Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Den Satan onder uwe voeten verpletteren.”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Den Satan onder uwe voeten verpletteren.”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de God des vredes zal den satan Iiaast onder uwc voeten verpletteren. Rom. l6; 20.

Opmerkelijk waren de leidingen Gods, dat reeds zoo kort na den grooten Pinksterdag in de hoofdstad zelve van het machtige Romeinsche Keizerrijk de Kerk van Christus tot openbaring kwam.

De heilige apostel Paulus hechtte blijkbaar aan dit feit groot gewicht, want er is geen brief onder al zijn zendbrieven, waarin met zoo machtigen greep de gerechtigheid Gods tegenover de gerechtigheid des menschen gesteld wordt, als zijn brief aan die aloude kerk van Rome.

En wat vooral de aandacht verdient, in geen kerk uit den toenmaligen tijd schijnt zulk een aanzienlijk aantal van beteekenende mannen en vrouwen te zijn vergaderd geweest als juist daar.

Wie in het slot van Romeinen de breede lijjt nagaat van personen, aan wie de heilige apostel zijn apostolischen groet biedt, en er op let van wat tal van personen Pjiulus met lof en eere vermeldt, hoe ze in den dienst des Heeren trouw en volijverig v.'aren bevonden, verstaat terstond, dat dit niet maar een dorre opsomming van namen is; dan toch ware zulk een lijst licht achter eiken brief te voegen geweest; maar dat Paidus hier de keurbende van uitnemende mannen en vrouwen monstert, die het den lleere beliefd had toen reeds in de kerk van Rome, als op de voorposten, te plaatsen.

Of Paulus dit feit van groote beteekeuis destijds reeds in al zijn strekking doorzien heeft, blijve hier onbeslist.

Daarover heeft de apostel zich niet in stelligen zin uitgelaten.

Maar dat hij beseft en gevoeld heeft, welke beteekenis vooral de kerk in de hoofdstad van het rijk der Caesars moest hebben, en er een open oog voor had, hoe de Christus juist deswege te Rome zulk een wolke van getuigen, starren van de eerste grootte aan den geestelijken hemel, bijeen had gebracht, dat blijkt, uit wat hij aan het eind der groetenissen er bijvoegt, duidelijk.

Immers na die breede lijst van mannen en vrouwen te hebbeu afgeloopen, voegt hij er als in één adem deze hoogst ernstige profetie aan toe: »En de God des vredes zal' den "satan haast onder uwe voeten verpletteren."

Niet tot al de diepte dezer woorden kan hier v/orden ingegaan. Ze zijn daartoe te rijk en te vol van beteekenis.

Doch zooveel verstaat dan toch een ieder wel, dat tegenover het Koninlcrijk Gods als zoodanig destijds het Romeinsche keizerrijk overstond, dat bij monde van zijn rljksvertegenwoordiger, Pontius Pilatus, den Koning van het Godsrijk tot den kruisdood had verwezen.

Niet alsof de inwoners van Rome zooveel slechter waren dan die van Corinthe of Epheze; maar Rome was nu eenmaal het centrum, het middenpunt van dit machtige rijk; van Rome was dit rijk en deze macht uitgegaan; het hart van heel dit rijk klopte in de stad met de zeven heuvelen; en het was de geest, in Rome machtig geworden, die van Rome uit heel de toenmalige wereld was binnengedrongen en daarin heerschte.

Vraagt ge nu, of er in die Romeinsche heerschappij niet ook veel uitnemends was, dan luidt het antwoord ongetwijfeld bevestigend. Groote gaven had God aan de inwoners van deze aanvankelijk kleine stad gegeven.

Bijna geen tweede voorbeeld is bekend van een klein erf, waarop zulk een reeks van mannen van den eersten rang geboren is; en meer nog van geen stad is het bekend, dat geheel de bevolking door zoo grootsche denkbeelden bezield, en met zulk een doortastende wilskracht begaafd was.

God had aan het Heidensche Rome groote dingen gedaan, en het was onder zijn wonderbaar bestel tot zeldzaam groote dingen geroepen.

Alleen maar, de geest van het oude Rome neigde er toe, om niet God, maar den mensch de eere te geven.

Door die in, alles doorgaande neiging was het oude Rome in den strik van satan gevallen.

Zonder het te weten of het te bedoelen, was alzoo. het Romeinsche rijk niet maar een, maar het instrument in satan's hand geworden.

En toen nu eindelijk het Koninkrijk Gods doorbrak, kon het niet anders of het moest tusschen dit Koninkrijk der hemelen en het rijk van Rome een strijd op leven en dood worden.

Een strijd waarin het scheen, dat Rome overwinnen zou; want het ruimde Jezus weg door het kruis van Golgotha; het vergreep zich straks aan het bloed der apostelen en der martelaren ; en terwijl aan den God gewaanden Keizer openlijk goddelijke eere werd bewezen, mioest de kerk van Christus, als onder s' Keizers voeten verpletterd, vluchten in de catacomben, d.i. in die onderaarsche gangen, die zich onder den bodem der wereldstad naar alle zijden uitbreidden.

Maar, en zie hier nu den geest der profetie, de heilige apostel des Heeren is er zoo vast van overtuigd, dat, ook al gaat het door stroomen bloeds, toch zijn Koning triomfeeren zal, dat hij niet aarzelt, onder de ingeving des Heiligen Geestes aan de keurbende van Christus te Rome, destijds reeds toe te roepen: De God des vredes zal den satan haast onder uwe voeten verpletteren.

En zoo is het geschied.

Bang en heftig is de worsteling geweest. De Romeinsche geest heeft zich met niets sparende beslistheid tegen den geest van Christus over gesteld, en geëischt, dat de discipelen en discipelinnen des Heeren openlijk de knie zouden buigen voor het satanisme, dat in Rome's Keizer belichaamd was.

Het Rome der Keizers volgde geen sluiksche wegen, maar bond den strijd openlijk aan. De. Christenen werden vijanden van den staat verklaard. Ze moesten zwichten of hun bloed zou vloeien.

En toen heeft hun bloed gevloeid, en

is in dat martelaarsbloed die hoogere macht des geestes openbaar geworden, waarvan men in het keizerlijk paleis het bestaan zelfs niet vermoedde.

Eeuwen lang is het toen hard tegen hard gegaan, en Rome's beste keizers waren de ruwste vervolgers van wie Jezus' naam belijden dorsten.

Maar met elk menschengeslacht dat kwam en ging, won de Christus veld en zag de keizer in zijn vorstelijk paleis zich de macht ontglippen, tot eindelijk de evenaar oversloeg, - de publieke, gëcbt kenterde, - en de volkeren uit het noorden over de Alpen togen, om aan het eens zoo machtige rijk van Rome's keizer den genadeslag toe te brengen.

Want, wat er ook daarna in Rome uit geheel andere drijfveer gezondigd is, dit alles neemt het feit niet weg, dat satans macht, gelijk ze destijds in Rome's adelaar verzinnebeeld was, werkelijk 'bezweken, en verpletterd is onder de voeten ^der Christenheid.

Toch was daarmee de strijd nog allerminst uit.

Wat toen te Rome geschied is, moet eens, op nog veel grooter schaal, voor heel de wereld herhaald worden.

De strijd tusschen den Christus en satan gaat niet om één enkel rijk, hoe overmachtig ook, maar gaat om heel de wereld.

Overste der wereld is de leugenachtige titel der eere, dien satan zich heeft aangematigd, en daarom is de strijd, die met Rome's ondergang eindigde, slechts voorbode en profetie van die alle eeuwen doorgaande worsteling tusschen den geest van Christus en den geest der menschheid in haar geheel.

In dien strijd hebben onze vaderen geworsteld, gelijk eens de keurbende van Christus in het rijk der Caesars.

In dienzelfden strijd gaat ook ons leven op, indien we de genade ontvingen, om waarlijk met de wereld te breken en den Christus aan te hangen.

En daarom geldt ook ons dat v/oord van den heiligen apostel, dat God de Heere welhaast den satan ook onder onze voeten verpletteren zal.

Want merk er op, geen dier mannen of vrouwen te Rome, aan wie de apostel dit stoute woord toeriep, heeft, eer ze stierven, er de vervulling van aanschouwd.

Tot aan hun dood toe scheen het veeleer, alsof, omgekeerd, satan hen verpletterde.

Maar in het geloof hebben ze volhard, en na hun dood zijn hun kinderen en kindskinderen tot de vrucht van hun worsteling ingegaan.

En zoo dan hebben ook wij te volharden, tegen hoop op hoop, in het beslist en onwankelbaar geloof, dat ook op onzen strijd de zege der verlossing volgen zal.

Wat eens voor RomCis gezien, het zal gezien worden voor heel de wereld, dat aan Christus de triomf blijft, en satans macht te pletter gaat.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 augustus 1894

De Heraut | 2 Pagina's

„Den Satan onder uwe voeten verpletteren.”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 augustus 1894

De Heraut | 2 Pagina's