Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Bestraf in aller regenwoordigheid.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Bestraf in aller regenwoordigheid.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bestraf die zondigen in tegenwoordigheid van allen, opdat ook de anderen vreeze mogen hebben, I Tim, 5 ; 20.

Het kwaad moet gestraft worden, maar in dat straffen zelf kan nieuw kwaad, kan zelfs zonde steken, als het uit onheilig motief of op t p g w ngerechtige en onzielkundige wijze geschiedt. Bij den rechter komt dit zoo niet uit, omdat deze aan een strafwet gebonden is, allerlei vormen moet in acht nemen, en meest vonnis velt lang nadat het kwaad werd begaan.

Maar in huis tegenover vrouw en kinderen en dienstbaren, en op het ambacht of kantoor tegenover wie loon trekt, is het gevaar voor een straffen van het kwaad, waarin zelf kwaad zit, verre van denkbeeldig.

Denk maar aan zoo menig vader of moeder, die bij zoo velerlei verkeerdheid van hun kind alles stil loopen lieten, een enkel maal zelfs schik hadden in zijn ondeugendheid, soms zich zelfs zoover vergaten dat ze het verkeerde aanmoedigden. Maar wee, als nu dat zelfde kind eens iets doet, dat vader persoonlijk griefde of moeder in haar huishouding te na kwam. Dan toch zag men vader of moeder niet zelden om een veel kleiner verkeerdheid opstuiven, in toorn over hun kind heenvallen, en straffen op een wijs die alle perk te buiten ging.

Natuurlijk wie zoo wispelturig. en willekeurig straft, straft niet om Gods wil, niet om Zijn recht, niet om Zijn ordinantiën te handhaven, straft zelfs niet om zijn kind te beteren, maar straft om de baas te blijven en uit persoonlijke geprikkeldheid en uit hartstocht.

Bij al zulk straffen nu moest de straffer zelf weer gestraft worden, want in de meeste gevallen stak in zijn eigen hartstocht dan nog erger zonde, dan in het kwaad dat hij bij zijn kind te keer ging-

Tusschen vrouwen en dienstboden, meesters en knechts ziet men vaak hetzelfde gebeuren.

Allerlei laten passeeren, dat stellig berispt en gestraft moest worden; maar dan opeens over een betrekkelijke beuzeling hooge woorden, omdat men geprikkeld is, en men zijn passie geen meester kan blijven.

Deze wijze van straffen nu is niet enkel onoordeelkundig en onmenschkundig, maar ze gaat, veel erger, tegen Gods ordinantiën in, want recht om te straffen heeft niemand uit zichzelf, bezit nooit iemand dan van Godswege, en juist deswege mag er nooit anders gestraft dan om Gods wil, en is alle straffen uit passie en in boosheid zon Je.

Doch ook op andere manier sluipt allerlei kwaad bij het straffen in.

Zoo bij de vraag, of ge strafifen moet in anderer bijzijn, of straffen onder vier oogen.

Immers ook bij deze vraag, ergert ge u telkens aan verkeerdheid in de wij/, e van straffen. De édne maal omdat publiek bestraft werd wat ge voelt, dat in de binnenkamer had behooren te zijn afgedaan. En een ander maal omdat in de stilte, zonder dat het iemand merkt, een bestraffing wordt toegediend, die naar recht in aller tegenwoordigheid had behooren te geschieden.

Ook hierin nu men^t zich liet Woord van God, want de heilige apostel schrijft aan Timotheus: t Bestraf die zondigen in tegemooordigheid van al/efi., opdat ook de andcr< n vreeze mogen hebben".

Dit nu is andere taal dan wat ge thans hoort rondfluisteren.

Immers in de kringen, waar de geest dezer eeuw den toon aangeeit. is het bijna doorslaande regel geworden, dat alle bestraffing onder vier oogen moet worden afgedaan, en kant men zich steeds beslister tegen alle publieke bèstrafifing. Men zegt u dan, dat ge door in stilte de zaak af te doen, het gevoel van den overtreder spaart, dat ge zijn eergevoel minder krenkt, dat ge hem niet vernedert in anderer oogen, dat ge zijn vertrouwen er door wint, en, kortom, beter kans hebt, om ten goede op hem in te werken. Onder vier oogen zal de overtreder lichter zijn schuld bekennen, openhartiger, oprechter zijn, terwijl hij in anderer bijzijn zich zal pogen te handhaven, en licht neigt tot brutale leugen.

Anderer bijzijn prikkelt licht tot verzet, en lokt uit om u te tarten.

Waar dan het gevolg van is, dat straf in anderer bijzijn vaak wel tot onderwerping in schijn leidt, maar wrok in het hart laat zittten. Zoo spreekt men thans in tamelijk algenieenen kring, en ongetwijfeld steekt in deze voorstelling waarheid.

Alleen maar ze kan niet altoos doorgaan, want de Schrift spreekt zeer beslist ook van gevallen, waarin de regel geldt: sBestraf hen die zondigen in aller tegenwoordigheid, opdat ook de anderen vreeze mogen hebben." j

Dat de heilige apostel Paulus in dit verband alleen doelt op Dienaren des Woords en Ouderlingen die zich kwamen te misgaan, doet natuurlijk niets ter zake.

De regel die hier gesteld wordt is van algemeene strekking, en die regel zegt u, dat bèstrafifing in aller tegenwoordigheid plicht van Gods wege kan zijn.

In het huisgezin beduidt dit dan, dat ge bestraft als alle hiiisgenooten aan den disch, of na den disch onder de lezing van Gods Woord, bijeen zijn.

En nu valt de nadruk natuurlijk op dat zondigen. sZondigen" is een sterker uitdrukking dan ondeugend zijn. »Zondigen" draagt een ernstiger karakter. «Zondigen" duidt op een kwaad, waarin schending van de ordinantiën Gods plaats greep.

Liegen, bedriegen, stelen, gemeenheid, brutaliteit, sarrend plagen, spotternij met het heilige enz., dat alles zijn booze verschijnselen, die onder het «zondigen" vallen.

Als b. V. een kind ol een dienstbode om half zeven in plaats van om zes uur opstaat, indien opstaan te zes uren hem geboden was, dan is dat te laat opstaan wel verkeerd en wel kwaad, maar daarom nog geen szondigen", en komt het «zondigen" er eerst in, zoo dat kind of deze dienstbode het gezag veracht, zich opzettelijk niet stoort aan het gegeven gebod, en bij het ontvangen van een berisping zich aanstelt, als stond het hem vrij, om te gehoorzamen of niet te gehoorzamen.

Gemeenlijk nu keeren de menschen hierbij den regel om. Zulk een niet doen van wat gezegd is, nemen zij zeer hoog op, en op de verachting van het gezag letten ze nauwelijks. Ze toornen als hmi «/'fi? » ^^to/niet gehouden wordt, maar de overtreding van Gods gebod laat hen koud.

Daar komt dan bij, dat het szondigen" hier door den apostel bedoeld, onderstelt, ö'^/afe/wwenooten er van weten.

Heeft een kind of een dienstbode iets misdaan, at vader of moeder alleen merkte, maar waar e overige huisgenooten niets van weten noch erkten, dan is volgens Matth. 18:15 alle betraffing in anderer tegenwoordigheid uitgesloten; lthans indien de schuldige onder vier oogen ot bekentenis en verootmoediging komt. d o n n

Maar is de zonde publiek geworden, althans ubliek in den huislijken kring, zoodat de huisenooten er wel van weten, en draagt wat misdaan erd, dat ernstig karakter, dat in het «zondigen" r g z ligt, dan, zoo zegt de heilige apostel, moogt ge de zaak niet in stilte afdoen, maar moet ge bestraffen in aller tegemuoordigheid. P M d

Dan hebt gij niet te vragen, of de schuldige het allicht liever anders had, of hij het onpleizierig zal vinden, of gij zelf het liever onder vier oogen afdeedt, noch of het den schuldige allicht prikkelen, en misschien verharden zal, maar dan moet ge bestraffen in aller tegenwoordigheid, omdat Gods Woord het alzoo eischt.

Zelfs de uitzondering, dat men dit met volwassen zoons en dochters toch niet doen kan, gaat niet op.

Immers wat Paulus zegt, zegt hij met name zelfs ten opzichte van ambtsdragers die zich misgingen. En dat wel om deze afdoende reden, dat een Ouderling, en zoo ook een oudere broeder of zuster in het huisgezin, in veel erger zin het zedelijk besef verzwakken, indien ze de huisorde of Gods ordinanriën verstoren^ dan een jongere, nog minder nadenkend, dit kan.

Juist toch op den indruk en de gevolgen van zulk een zonde voor de andere huisgenooten grondt de heilige apostel zijn tuchtregel. Hij voegt er toch aan toe: opdat ook de andereii vreeze mogen hebben. .

Elke zonde die in het huislijk leven openbaar wordt, hetzij van leugen, van bedrog, van verzet tegen het gezag, van brutaliteit of wat ook, dreigt de zedelijke veerkracht ook bij de andere huisgenooten te verzwakken.

Kwade voorbeelden trekken zoo sterk. Een kwaad kind bederft zoo licht het zedelijk karakter van al zijn bïoertjes en zusjes. Jién verkeerd element onder de dienstboden vergiftigt zoo vaak heel de keuken. Eén verkeerde arbeider steekt bijna geregeld heel de ploeg aan.

Wie in het huisgezin «zondigt" stelt zich niet alleen persoonlijk verkeerd en schuldig aan, maar vergrijpt zich tevens aan de zedelijke macht van eerbied en ontzag voor Gods wet, waar elk deugdelijk huisgezin op drijven moet. En daarom nu juist mag zulk een zonde niet in stilte worden afgedaan. Wat allen geraakt heeft, en op allen ten kwade dreigt te werken, moet ook in aller tegenwoordigheid bestraft, opdat voor aller besef de zedelijke orde in het saamieven weer hersteld worde.

Gods macht over het gezin is dan door zulk een zonde voor een deel opzij gedrongen, en deswege m^et het gezag Gods weer in aller tegenwoordigheirl en voor aller oor in den huiselijken kring zijn zeggenschap herwinnen.

Dit heeft dan tevens dit goede, dat men niet op staanden voet straft; dat men eerst kalm wordt; alle persoonlijke gekrenktheid aflegt; niet dan heiligen toorn openbaart; en nu met de majesteit van het ouderlijk gezag die God op ons gelegd heeft, zóó bestraft dat én de conscientie van den schuldige én aller conscientie kan geraakt worden.

Hiermee is natuurlijk niet gezegd, dat men niet vooraf ook met den overtreder onder vier oogen mag handelen, om hem tot belijdenis en boete te brengen. Soms kan het zelfs raadzaam zijn, hem op het ondergaan van de bestraffing in aller tegenwoordigheid door vermaan en gebed voor te bereiden.

Ook moet dit publiek bestraffen gemeden, als de zaak óf niet bekend, óf te nietig is.

Maar is er in huis, op het kantoor, op het ambacht, óf waar ook, wezenlijk gezondigd en zóó gezondigd dat allen het weten., dan mag de bestraffing in aller tegenwoordigheid niet uit-, blijven.

Gods Woord bindt ons.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juni 1894

De Heraut | 4 Pagina's

„Bestraf in aller regenwoordigheid.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juni 1894

De Heraut | 4 Pagina's