Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

INGEZONDEN STUKKEN.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Buiten verantwoordelijkheid van 'de Redactie).

DEPOK (bij Batavia), 5 Juli 1894.

Hooggeleerde Hter!

Met verbazing las ik het schrijven van Ds. Adriaanse in de Heraut van 27 Mei jl., waarin ZWEerw. de vraag doet, waarom niet voor Europeanen en inlanders alleen in hti Maleisch godsdienstoefeningen kunnen worden gehouden, zoodat geen Nederduitsch meer bij de bediening des Woords zou worden gehoord. Ik meende in de Heraut van 18 Februari 11. reeds vrij 'duidelijk te hebben gezegd: «Slechts zeer weinig Inlanders zijn in staat eene Nederduitsche godsdienstoefening te volgen en niet meer Europeanen hunnen de Maleische godsdienstoefeningen hegrijpen''

Ook dacht mij, dat de daarop volgende zinsneden dit nog toelichten.

Evenwel — ik zie, dat ik niet duidelijk genoeg ben geweest, en althans, dat ik er niet in geslaagd ben om mijne overtuiging dat taalverschil hoofdoorzaak is van eene splitsing der gemeente in twee deelen bij den heer A. ingang te doen vinden.

Integendeel, niet al te onduidelijk wordt mij verweten, dat ik de eigenlijke oorzaak zou hebben voorbijgezien.

Deze eigenlijke oorzaak zou dan natuurlijk weder de hoogmoed zijn, die »blanken" tegenover de ^Javanen" gevoelen.

Na alles wat ik er vroeger over heb gezegd, zou ik zeker niet op den brief van Ds. A. geantwoord hebben — niet omdat ik niet gaarne Z.W.Eerw. te woord sta, doch omdat ik het eene vrij onvruchtbare zaak acht, over onderwerpen als in zijn bedoeld schrijven behandeld, te spreken met personen, _ die blijkbaar niet alleen niet op de hoogte zijn van toestanden, doch die zich de bestaande toestanden zelfs geheel verkeerd voorstellen.

Dit is' Ds, A. niet euvel te duiden: hij kan niet op de hoogte zijn der toestanden hier; wèl echter meen ik Z.W.Eerw. te mogen aanraden, voortaan niet alles te publiceeren, wat hem verteld wordt over Indië, als hij zich niet eerst heeft overtuigd dat zijn zegslieden werkelijk in staat zijn om de toestanden te beoordeelen. Want hij vergete niet, ook hier »is eer teer; '' en het smart de Indische Christenen niet weinig, nu rechtstreeks, dan zijdelings op onjuiste gronden van hoogmoed enz. te worden beticht. Eene onverdiende critiek verbittert licht en in casu sticht zij al zeer weinig nut.

M, i. ware het beter geweest, eene vraag als door Ds. A. werd gedaan, voor te leggen aan en te doen beantwoorden door Deputaten voor de zending.

Hunne uitspraak zou eene aanwijzing voor de bedienaars des Woords in Indië kunnen zijn. Ds, A's brief, noch mijn antwoord kan daartoe strekken.

Dat ik ondanks deze overwegmgen toch nog eens de pen over deze zaak ter hand neem, is eensdeels omdat de redactie der Heraut mij daartoe uitnoodigde, anderdeels omdat ik niet gaarne Ds. A, in de waan zou zien blijven, dat zijne zegslieden de spijker op den kop sloegen.

Ofschoon Ds. A. mededeelt dat deze zegslieden »oud gasten" zijn, en dat een hunner drie jaren hier in de gemeente leefde, moet hun, te oordeelen naar de inlichtingen, die zij aan Ds. A. verstrekten, alle bevoegdheid tot medepraten worden ontzegd.

Het is niet waar dat voor Europeanen en Javanen te zamen alleen in het Maleisch kan worden gepredikt.

Het is niet waar dat alle Europeanen eene Maleische godsdienstoefening zouden kunnen volgen.

Hel is niet waar dat de meeste Europeesche iidmaten der gemeente in het Maleisch geëxamineerd zijn.

Het is niet waar dat de zucht om niet met Javanen zamen te zitten, de eigenlijke oorzaak is der splitsing.

Ik wil trachten de juistheid dezer uitspraken uidelijk te maken, ook voor hen, die niet meer an oppervlakkig met Indië bekend zijn.

De Maleische taal is oorspronkelijk inheemsch n Malakka, in den Riouw-archipel en op Suatra.

Dit Maleisch — verdeeld in twee hoofddeelen — s eene afgeronde taal, die volkomen voldeed, n grootendeels nog voldoet, aan de behoeften der Inlanders.

Doch die ook niet verder gaat dan die beperkte behoeften. Zij heeft woordenen uitdrukkingen voor het eenvoudige dorpsleven en voor alles wat met het aardsch bestaan van de Maleier verband houdt.

De Islam heeft deze taal verrijkt met eenige Arabische woorden over abstracte begrippen, doch de gewone dorpsbewoner verstaat van die vreemde woorden slechts zeer weinig. De Maleier, die Christen wordt, moet tal van woorden tegelijk met de begrippen, die zij aanduiden, leeren kennen.

Dit Maleisch — oorspronkelijk dus slechts in een deel van den Archipel inheemsch — is door de zeevaarders van Malakka en Riouw over de kustplaatsen door den geheelen Archipel verspreid, en is, grootendeels ontdaan van de verschillende vormen, die in het Maleisch bestaan, de taal geworden, waarin vreemdelingen zich met de inh^emsche bevolking der verschillende eilanden onderhouden. Natuurlijk ondervond deze taak daarbij den invloed zoowelvan de landtaal, op de plaats, waar zij werd gebruikt als van de taal des vreemden, die ze sprak.

In de kustplaatsen verstaat men nu onder Maleisch de lingua franca, die op deze wijze ontstond en die dus naast een kern van Maleische woorden tal van Soendaneesche, Javaansche en andere woorden in zich opnam. Iemand die op midden-Java Maleisch met zijn bediende heeft gesproken, treft in het Bataviaasch-Maleisch tal van woorden aan, die hem onbekend zijn enz.

Uit deze korte mededeeling blijkt reeds hoe Ds. A. dwaalde, toen hij vroeg: jof niet te Batavia en elders voor Europeanen en Inlanders samen in het Maleisch kan worden dienst gehouden". Immers te Batavia en naasten omtrek heeft de lingua franca onder de benaming Bataviaansch Maleisch de moedertaal der Inlanders verdrongen; doch overal elders op Java spreekt de bevolking de landtaal, Javaansch, Soendaneesch of Madoereesgh. En evenzoo is het op de Buitenbezittingen, met uitzondering van de Maleisfhe landstreeken. Doch het Maleisch, dat daar gesproken wordt, verschilt zeer veel van het Maleisch der kuststreeken.

Batavia is de eenige plaats op Java waarvoor de vraag van Ds. A. dus zin zou kunnen hebben. Want wel wordt, naar ik meen, ook op andere kustplaatsen in het Maleisch gepredikt, doch de inboorlingen hooren dan het evangelie in eene taal, die niet de hunne is.

Maar voor Batavia zin kunnen hebben? zou dan de vraag toch

Theoretisch misschien ja, practisch neen!

Ik wees er reeds op hoe abstracte begrippen moeten worden aangeduid door vreemde woorden. Woorden, die in het dagelijksch leven nagenoeg nooit worden gehoord en die dan ook den Europeaan, die er zich niet bepaald op heeft toegelegd, onbekend zijn.

Doch er is nog meer.

De Inlandsche christen is over het algemeen een kind., dat met melk moet worden gevoed. De dienst des Woords moet voor hem zeer, zeer eenvoudig worden vervuld, zoó eenvoudig, dat men er zich op het kleinste dorp in Nederland geen voorstelling van kan maken.

Men moet hem toespreken in beelden aan zijn gedachtengang ontleend en daardoor hem de hoofdwaarheden trachten duidelijk te maken.

Nu zal het wel geen betoog behoeven, dat het Europeesche deel der gemeente andere behoeften heeft en op die wijze niet zou worden opgebouwd en gesticht.

Ik hoop dat dit duidelijk is. Misschien heb ik er echter nog niet genoeg den nadruk opgelegd dat de overgroote meerderheid der Europeesche lidmaten zelfs zulk een eenvoudige Maleische preek niet kan verstaan.

Het klinkt vreemd, dat men als men langen tijd hier in Indië is geweest nog niet goed Maleisch kent. En toch is dit zoo.

De meesle Europeanen zijn ambtenaren, die, aan vele overplaatsingen onderhevig, nu eens hier, dan eens daar in den archipel zijn, en zoo in zich verzamelen eenige kennis van verschillende talen, doch niet één taal goed leeren.

Vooral ook, omdab — n'en déplaise de zegslieden van Ds. A. — de Europeaan over het algemeen betrekkelijk weinig met Inlanders spreekt.

Is men eenigen tijd in Frankrijk, dan moet men of men wil of niet Fransch leeren, anders komt men niet te recht. Doch hier is het geheel anders. Met de kennis van hoogstens een paar honderd Maleische woorden kunnen de meesten gedurende hun geheele verblijf in Indië volstaan: want zaken en dienstbelangen worden met Europeanen behandeld.

Een eenigszins belangrijk gesprek houdt men weinig met een Inlander; men vindt over 't algemeen bij hem te weinig aanrakingspunten en men beschikt wederzijds vaak niet over een voldoende woordenkeuze.

Om met een Inlander over iets anders dan het gewone dagelijksche leven te spreken, moet men zich bepaald moeite hebben gegeven om de taal en de vele daarbij benoodigde vreemde woorden te leeren kennen. En daar nog slechts zeer weinig Europeanen zich bewust zijn van eene hoogere roeping tegenover de Inlanders, is het begrijpelijk, dat de meeste Europeanen — zelfs ook zij die hier geboren zijn — niet voldoende het Maleisch •— of wat zich als zoodanig aandient — machtig zijn om bijvoorbeeld den Bijbel te verstaan of eene godsdienstoefening te volgen.

Er zijn natuurlijk Europeanen, die veel met inlanders in aanraking moeten komen, doch dit zijn betrekkelijk weinigen en men vindt ze veel meer in de binnenlanden dan te Batavia.

En hier is nu aüeen sprake van Batavia omdat de binnenlanden hunne eigen taal hebben.

Wat Ds. A.'s bronnen vermelden over het geëxamineerd zijn in het Maleisch, is zuiver phantasie. Er is in de Gereformeerde Kerk alhier niet één lidmaat, die in het Maleisch geëxamineerd werd, en slechts één, die bij zijne opleiding ook onderwijs in het Maleisch ontving en daarin eenige examens deed, zonder dat hij ook maar zou durven beweren, dat hij nu op de hoogte van het Maleisch is.

Het door mij medegedeelde feit, dat door Ds. A. wordt geciteerd, n.l, dat mijne echtgenoote en ik de Avondmaalsviering in het Maleisch bijwoonde, bevestigt dan ook slechts eenig en alleen in schijn de mededeelingen van Ds. A.'s oud-gasten.

Mijne vrouw had behoefte aan het Sacrament als zoodanig en daarom ging zij naar den Maleischen dienst. Zij heeft van dien dienst dan ook niets begrepen dan de Sacramenteelc woor­ en, omdat zij natuurlijk wist dat die bij de oereiking van brood en beker werden gebruikt.

Ik heb dit feit dan ook alleen medegedeeld m te doen gevoelen hoe weinig van hoogmoed prake is; men leide er niet iets anders uit af.

Ik heb die quaestie van »hoogmoed" vroeger oo uitvoerig behandeld, dat ik geen opgewektheid heb daar nu weder over te schrijven.

Zoeken de bronnen van Ds. A. daarin de oorzaak van de splitsing der gemeente in twee deelen, ik kan geen wiskundige formule samenstellen, waar mijne meening als resultaat in cijfers uitkomt. Alleen merk ik op, dat het werkelijk niet noodig is zulk eene grievende aanklacht tegen de Indische Europeesche Christenen in te dienen, waar èn taalverschil èn verschil van geestelijke behoeften eene dergelijke splitsing noodig maken.

Men dwinge geen kunstmatige eenheid, waar natuurlijke afscheidingen bestaan!

_ Komt die eenheid geleidelijk, dan zal niemand zich daarover meer verheugen dan ik. Veel meer dan door taaldwang zal zij echter bevorderd worden, als Europeesche en Inlandsche Christenen leeren buiten het kerkgebouw in elkanders lief en leed te deelen — wat over het algemeen nog te weinig geschiedt, niet uit hoogmoed doch uit gebrek aan aanrakingspunten — en zóó meer en meer de bestaande hoogere eenheid wordt gevoeld.

Ik verwerp dus het denkbeeld van Ds, A, als. onmogelijk en ongewenscht.

Ten overvloede vestig ik er nog de aandacht op, dat wij te deze opzichte in Gods Woord eene aanwijzing hebben, die wij door onze redeneerkunst niet ter zijde mogen stellen. Ik bedoel het feit dat de Heilige Geest op den Pinksterdag aan de apostelen leerde het Evangelie te prediken, sin hunne eigene talen" en dat, terwijl het meerendeel van het'gehoor wel Grieksch of eene andere wereldtaal zal hebben verstaan. Men behoort als regel het Woord Gods in zijne eigene taal te hooren.

Europeanen moedertaal. en Inlanders in hunne eigen

Gedurende mijn tweejarig verblijf te Batavia — en dit geldt de slot opmerking van de redactie der Heraut — is het enkele malen gebeurd dat Europeanen en Inlanders samen vergaderden (bij de Kerstfeestvieringen met de kinderen der gemeente en bij bidstonden). Bij die gelegenheden werden Maleisch en Nederduitsch afwisselend gebruikt.

Ter voorkoming van misverstand herhaal ik, wat ik reeds in de Heraut van 18 Februari 11. schreef, dat ik met Europeanen hen bedoel, die een band des geloofs, ook met Inlanders en Chineezen, kunnen gevoelen. Voor de Europeanen, die zonder God of godsdienst leven — en deze zijn velen — is de Inlander over het algemeen niet veel meer dan een overgangsvorm tot een aap. Doch deze Europeanen komen niet in onze kerk.

Is Ds. A. door het bovenstaande niet voldaan, welnu ik hoop hem spoedig te Zeist de broederhand te komen drukken en mocht hij bij mijne terugkomst in het vaderland reeds naar Java zijn vertrokken, dan bid ik hem van ganscher harte niet alleen eene voorspoedige reis, doch ook een rijk gezegenden arbeid toe. Hij zal dan bij dien arbeid, naar ik vertrouw, beter dan door lange betoogen overtuigd worden van de juistheid van hetgeen ik schreef.

Met dankzegging voor de verleende plaats ruimte en met verzekering mijner bijzondere hoogachting, hlijf ik gaarne

Uw Hooggel. dienstw. dienaar.,

IDENBURG.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 augustus 1894

De Heraut | 2 Pagina's

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 augustus 1894

De Heraut | 2 Pagina's