoort hij zijn ambt neder te leggen. Dit is geen geloofsdwang den predikanten aangedaan, maar volgt uit het belijdend karakter van de kerk des Heeren.

Ook de Gereformeerden zijn niet erg ingenomen met de gedachte, dat een nieuwe agenda zal worden ingevoerd. Vele Gereformeerden verkeeren in den waan, dat het der gemeente vrij staat om eene agenda, die door de Algemeene Synode is aangenomen en door den koning als opperste bisschop wettig afgekondigd werd, al dan niet aan te nemen. Doch ten onrechte. Alleen ten opzichte van de bediening der sacramenten is, blijkens de Kerkordening der Evangelische landskerk, eene nieuwe agenda niet bindend.

Toch meent men in Gereformeerde kringen dat men er niet toe over zal gaan om tot het invoeren van de nieuwe agenda te dwingen, omdat gevreesd wordt, dat velerlei tivist daarvan het gevolg zal zijn; en dit juist in die gemeenten, waar het kerkelijk leven een eigen'aardigen vorm heeft aangenomen. De Evangelische Kirchenzeitung eischt daarentegen, dat de nieuwe liturgie door alle predikanten zal worden gebruikt. «Heeft de agenda verbindende kracht verkregen, dan is het van lederen predikant der landskerk te eischen, dat hij haar gebruikt. En wanneer hij mocht weigeren haar te gebruiken dan is hij strafbaar volgens de disziplin argesetz. Maar wat te dóen, indien sommige gemeenten zich tegen de invoering verzetten ? Deze kunnen toch niet volgens de strafwet vervolgd worden.

Het is jammer, dat in het orgaan van den Gereformeerden bond niet wordt betoogd, hoe in de Gereformeerde kerken eene nieuwe liturgie moet tot stand komen. Daartoe toch behooren de kerken in Generale Synode saam te komen. Nu bezitten de Gereformeerde kerken in Duitschland geen meerdere vergaderingen. Wel komt om de vijfjaren eene Generale Synode der Pruisische landskerk te samen, maar deze Synode is eene vertegenwoordiging van de geheele Evangelische landskerk van Pruisen, waarin slechts enkele Gereformeerde leden zitting hebben. Bovendien kon die Algemeene Synode niet gezegd worden de' kerken van de Pruisische landskerk te vertegenwoordigen door een zeker deel (wij meenen een derde) van de leden, welke door den koning van Pruisen, als opperste bisschop der Evangelische landskerk, benoemd wordt. Het komt ons voor, dat de Gereformeerden, die tot de Pruisische landskerk behooren, door de invoering der nieuwe agenda opnieuw er aan herinnerd worden, dat zij leven onder eene kerkorde, die niet in overeenstemming te brengen is met de Gereformeerde belijdenis.

Toen in 1830 de Gereformeerde en Luthersche kerken in Pruisen vereenigd werden tot eene Evangelische landskerk, konden vele Luthersche gemeenten zich daarin niet vinden. Zij zagen in de vereeniging eene krenking der Luthersche belijdenis en wilden daarom niet tot de landskerk gerekend worden. Met volle recht beweerden die gemeenten, dat zij geen nieuwe secte vormden, doch wilden blijven wat zij vóór de Unie geweest waren, nl. de oude Luthersche kerk, die, dank zij den Westphaalschen vrede, door de wet werd beschermd. Toch wilde de regeering die Luthersche kerken, die

niet in de Unie wilden opgaan, niet officieel erkennen.

Toen Friedrich Wilhelm IV aan de regeering kwam, begonnen de oud-Lutherschen, gelijk we zé maar zullen noemen, om erkenning door de regeering te vragen. In 1845 '^f^^'i hun de mogelijkheid, om in Pruisen te bestaan, van regeeringswege geopend, maar de hun toekomende naam en rechten van de Luthersche kerk werden hun niet gegeven. Daarbij lieten zij het niet zitten. De concessie hun gedaan, namen zij aan, maar zij gingen voort met petitioneeren. In 1892 gaf de minister van eeredienst in zijn advies aan het huis van afgevaardigden te kennen, dat het hem voorkwam, alsof de oud-Lutherschen zich zonder oorzaak van de Evangelische kerk hadden afgescheiden, want de Luthersche belijdenis en daarmede de Luthersche kerk bestaat nog altijd in de Evangelische landkerk. Op dit woord hebben de gescheidene Lutherschen den minister gevat. Zij antwoordden, dat, wanneer het waar was, gelijk de minister gezegd had, dat daar waar de Luthersche belijdenis was ook de Luthersche kerk te vinden is, zij dan ook als de Luthersche Kerk moesten erkend worden, daar de minister toch niet kon ontkennen, dat de Lnthersche belijdenis bij hen gevonden werd. Het is ef den gescheidene Lutherschen niet om te doen , om door de regeering erkend te worden als de Luthersche kerk, maar om naast de naar de meening der regeering in de Evangelis'; he landskerk voortbestaande Luthersche kerk, de rechten eener officieel erkende I.> uthersche kerk te genieten.

Opmerkelijk is het, dat het orgaan der Luther-.schen, hetwelk in de EvangelischeTandskerk te vinden is, de Allgeineine Evangelische-Luthei'isclie Kirchenzeiiung^ het zeer voor de Luthersche broeders opneemt, die zich niet in de Pruisische Unie kunnen vinden. De geschiedenis heeft trouwens de Lutherschen die der Unie, welke de verschillen tusschen Lutherschen en Gereformeerden voor onwezenlijk verklaarde, niet konden onderschrijven, in het gelijk gesteld. De Unie was niet ten zegen, noch voor de Gereformeerde, noch voor - de Luthersche kerken.

— Weigerend antwoord o.p ee dringend verzoek.

Lenige weken geleden deelden wij mede, dat eenige gemeenteleden van de staatskerk van Wurtemberg, zich tot den koning als hoofd der landskerk gewend hebben met het dringend, verzoek om, met het oog op het voortwoekerend onge-• loof in de gemeenten en op de ontkennende richting waarin de hoogleeraren, die de aanstaande predikanten aan de Universiteiten moeten opleiden, een zevende hoogleeraar aan de Universiteit van Xübingen te benoemen, die ui de rechtzinnigen zou behooren gekozen te worden. Een bescheiden verzoek zou men zeggen — doch de minister van eeredienst heeft op di adres namens het hoofd der landskerk geantwoord, dat de staat der geldmiddelen tot benoemen van een zevenden hoogleeraar bij de Theologische faculteit te Tubingen dit niet toeliet, en dat het voorts eene dwaling was te denken, dat de zes hoogleeraren, 'waaruit thans de taculteit bestaat, liberaal zouden zijn. Waarschijnlijk zijn de heeren theologische professoren volgers van Ritschl en deze zijn er evenals ten onzent ook de ethischen der linkerzijde er zeer op gesteld, om met den naam van rechtzinnig genoemd te worden, al is het ook, dat zij in den grond der zaak in schier alle stukken der leei: van de belijdenis der Luther sche kerk afwijken.

Wat nu het gevolg van dat weigerend antwoord zijn zal, is nog niet te bepalen. Wel hebben adressanten in hun verzoekschrift te kennen gegeven, dat zij van oordeel waren, dat, wanneer aan hun wensch geen gehoor gegeven werd, de eenheid van de landskerk gevaar loopen zou.

WiNCKEL.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 april 1894

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 april 1894

De Heraut | 4 Pagina's