Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Zijn broeder Abel.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zijn broeder Abel.”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij voer voort te baren zijnen broeder Abel; en Abe werd een schaapherder, en Kaïn werd een landbouwer. Gen. 4 : 2.

De betrekking van broeder tot broejer is de eerste, welke na die van man tot vrouw op aarde onder menschen ontstaan is.

Na van Adam en Eva te hebben gehoord, hooren we het eerst van Kaïn en Abel.i en zulks wel met de schriklijke uitkomst, dat de ééne broeder den anderen vermoordt.

Dit laatste nu is niet bijkomstig, en wijst ons op het bange gevaar, dat in de broederlijke betrekking schuilt.

Kaïn sloeg Abel dood, niet omdat Abel hem iets in Jden weg had gelegd, maar omdat hij hem als broeder in den weg stond.

Kaïn was eerst alleen, en toen kwam Abel er bij, en ontstond voor hem het zoo veelzeggend vraagstuk, om met een tweede van gehjke positie, naar hooger ordinantie op voet van vrel en liefde te leven.

Adam en Eva stonden niet als twee gelijken naast en tegenover elkander. In Adam was meerderheid boven Eva, en bovenal Adam en Eva vulden elkaar aan. Zij was als »een hulpe tegenover hem."

Maar zoo was het bij Kaïn en Abel niet. Deze twee waren van één soort, beide mannen. En ze stonden op voet van gelijkheid; -beiden toch waren zonen uit eenaelfde gezin.

Wat Adam en Eva het hunne noemden, brachten ze saam als in een gemeenschap en om niets kon de een den ander benijden. Maar Kaïn en Abel moesten deelen.

En ook Adam en Eva waren bestemd, om tot hun dood toe door den huwelijksband vereenigd te blijven; maar Kaïn en Abel zouden straks elk hun eigen weg gaan.

Zelfs heden nog komt dat in den weg staan an een broeder soms zoo sterk uit.

Er is een eenig kind van rijke ouders. traks wordt hij erfgenaam van een mUlioen chats. Maar zie, daar wordt na jaren hem een

broeder geboren, en dat jonge broertje, zoo het leven blijft, kost heni een nalf millioen.

Of ook, er is een Koningj die twee zoons heeft. Nu kan die jongste Koning worden, mits de oudere sterft. De dood van zijn broeder zou hem de kroon brengen, maar als zijn broeder leven blijft, is hij niets, hoogstens prins, maar.. zijns broeders onderdaan.

Zoo gevoelt ge terstond, wat kiem, wat zaden van nijd en moordzucht er in die schijnbare zoo eenvoudige betrekking van broeder tot broeder kunnen liggen; en die kiem, die zaden scholen ook in Kaïns hart, en zoo is het bloed van Abel vergoten.

Het bloed van & tn rechtvaardigen A^id^ overmits Abel in zijn hart die kiemen van de broederzonde onderdrukte en overwon, terwijl Kaïn ze voedde, ze koesterde en als giftig onkruid in zijn hart liet opschieten.

Ouders die dit inzien, kennen hun roeping, om bij de opvoeding vari hun zonen scherp op de ontkieming van dat giftig onkruid toe te zien.

Ook nog uit anderen hoofde.

Kwalijk toch kan ontkend, dat in de kinderen gemeenlijk zekere trekken van vader en moeder naleven.

De ééne maal mag die gelijkenis treffender, de andere tnaa], zwakker zijn, maar uiterst zelden, Ontbreekt die gelijkenis geheel. Hetspreek-_ •'iill^'jj!''feffl aardje naar zijn vaartje" drukt • 'Tiii^'oar TJÖJt• hcc \-: iVC die geiyke/ïts begrepen heeft. Maar, en hierop willen we wijzen, die gelijkenis Js zelden een volledige in het enkele kind; en een vader die zes zonen heeft, zal allicht in elk van dezen één der hoofdtrekken van zijn eigen karakter overheerschend vinden. De één zal meer den trek van zijn hart, de ander den trek van zijn denkenden geest, een derde den trek van zijn handelend optreden weergeven. En dit nu is zoo vaak onder broeders de droef vruchtbare oorzaak van twist en verwijdering.

Dit zou niet zoo zijn, als de hoofdtrekken in ons eigen karakter steeds bij elkander hoorden. Maar dit weten we wel beter. Al te dikwijls voeren die trekken van ons karakter in onzen eigen persoon heftigen strijd, en worden slechts met moeite door innerlijke worsteling met elkander verzoend.

Doch als nu diezelfde trekken van ons karakter, die in ons verzoend zijn, in onze kinderen afzonderlijk belichaamd optreden, en daardoor nóg eenzijdiger uitkomen, ligt het zoo voor de hand, dat onder deze zonen diezelfde strijd uitbreekt, dien we eerst in ons eigen hart hebben gevoerd, maar nu zonder dien band, dien de eenheid van onzen persoon er tusschen snoerde. Of ook, vader en moeder kunnen naar hun karakter verre uiteenloopen, en dan kan het zijn, dat in den eenen zoon het karakter van vader en in den anderen zoon het karaktervan moeder opleeft.

Doch terwijl nu dit verschil van karakter bij man en vrouw een tegenwicht vond in hun huwelijksband, ontbreekt dit tegenwicht tusschen de beide broeders geheel.

Beider zin en neiging gaat een geheel verschillenden kant uit, en niet zelden vergeten dan vader en moeder zich zoo bitter, dat ze uit sympathie voor hun eigen evenbeeld, die verwijdering, door zeker voortrekken en partij kiezen nog bedenkelijker maken.

Tegen dit natuurlijke gif, dat, door de zonde, in de betrekking van broeder tot broeder schuilt, moest daarom een sterk tegengif worden geboden; en dit gaf God de Heere ons én in de genieene én in de bijzondere genade.

In de gemeene genade door het gevoel van onderlinge betrekking en door den gemeenen nood.

Dat gevoel van onderlinge betrekking spreekt dervvijs sterk, dat men zelfs op allerlei ander terrein, om uit te drukken, dat men in nauwe betrekking tot elkander staat, met opzet en bij voorkeur, den broedernaam bezigt.

Zoo doet men onder ambtgenooten, zoo doet men onder geestverwanten, zoo doen zelfs de vrijmetselaars onder elkander.

Dat gevoel, dit besef heeft God zelf in het hart geplant, en de vermaning: sLaat hem niet aan zijn lot over, hij is toch uw broeder", mist, als de nood aan den man komt, zelden haar uitwerking.

Soms zelfs bloeit uit dit gevoel de edelste vriendschap tusschen twee broeders op.

Gesterkt nu wordt dit broederlijk gevoel, op het erf der gemeene genade, door den gemeenen nood.

Het land moet bebouwd, maar ook de veeteelt geoefend, en nu heeft Kaïn zin voor den landbouw. Abel heeft meer een herdersnatuur. Zoo vullen ze elkaar aan, en kan de gemeene nood beiden vereenigen.

Veel heiliger intusschen is het tegenwicht, dat de lijzondere genade biedt.

Christus zelf heeft den broederband geheiligd. Hij heeft zich verwaardigd, om Gods uitverkorenen als zijn broederen aan te nemen.

En in verband hiermee bloeit die heilige broederschap in allen die uit God geboren zijn. Geboren uit éénen Vader, en daarom allen saam broeders in de gemeenschap van den Eeniggeborene.

En het is deze broederschap, waarvan een heilige glans afstraalt ook op de broederschap onder zonen van hetzelfde huis.

In onze Christengezinnen kan en moet daarom de verhouding tusschen broeders en broeders edeler en keuriger zijn, dan dit buiten het Christelijk erf denkbaar is.

Toch verlate men zich hierbij niet al te zeer op den natuurlijken gang van zaken.

Vader en moeder, die hun zoons in éénen Doop heiligen mochten, hebben ook bij de opvoeding toe te zien, dat ze den broederband tusschen hun zoons nauwer aantrekken. u a

Hun mag het niet genoeg zijn, indien het in hun huis geen Kaïn en Abel's spel wordt; de broederband moet ook positieve vruchten afwerpen. Er moet niet enkel geen nijd., maar er moet ook liefde gekweekt. En dat niet pas als de zonen groot zijn, en de karakters zich gevormd hebben; maar dit werk der verzoening en der verbroedering en der saambinding moet reeds aanvangen in hun vroegste jeugd. Reeds bij hun spelen.

Dat ook de zusters hierop heiligend kunnen inwerken, toont menige gelukkige ervaring nog in onze dagen.

Maar toch ook de zonen zelve moeten, zoodra ze tot meerder bewustheid ontwaken, hierop met ernste toezien.

Ook zij moeten weten, wat gevaarlijke vonken ze in hun eigen hart omdragen; en ook hun gebed, en hun toeleg moet zijn, om elke uitbarsting van het booze vuur te voorkomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juli 1894

De Heraut | 4 Pagina's

„Zijn broeder Abel.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juli 1894

De Heraut | 4 Pagina's