Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tusschen twee polen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tusschen twee polen.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 18 Mei 1894,

Het leven van Christus' kerk slingert altoos op en neder tusschen twee polen.

Eenerzijds lokt en boeit de eenheidsidee, die in - Romes kerk haar rijkste en meest grootsche openbaring vond; en anderzijds de idee der vrijheid, die zoo machtige prikkel bleek in de dagen der Hervorming,

Nu oefenen beide deze denkbeelden op zich zelf zulk een sterke aantrekkingskracht, dat we ons uitnemend goed kunnen voorstellen, hoe iemand die de ellende der eenheid heeft gekend en dan het schoon der vrijheid ziet schitteren, deze zoo op de spits drijft, dat hij ten slotte alle denkbeeld van kerk zelfs verwerpt, en met de Kwakers en andere secten van niets weten wil, dan van losse gezelschappen, van bekeerde kinderen Gods,

En omgekeerd verstaan we evengoed, hoe iemand, die de ellende der vrijheid in haar eindelooze splitsingen en krakeelingen heeft leeren kennen, en nu opeens het schoon van Romes eenheid zich ziet voorgesteld, metterdaad in deze eenheid de haven der behoudenis waant gevonden te hebben.

Het ligt nu eenmaal in" den aard van veler natuur, dat ze, tusschen twee zulke polen geplaatst, doorslingeren moeten van het ééne naar het andere uiterste, en den gulden regel, dat in de maat de kracht ligt, uit het oog verliezen.

ligt, uit het oog verliezen. Toch toont zulk eenzijdig doorslingeren steeds, dat de macht van den Heiligen Geest in de kerke Gods verzwakt is.

Niet dat daarom de Heilige Geest, na den Pinksterdag, ooit uit Gods kerke week.

Dit kan eenvoudig niet.

Het groote, machtige feit van den Pinksterdag kan nooit ongedaan worden, gemaakt.

Maar wat wel kan, en wat gedurig gebeurt, is dat de invloeden, de werkingen van den in Gods kerke inwonenden Heiligen Geest, te veel belemmering ontmoeten, om krachtig te kunnen zijn.

Het is er dan meê als met de belemmerde ademhaling in de kranke borst. Dan is de adem des levens er wel, en hij woont wel in ons lichaam, maar die adem, die geest des levens wordt te zeer belemmerd, om ons bloed frisch en krachtig te houden. En dan ontstaan vanzelf in dat hchaam al die krankheden en zwakheden, die van belemmerde ademhaling en gebrekkige bloedverfrissching het even noodzakelijk als noodlottig gevolg zijn.

Wat nu de adem of de geest des levens in ons menschelijk lichaam is, dat is de Heihge Geest in het Lichaam van Christus, En diensvolgens hebben deze belemmeringen ook hier hetzelfde droef gevolg, t. w, dat het levensbloed der kerk niet de zoo noodige geestelijke verversching ontvangt, en als gevolg hiervan allerlei zwakheid en geestelijke krankheid openbaar wordt.

Dit leidt dan eenerzijds hiertoe, dat de eenheid der kerke Gods, die alleen rusten kan in den Heiligen Geest, die in Christus als het Hoofd en in ons als zijn ledematen woont, nu ontbreken gaat, en dat men alsdan voor die innerlijke eenheid een uitwendige eenheid in de plaats zoekt te stellen.

Langs dien weg is de eenheid van Rome ontstaan, teneinde door uitwendige banden het uiteenvallen te voorkomen van wat zijn inwendige, geestelijke eenheid verloren had.

Maar ook is langs dien zelfden weg, en uit diezelfde oorzaak de gedurige splitsing en verbrokkeling geboren, die in zoo menig land het leven der Reformatie ontsiert. Naarmate toch de invloeden van den Heiligen Geest meer belemmerd werden, en dies zwakker werkten, gevoelde men steeds meer behoefte, om niet zijn steunpunt in dien Heiligen Geest zelven, maar in zijn uitwerkingen op bepaalde personen te zoeken.

Men wilde niet meer gelooven, men moest zten.

En zoo kwam men er onwillekeurig toe, om alleen daar het echte merk van de kerke Gods te eeren, waar men, naar eigen ooirdeel, achtte te kunnen vaststellen, dat een waarachtig werk van bekeering en heiligmaking te aanschouwen viel.

Op die wijs echter verloor het machtige feit van de uitstorting van den Heiligen Geest alle beteekenis, en kwam weer alles op de enkele personen aan. k

Nu, enkele personen, die God vreesden, en geloofden, waren er ook in de dagen des Ouden Verbonds geweest. Zelfs in Elia's dagen nog zeven duizend. o L z i

Wie uitsluitend op de enkele personen ziet, deze keurt en er zich, naar eigen keus, van afscheidt óf mede vereenigt, zou dus evenzoo hebben kunnen handelen vóór den Pinksterdag, ja, al ware er nooit een Pinksterdag geweest. w e d m

Het Pinksterwonder, de uitstorting van den Heiligen Geest, en de daaruit gevolgde inwoning van God den Heiligen Geest in zijn gerheente, rekent voor zulk een niet mede.

Ook al loochent hij dat wonder niet, het heeft voor hem geen beteekenis, en hij oordeelt, schift en keurt alsof het nooit had plaats gegrepen.

Zullen daarom de kerken Gods, zonder terug te vallen in een dwingende, uitwendige eenheid, die het geestelijk leven verstikt, niet overslaan in het andere uiterste, zoodat ieder zijn eigen weg kiest, en zijn eigen kring vormt, en heil zoekt in een doellooze splitsing en verbrokkeling, dan is niets zoozeer noodig, als dat het geloof in den Heiligen Geest, als in Gods kerke inwonend, bij de gemeente Gods krachtiger opleve.

Alleen in die inwoning van den Heiligen Geest in de gemeente Gods ligt de ware harmonie tusschen de ware eenheid en de geestelijke vrijheid.

Hoe meer daarom de predikatie des Woords dit geloofsbesef kweekt, hoe meer ze Gods kerk bouwen en bevestigen zal.

Wie niet onder de macht van den Heiligen Geest wil komen, moet komen onder de macht van menschen.

Schaal-ooUecte.

Van meer dan één kant stelt men ons de vraag, hoe van uit kerkelijk standpunt te oordeelen zij, over het houden van een Schaal-collecte aan de huizen.

Hier zitten drie quaesties voor één in. I", Is collecte op een open schaal ooit goed te keuren ? 2'^. Is een collecte vanwege de kerk bij haar eigen leden aan huis aan te bevelen? En 3" is een collecte vanwege de kerk geoorloofd in den zin van wat Tollens zong: »Wij gaan met schaal en bussen rond en kloppen aan in alle wijken, " dus ook bij niet-leden?

Wat het eerste punt aangaat, is een collecte van aalmoezen op een open schaal zoodat men zien kan wat gegeven wordt, niet overeen te brengen met het woord des Heeren: »Gij dan wanneer gij aalmoes doet, zoo laat uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet, \opdat uw aalmoes in het verbolgen zij."

Geheel iets anders daarentegen is het inzamelen van bijdragen voor é^n kerkelijken dienst. Zulke bijdragen zijn geen aalmoezen, maar betaling van zijn aandeel in een gemeenschappelijk aangegane verplichting of gemeenschappelijke 'schuld. Daarvoor kan men desnoods hoofdelijken omslag heffen en een ieder aanzeggen: zoo en zoo groot is uw aandeel, dat gij te betalen hebt.

Voor den kerkdijken dienst worden dus geen aalmoezen gevraagd noch gegeven, en wat men daarvoor inzamelt, mag dus even goed op een open lijst als op een open schaal worden gevraagd.

Wat de tweede vraag aangaat: of men collecteeren mag van kerkswege bij de leden aan huis, en dat wel voor de armen of voor de kerk, zoo zij geantwoord, dat dit in zich zelf niet ongeoorloofd is, maar voor de kerk die het doet geen teeken is van al te ge zond kerkelijk leven.

Die collecten aan huis [dagteekenen uit de dagen toen één derde der leden bijna nooit meer in de kerk kwam, enldus niets bijdroeg in de collecte, die in de kerk werd gehouden.

Om nu toch ook deze personen te laten meebetalen, ging men bij hen aan huis.

Deze reden vervalt echter, als de leden der kerk trouw ter kerke komen. Dan toch kunnen ze geven in de kerk-collecte. Zijn ze langen tijd ziek of van huis geweest, dan behooren ze bij hun terugkomst de schade aan te zuiveren door een extra gift in de eerstvolgende collecte.

In normalen toestand kan dat aan huis collecteeren dus alleen strekken, om bij de collecten in de kerk nog een tweede of derde collecte bij te voegen, en dit is niet overeenkomstig den aard van het kerkelijk leven. Dat hoort in de kerk te bloeien en daar zijn vrucht te dragen.

Zulk een collecte is dus niet op zichzelf ongeoorloofd, maar ze siert het kerkelijk leven niet.

Eer toont ze, dat er iets hapert.

En wat eindelijk de derde vraag betreft, of een kerk giften mag inzamelen door een rondgaan bij geheel de burgerij in alle wijken, dus bij leden en niet-leden, zoo gevoelt men terstond, dat dit stelsel niet aanbevelingswaardig is.

Zulk een collecte spreekt toch uit: Wij, mannen onzer kerk, kunnen niet toekomen, We zijn niet in staat om onze kerk te onderhouden en voor onze armen te zorgen. En nu gaan we bij de menschen van andere kerken, bij Joden en ongeloovigen rond, om hun te vragen, dat ze ons voor onze kerk, of voor onze armen, helpen zullen.

De kerk vraagt dan een aalmoes aan de burgerij.

Nu is dit niet volstrekt verboden.

Als ik zelf geen middelen heb, om mijn verarmden broeder aan brood te helpen, en er woont naast mij een rijke Jood, dan is het beter dat ik bij dien rijken Jood een stuk brood voor mijn broeder vraag, dan dat hij sterft van honger. g H

Maar er ligt dan ook de bekentenis in uitgesproken: Wij, kerk, hebben al onze middelen uitgeput. Wij kunnen niet meer. En nu gaan wij bedelen bij de vreemden. l w En zegt men nu: > Ja, maar andere keren komen met haar schaal-coUecten ook bij ons. Ook de Joden. Dus geven wij hun. aten zij dan ook aan ons geven; " — dan ij geantwoord, dat het dan veel rationeeler s, in die andere collecten niets te geven, en wat men zoo uitspaart te geven aan zijn eigen kerk.

Eerst zorge men voor de huisgenooten des geloofs, en eerst als die verzorgd zijn, moogt ge aan anderen geven.

Eer niet.

Niet van boven.

Toen in de i6de eeuw de groote Reformatie doorbrak, is de loop van zaken inde Luthersche landen niet dezelfde geweest als in de Gereformeerde.

In Duitschland toch en de Scandinavische staten ging de Reformatie van de hoogere machten in stad en lande uit.

Wel gaf Luther den stoot, en bleef Luther tot zijn dood toe de ziel der beweging, maar de leiding kwam reeds spoedig in handen van de kleine hoven, die, op hun macht naijverig, in de Reformatie een middel zagen, om hun gezagskring op meer dan ééne wijze uit te breiden; deels door zich te onttrekken aan deii paus, deels door te reageeren tegen den keizer.

Feitelijk kwam de Reformatie alzoo in Duitschland van boven, en daalde eerst op die wijs uit de hoven en de hoogere kringen naar het volk af.

Want wel heerschte er met name in de Saksische staatjes een tijdlang een gisting die een ander karakter droeg, en onder Schwenckfeld in dweperij en straks in den Boerenkrijg tot geweld oversloeg; maar juist deze Boerenopstand heeft de kerkelijke macht der hoven en den onvrijen geest der Luthersche Reformatie nog slechts te vaster gezet.

Luther, die uit zijn aard meer volksman was, keerde zich ten slotte zelf tegen deze booze woelingen, die geheel op de lijn van het Anabaptisme lagen, en het einde was, dat de Luthersche kerken onder twee machten raakten, ten eerste onder den landsvorst als opperbisschop (summus episcopus), en ten andere onder de geestelijke hiërarchie van de Ecclesia docens, d, i. van de sleerende kerk"; iets waaronder men verstond: »de gezamenlijke leeraren", zonder dat van het Ouderlingschap of het Diaconaat eenigszins ernstige notitie werd genomen.

Van boven af was en bleef in de Luthersche landen de regel, en dit beginsel zit er in Duitschland nog zoo diep in, dat toen Stöcker den keizer bezwoer zijn opper' bisschopstitel ter w^lle van de vrijheid der kerken te laten varen, de moedige pleitbezorger van de rechten des volks in ongenade viel, en als hofprediker werd afgezet.

Geheel anders daarentegen ging het ia de meeste Calvinistische landen.

Reeds had het volk in deze landen, dank zij de vrijere burgerontwikkeling die ze sinds lang genoten, krachtiger besef van zijn burgervrijheden, was de druk van adel en geestelijkheid ook hier te lande minder sterk, en wasj het vorstelijk gezag aan meerdere beperkingen gebonden.

Met name in Nederland is de Reformatie dan ook niet van boven af tot het volk

afgedaald, maar uit het volk opgekomen. De vorst des lands stond tegen. Het Verbond der edelen, hoe goed ook bedoeld, werkte weinig uit. En de eigenlijke actie school hier van meet af bij den gewonen, meest bij den kleinen burger.

Wel sloten enkele nobele mannen van hooge positie zich bij het volk aan, maar van het volk ging de toon uit, de kracht, de bezieling; en eerst toen het later gelukte, het volk meer naar den achtergrond te dringen, had de actie der Reformatie hier uitgebloeid.

Vandaar dat de kerken zich ten onzent, zij het ook niet met finaal gevolg, in haar beste dagen steeds met hand en tand tegen alle inmenging van de Overheid hebben verzet.

Vandaar ook dat geen bisschopsidee hier wortel kon schieten, maar dat de bediening van het ouderlingschap en diaconaat hierin eere kwam, en dat in onze schoonste tijden de Gereformeerde kerken hier te lande de hechtste steun zijn geweest voor onze burgervrijheden en het bolwerk voor 's volks recht.

Het is zoo, in de iSdeeeuwisditschoone te loor gegaan, zijn onze kerken van lieverlede van haar oorsprong verbasterd, en is de Duitsch-Lüthersche idee, dat de Overheid naar de oogen moet gezien, en dat de sleeraars alleen zeggenschap hebben, en dat bij de grooten der aarde het heil moet gezocht, " ook hier te lande binnengedrongen.

Doch juist van dien tijd af, dat men het ook hier van boven wilde hebben, dagteekent dan ook het droef verval onzer kerken, tot in 1816 de toestand derwijs hopeloos was geworden, dat de Luthersch-Duitsche practijk ook formeel, door het Reglement van 1816, op onze Gereformeerde kerken kon geënt worden.

Onder de droeve naweeën en gevolgen hiervan lijden we nog; te meer nu de theologie, waarin het meerendeel onzer twee duizend predikanten is opgeleid, bijna uitsluitend van Duitsch-Luthersche herkomst is.

Met die Duitsch-Luthersche theologie heeft men zoodoende ongemerkt een geest ingedronken, die lijnrecht indruischt tegen den oorspronkelijken geest der Nederlandsch-Cal-

vinistische Reformatie, Het is nu: tegen het volk en voor wat groot en machtig is, 'tzij in kerk of staat geworden.

En hieruit verklaart het zich dan ook, dat zoovele predikanten der Nederlandsche Hervormde kerk niet beter weten, of ze doen het best, met ook thans bij hun politieke bemoeiing tegen het volk, en voor wat macht en aanzien heeft, partij te trekken.

Iets wat daarom te scherper uitkomt, dat

ze bij een vroegerea strijd, toen het om den Bijbel op de school %va%, zich nauwelijks roerden, en elke politieke bemoeiing als in strijd met het ambt beschouwden, terwijl ze thans, nu het er om te doen is, om de machtigen in kerk en staat tegen het volk te steunen, hun ambt juist als aangewezen beschouwen, om zoo ijverig mogelijk op te treden.

Andere motieven mogen medewerken; maar dit is het diepste motief, al is het dat zij er zich zelven niet van bewust aijn.

Gasten bij bet heilig A-vondmaal.

Men vraagt ons, of ook niet-leden der kerk ten heilig Avondmaal mogen worden toegelaten, en ons antwoord hierop is, dat dit in den regel niet kan.

Van de twee Sacramenten is de heilige Doop het Sacrament van de algemeene kerk, dat onder alle kerken Christi zijn waarde behoudt, maar juist het heilig Avondmaal het Sacrament, dat confessioneel scheidt.

Daarvoor geldt als regel, dat men ten Avondmaal niet mag toelaten, wie niet tot eenzelfde kerkgenootschap behooren.

Dit laatste is dan natuurlijk zóó op te vatten, dat hieronder ook gerekend worden alle personen, die ten Avondmaal zijn toegelaten in elke kerk die met onze kerk in kerkverband leeft; mits dit blijke.

Alsook, dat broederen uit andere landen, die hier tijdelijk vertoeven, en die in hun eigen land behooren tot een kerk, waar meê onze kerken in correspondentie staan, insgelijks als gasten en broederen ontvangen worden.

Soms echter gingen de kerken der Reformatie nog verder, en meermalen zijn ook broederen uit Luthersche landen in een Gereformeerde kerk, of uit Gereformeerde landen in een Luthersche kerk, ter betooning van den broederband in Christus, aan het heilig Avondmaal toegelaten.

Dit laatste echter bleef steeds hooge uitzondering, en kan in de gewone practijk niet wel worden aanbevolen, overmits én de wijze van het Avondmaal te bedienen te veel uiteenloopt, én vooral het formulier van het heilig Avondmaal in beide kerken te zeer afwijkt, om geen stuiting te geven.

Wat men in Duitschland met de Union in dit opzicht heeft beproefd, strekte slechts om de Gereformeerde kerken te vernietigen en allengs Luthersch te maken.

Uit Soerabaia.

Gelijk men weet, is er niet alleen te Batavia, maar evenzoo te Soerabaia, als uitvloeisel van de kerkelijke Zending der vroegere Christelijke Gereformeerde kerken op Java, een Gereformeerde kerkeraad opgetreden.

Nadat nu kapitein Idenburg zoo vriendelijk was, ons kort geleden in te lichten over de kerk van Batavia, doet thans de heer A. Bolwijn, ongevraagd hetzelfde voor die van Soerabaia.

Zijn schrijven zij hiermee ter kennisse van onze lezers gebracht.

Het luidt als volgt:

Hooggeachte Rtdacteiir !

In aansluiting bij de mededeeling van den WelEd. Gestr. Heer W. F. Idenburg, zie ^^m«^ No. 839 en tegen Vtlzxi-ü& AmditZuid-Hollandsche Kerkbode van Ds. Sikkel, wiens toorn over de splitsing van den dienst in de Gereformeerde Kerken te Batavia en te Soerabaia lichter te vergeven is dan de min juiste mededeelingen die op de j.l. synodale vergadering schijnen versterkt te zijn, zij het mij vergund hier, voor wat de Gereformeerde Kerk te Soerabaia betreft, eene volledige mededeeling van feiten te laten volgen. Geloovende, dat gij hierin een antwoord op uwe vragen zult vinden, die ik in b. g. nummer van de Heraut ook aan mij acht gericht, hoop ik tevens, dat wat er overigens wordt vermeld u ook wetenswaardig moge voorkomen.

Wat zijn dan feiten te Soerabaia? — dat het Evangelie door mij en één mijner helpers driemaal per week in 't Maleisch gepredikt wordt, tweemaal in de Kampong en eenmaal in de Kerk, waarin ook wekelijks éénmaal in 't Hollandsch gepreekt wordt; dat we twee Zondagsscholen hebben, één Hollandsche en één Javaansche, welke 'laatste door ± 40 kinderen geregeld bezocht wordt; één dagschool met ± 90 Javaansche kinderen, waar elke week gedurende 30 uren onderwijs wordt gegeven; dat mijne helpers dagelijks en ik zelf zooveel mogelijk evangeliseeren onder Mohammedanen en Heidenen; dat hier ééne HoUandsch-Javaansch, Chineesche Gemeente is met één Kerkeraad, om aller belangen te behartigen; dat het Evangelie in 't HoUandsch en in 't Maleisch verkondigd wordt, niet om Javaan of Chinees van Europeaan te scheiden, maar om beiden te bereiken; dat om deze reden ook de sacramenten in beide talen bediend worden; dat er in de Gereformeerde Kerk alhier slechts één Maleier is, die HoUandsch verstaat en altijd in beide diensten tegenwoordig is; dat de overige Inlandsche Christenen de Kerk niet bezoeken, als er in 't HoUandsch gepredikt wordt, maar bijna zonder uitzondering getrouw, wanneer er in 't Maleisch gesproken wordt; dat menig Europeesch Christen met Javanen naar Gods huis gaat, en met hen aan den disch des Heeren aanzit. ƒ

Er is echter meer. Ongerekend het salaris voor twee helpers ad ƒ 60.— per maand, heeft de Gereformeerde Kerk te Soerabaia van de vroegere Zendingscommissie en van de huidige Deputaten nog nooit één cent voor het eigenlijke zendingswerk ontvangen. Wél is er dikwijls om gevraagd, maar nooit werd iets gezonden ; zelfs bleven de aanvragen onbeantwoord. En wat heeft de Gereformeerde Kerk alhier ook in dit opzicht gedaan? — Zij heeft van haar eigen ge d een degelijk huis in de Kampong gekocht en daarnaast een flinke school laten bouwen, uitsluitend ten dienste van het eigenlijk zendingswerk onder de Mohammedanen, en zich daarvoor eene uitgave getroost van circa ƒ 1500.—; ook heeft zij d gedurende eenige jaren het tractement der helpers met ƒ 10 per maand moeten verhoogen, en van haar eigen geld bijbetaald, En om nu niet te gewagen van armen­ hulp en medischen bijstand ten behoeve van Inlanders, zij nog alleen vermeld, dat de tegenwoordige nieuwe Kerk zoowel voor Javanen en Chineezen is als voor Europeanen.

Met heilbede

Uw geringe br, in Christus^

Soerabaia^ 3 April 1894.

Ook voor deze mededeeling zijn we erkentelijk.

Slechts op één punt hadden we gaarne nadere mededeeling gehad.

Indien het heilig Avondmaal stipt overeenkomstig het formulier onzer kerken bediend wordt, kan dit natuurlijk zeer wel aan éénzelfden disch in twee talen geschieden.

Bedoelt nu de heer Bolwijn, dat dit ook zoo geschiedt, ofwel, houdt men te Soerabaia afzonderlijk Avondmaal voor Europeanen en Javanen?

Ons dunkt toch, waar, ter oorzake van de taal, de predikatie scheiding maakt, kan en moet juist bij het heilig Avondmaal de éénheid der gemeente uitkomen, .

Zulk een bediening van het Avondmaal in twee talen aan één disch greep herhaaldelijk plaats, en loopt uitnemend.

Doch overigens blijkt nu duidelijk, dat ook te Soerabaia alleen noodzakelijkheid iot zekere splitsing heeft geleid.

Dit nu verheugt ons.

Minder aangenaam deed ons een tweede schrijven van den kerkeraad te Soerabaia aan, gericht als een protest aan de eerstvolgende Synode tegen de besluiten te Dordrecht, in zake den heer Van Alphen genomen.

Dit protest luidt als volgt:

PROTEST

van den raad der Gereformeerde Kerk te Soerabaia tegen br. v. Alphens losmaking van de zending door Deputaten en synode der Gereformeerde Kerken in Nederland.

WelEerwaarde Broeders!

De raad der Gereformeerde Kerk te Soerabaia brengt door dezen ter kennis van de a. s. synode der Gereformeerde Kerken in Nederland:

i". dat v. n, raad, kennis dragende van de schriftelijke machtiging van de vroegere Algemeene Zendingscommissie der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland aan br. Van Alphen, om te Waingapoe eene school te openen; en, dat die commissie ten behoeve dier school in zake salaris en meubilair etc. nooit één cent heeft uitgekeerd, en toch gedurende achttien maanden deze school ten laste van br, v. Alphen heeft aangehouden, welke broeder zich daarvoor eene uitgave van over de / 400.— heeft moeten getroosten, tengevolge waarvan hij met zijn talrijk gezin in groote finantieele moeilijkheden werd gewikkeld, zulk een gedrag van Zendingscommissie en huidige Deputaten zeer ernstig afkeurt.

2*. dat de ontslagbrief van Deputaten aan br. Van Alphen in zijne vergadering is voorgelezen, waarvan inzonderheid de motieven, die Deputaten tot br. Van Alphens losmaking Van de zending hebben geleid, zijn overwogen; en, ofschoon met beving aarselt toch de kerkeraad niet, die motieven geheel ongegrond te verklaren. Gaarne wil hij hiervan nadere verklaring geven, en doet hij door de volgende opmerkingen:

a, op onzeker vermoeden en op het getuigenis van zich schuilhoudende en niet bij name genoemde personen hebben Deputaten br. V. Alphen van de zending losgemaakt, wat zijn oordeel in zich draagt;

b. Deputaten zijn tot br. v. Alphens losmaking van de zending overgegaan zonder hem alvorens gewaarschuwd en tot verantwoording te hebben opgeroepen;

(^i de beschuldiging, tegen br. v. Alphen ingebracht, is door Deputaten geaccepteerd, doch, voor zoo verre bekend, is niet één ambtsdrager der Gereformeerde Kerken in Indië in deze zaak gehoord;

d, de beschuldigingen r, 2 en 3 van Deputaten jegens br. Van Alphen zijn onredelijk en geheel onwaar. Onredelijk^ omdat br. v. Alphen op Soemba drie vreemde talen tegelijk moest aanleeren; en onwaar^ wijl hij het Maleisch redelijk wel spreekt, en van het Soembaneesch eene niet onbelangrijke studie heeft gemaakt, waarvan hij de stukken kan overleggen;

e. het eerste gedeelte van beschuldiging 4 mag br. Van Alphen zich tot een eere rekenen, wijl hij niet alleen dienaar des evangelies is, maar ook man en vader, in welke beide laatste betrekkingen hij eerst dient getrouw te zijn, om zich als evangeliedienaar een waardig voorbeeld voor anderen te betoonen. Hiermede vervalt dan vanzelf het laatste gedeelte van beschuldiging 4. En in hoeverre er verontschuldigingen voor de beschuldigingen s en 6 zijn aan te voeren, blijve aan het oordeel van Deputaten overgelaten;

. op br. Van Alphens leer en wandel is niets aan te merken. Staande de synode is dit ook bij monde van Ds. Donner gezegd, en daarna in Bazuin en Mostaardzaadje voor het publiek herhaald; en toch hebben Deputaten niet geschroomd hem te behandelen als ware hij een grove zondaar; welke handelwijze van Deputaten geheel in strijd is met Art. 80 onzer kerkenorde.

Al deze opmerkingen zijn den kerkeraad zoovele redenen, om br. Van Alphens losmaking van onze zending een misstap van Deputaten en synode te noemen; en raadt hij met alle bescheidenheid doch met den drang der liefde zoo der_ synode als den Deputaten aan ernstige pogingen aan te wenden dezen misstap te herstellen en br. y. Alphen, die in het openbaar zoo diep beleedigd en gekrenkt is, publiekelijk eer en ambt terug te geven.

De raad der Gereformeerde Kerk te Soerabaia.

A. BOLWIJN.

HUINNEMAN JH.

Aan de synode der Gereformeerde Kerken in Nederland.

Op dit stuk kunnen we natuurlijk niet ingaan. Het kan pas dienen tegen 1896. Er is dus tijd tot onderzoek en nadenken.

Slechts zooveel zij opgemerkt, dat ook uit dit incident weer blijkt, hoe noodzakelijk het is, in Indië zelf zeker verband in het werk der Zending, met onze daar gevestigde kerken te hebben.

Zooals het dusver liep, ligt er in zulk een besluit als te Dordrecht allicht moest genomen worden, altijd iets onbevredigends, overmits de gewone gang van de kerkelijke procedure niet te volgen was.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 mei 1894

De Heraut | 4 Pagina's

Tusschen twee polen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 mei 1894

De Heraut | 4 Pagina's